Hoe de ‘rassenrellen’ van 1972 nu nog doorwerken in Rotterdam

Essay | Afrikaanderrellen Rotterdam De rellen in de Afrikaanderwijk, in augustus vijftig jaar geleden, is een vergeten verhaal – maar is nog altijd relevant voor de problemen in het Rotterdam van vandaag, stelt Marc Schuilenburg.

Meubilair op straat gegooid tijdens de rellen in de Afrikaanderwijk in 1972.
Meubilair op straat gegooid tijdens de rellen in de Afrikaanderwijk in 1972. Foto Ary Groeneveld / Stadsarchief Rotterdam

‘En wéér: wraak op Turken …’, kopte Het Vrije Volk op 11 augustus 1972 over de hevige rellen die waren uitgebroken in de Afrikaanderwijk in Rotterdam-Zuid. Honderden jongeren wilden voor de tweede keer binnen 24 uur „afrekenen met de Turken, die onze huizen inpikken”. Aanleiding is een uit de hand gelopen huurconflict tussen een Turkse huisbaas en een 26-jarige Nederlandse vrouw over haar huurschuld. Tijdens de verhuizing naar een andere woning loopt een ruzie tussen buurtbewoners die haar hierbij helpen en Turkse bewoners zo hoog op, dat er messen worden getrokken en het meubilair van de huiseigenaar uit het raam wordt gegooid en in brand wordt gestoken. Vanaf dat moment blijft het een week lang onrustig in de Afrikaanderwijk en omliggende straten.

In augustus is het vijftig jaar na de ‘rassenrellen’ of ‘Turkenrellen’, zoals ze in de media en de volksmond werden genoemd. Knokploegen bestormen huizen van bewoners met een Turkse achtergrond en gooien brandbommen en stenen bij Turkse pensions naar binnen. Op straat worden borden omhooggehouden met de tekst: ‘Alleen te huur voor Hollanders’. Personen scanderen racistische leuzen en roepen dat ze de gastarbeiders gaan lynchen. 82 mensen worden aangehouden, onder wie acht bewoners met Turkse roots, de anderen zijn overwegend jonge, autochtone Rotterdammers van zestien tot 25 jaar. De schade aan Turkse huizen en pensions loopt in de tonnen.

De rellen in de Afrikaanderwijk is een vergeten verhaal in de Rotterdamse geschiedenis. Het dominante verhaal is dat de stad na het bombardement in de Tweede Wereldoorlog haar rug heeft gerecht. Sindsdien zijn de wereldhaven en iconische architectuur de Rotterdamse identiteit gaan vormen. Dit verhaal van wederopstanding en van samenleven met andere culturen heeft als nadeel dat alles wat erbuiten valt naar de achtergrond is gedrongen of in vergetelheid is geraakt. Feit is dat Rotterdam ook de stad is van de eerste grote etnische rellen in Nederland.

Relschoppers gooien met stenen naar Turkse pensions. Foto Vincent Mentzel

De rassenrellen van 1972 hebben nooit sterk op mijn netvlies gestaan. De eerste keer dat ik ermee in aanraking kwam, was enkele jaren geleden in de huiskamer van Ed in de Slaghekstraat – met de Paarlstraat, Wapenstraat en Goede-Hoopstraat het centrum van de rellen. Ik deed onderzoek naar Buurt Bestuurt in Hillesluis, een initiatief waarin buurtbewoners meebeslissen over de aanpak van de grootste problemen in hun wijk om zo de leefbaarheid ervan te verbeteren. De uitkomst van dit onderzoek was dat de frustraties en boosheid bij de bewoners zich bleven opstapelen omdat de gemeente niks deed met hun suggesties om de problemen in hun wijk aan te pakken. Ook van een representatieve participatie van de wijk kwam weinig terecht omdat vooral autochtone, witte Nederlanders aan Buurt Bestuurt meededen.

Ed vertelt mij dat er niets nieuws onder de zon is. De bewoners voelen zich al heel lang in de steek gelaten door het stadhuis en Turkse bewoners treden hier altijd weinig buiten hun eigen kring. Dat is al zo sinds het begin van de jaren 70, legt hij mij uit, met de komst van goedkope arbeidskrachten uit andere landen om het werk in de Rotterdamse haven uit te voeren. Toen klaagden de bewoners al steen en been over de woningnood in de wijk en het gebrek aan aandacht van de gemeente voor hun problemen. Hij vraagt of ik weet wat er in augustus 1972 in de Slaghekstraat gebeurde.

De politie bewaakt woningen van bewoners met een Turkse achtergrond, in de Wapenstraat.

Foto Bert Verhoeff / Anefo

Vreemdelingenhaat

Intussen weten we dat de voedingsbodem van de rellen een mengelmoes was van racisme, sociale nood en sensatiezucht. Het Vrije Volk spreekt op 11 augustus 1972 van een ‘volksgericht’ waarbij Turkse bewoners „kennis hebben gemaakt met het euvel van de vreemdelingenhaat”. De Telegraaf sprak bewoners die zeggen dat „ze het hele zooitje in zee moeten droppen” en „de Duitsers waren zo gek nog niet”. In dezelfde krant komt een lid van het wijkcomité aan het woord: „Ze zijn met te veel. Dan ga je je ergeren aan hun gedrag. Ze moeten zich tenslotte aan ons aanpassen en wij niet aan hen.” Ook burgermeester Wim Thomassen duidt de rellen in termen van een rassenconflict, daarvoor „heb ik te veel anti-Turkse opmerkingen gehoord”.

Zeker, racisme was een factor. Maar er speelden ook andere zaken mee: woningnood, verpaupering van de wijk en het gevoel dat de gemeente alles op haar beloop liet en geen enkele aandacht had voor de klachten van de bewoners. Zo bereikt de gemeenteraad een klein jaar voor de rellen al diverse noodsignalen over de verloedering op straat, de erbarmelijke staat van veel woningen en een groot gebrek aan publieke voorzieningen. De rellen zijn zo bezien niet de uitkomst van rassendiscriminatie, menen verschillende raadsleden in de raadsvergadering na de rellen, maar het gevolg van falend beleid van de gemeente.

De politie arresteert relschoppers. Foto Vincent Mentzel

Na de eerste dagen van de rellen keert het conflict zich ook tegen de politie. Relschoppers uit andere Rotterdamse wijken en andere steden komen naar de Afrikaanderwijk en de politie moet charges uitvoeren om de agressieve menigte uit de wijk te verdrijven. Op 15 augustus zijn er zo’n 300 jongeren op de been. „Dit heeft niets meer met de huisvestingsproblemen van buitenlandse werknemers te maken”, zegt de politiewoordvoerder. Van een volksgericht gaat het over in ‘agentje-pesten’ en politieagenten worden met stenen en molotovcocktails bekogeld.

Over de oplossing van de problemen in de Afrikaanderwijk is de politiek het snel eens: de sluiting van pensions voor gastarbeiders. Binnen twee maanden na de rellen worden 44 pensions ontruimd, ze voldoen niet aan de eisen van bouw- en woningtoezicht. Ruim 200 pensions komen op de lijst om te worden gesloten.

Regulerend optreden

Het meest controversiële besluit is de spreiding van personen met een niet-westerse achtergrond over de stad door de invoering van een maximum van 5 procent waarmee de verhouding wordt geregeld tussen Nederlanders en buitenlanders in de Rotterdamse wijken. Volgens PvdA-wethouder Jan Reehorst is dit de minst slechte uit twee opties: „Of de zaken op hun beloop laten of regulerend optreden”.

Verzet tegen de maatregel komt vooral van liberale zijde. Ondanks het „discriminatoire karakter” van de maatregel, aldus PvdA-fractievoorzitter Arie Lems, wordt ze met ruime meerderheid van stemmen aangenomen.

Gastarbeiders laten hun woonsituatie zien in de Afrikaanderwijk. Foto Vincent Mentzel

In 1974 vernietigt de Raad van State het spreidingsbeleid omdat het in strijd is met het VN-verdrag dat discriminatie door de overheid verbiedt. Maar de wens om de toelating van migranten in de stad beter te regelen, heeft een boemerang-effect in de Rotterdamse politiek. Zo wordt in de jaren erna in verschillende beleidsstukken de noodzaak benadrukt van een betere spreiding over de stad.

Uiteindelijk is het Leefbaar Rotterdam, de partij van Pim Fortuyn, die erin slaagt om de omstreden maatregel, aangeduid als de ‘Rotterdamwet’, door te drukken. De sociaal-economische problematiek waarmee Rotterdam kampt, wordt zo definitief herleid tot een cultureel probleem.

Hoe ging dat? In 2002 wint Leefbaar met overmacht de gemeenteraadsverkiezingen. Naast criminaliteit staan de islam en integratie hoog op de politieke agenda en deze drie onderwerpen worden door Leefbaar moeiteloos met elkaar in verband gebracht. Leefbaar-wethouder Marco Pastors spreekt van een „allochtonenstop” en er moet een „hek om Rotterdam” komen om een einde te maken aan de komst van immigranten.

Familie met een Turkse achtergrond kijkt vanuit het raam naar de rellen. Foto W. Punt / Anefo

Met steun van de regering in Den Haag wordt de Rotterdamwet ingevoerd. Daardoor kunnen woningzoekenden die geen inkomen hebben, worden geweerd uit wijken die er wat betreft leefbaarheid en veiligheid slecht aan toe zijn. Onder het motto ‘Rotterdam zet door’ wordt gesproken over ‘kansarme bewoners’ in plaats van ‘allochtone bewoners’. In feite gaat het over dezelfde groep die in 1972 het doelwit was van de rassenrellen: Turkse en Marokkaanse nieuwkomers die naar Rotterdam kwamen om in de haven te werken.

Lees ook dit interview met Richard Moti (PvdA): ‘Schrap de ‘Rotterdamwet’, voer wettelijk recht op gelijke kansen in’

Uit evaluaties blijkt dat de veranderingen in de bevolkingssamenstelling van de wijken waar de Rotterdamwet is toegepast, niet hebben geleid tot een verbetering van de leefbaarheid en veiligheid in deze buurten. Veel mensen op Zuid kampen dan ook met een soort gelatenheid of moedeloosheid over hun situatie. Armoede? Alom troef. Schietpartijen? Hoort erbij. Dealen? Dat doet iedereen hier.

Inmiddels weten we dat veiligheid niet verbetert met de wet en wapenstok alléén. Ook aan de ‘positieve kant’ van veiligheid moet worden gewerkt: het versterken van voorwaarden als zorg, vertrouwen en geborgenheid. Ondanks veel kritiek, vanwege het discriminerende karakter van de spreidingswet, houdt het nieuwe college van Leefbaar, VVD, D66 en Denk vast aan de wet.

Terwijl veel van de problemen van vijftig jaar geleden, nog steeds de problemen van vandaag zijn.

Marc Schuilenburg is bijzonder hoogleraar Digital Surveillance aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In zijn boek Hysterie. Een cultuurdiagnose is een hoofdstuk gewijd aan de Afrikaanderrellen.