Opinie

De cultuursector is groot geweld aangedaan. Alsof Netflix twee jaar geen nieuwe films mocht publiceren

Cultuursector Lege theaters, productionele chaos en demotivatie bij organisaties en artiesten zijn gevolgen van de slechte behandeling van de sector, schrijft .
De Koninklijke Schouwburg in Den Haag.
De Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Foto Andreas Terlaak

Het culturele seizoen loopt op z’n einde. Sinds de heropening van de theaters verschenen er meerdere artikelen over het „spook van de lege zalen” (NRC, 2/6). Regisseur Heiner Müller gaf in 1995 een profetisch antwoord op de vraag: ‘Waarom theater’. „De enige manier om een antwoord te formuleren is: een jaar lang alle theaters ter wereld te sluiten.”

Dit gedachte-experiment is ondertussen meer dan werkelijkheid geworden, en het resultaat is bedroevend. Zelfs wereldsterren als Cecilia Bartoli of Abd Al Malik krijgen post-corona een middelgrote zaal niet meer één of twee keer uitverkocht.

Alle mogelijke verklaringen zijn ondertussen de revue gepasseerd. Onderbroken gewoontes, volle agenda’s, tegenvallend of juist overweldigend veel aanbod (Het Parool, 31/5), last-minute kaartverkoop, Covid in een team van onvervangbare mensen (de Volkskrant, 6/4), het gemak van de livestream, angst voor besmetting, een schreeuwend tekort aan technici (Trouw, 18/5), aarzeling bij complex werk en natuurlijk: inflatie (NRC, 3/6). Maar geen enkele krant benoemt in mijn ogen het meest basale gegeven: dat de culturele sector twee jaar lang regelrecht geweld is aangedaan.

Productiestress

Stel je eens voor dat Netflix 24 maanden geen nieuwe films of series mag maken of publiceren. Wat er nog beschikbaar is, heeft de laagste beeldkwaliteit. Wanneer de crews ineens weer mogen filmen, blijken er geen cameramannen en -vrouwen meer te zijn. Nieuw werk komt onder grote productiestress tot stand. Dit heeft een directe weerslag op de acteurs en dus op alles wat de kijker te zien krijgt. Om over het gebrek aan inspiratie voor de scenarioschrijvers nog maar te zwijgen, in een wereld waarin je twee jaar lang nauwelijks nieuwe ervaringen kon opdoen. Wie zou er dan nog betalen voor Netflix?

Lees ook: Overspannen markt en no-shows zorgen voor lege zalen

Toen de lockdown begon, had ik hoop: dat de wil om bij elkaar te komen zou exploderen door hartstochtelijke verveling. Ik had beter moeten weten. Het lange wachten maakte plaats voor nieuwe routines, gemak en huiselijkheid. De drempel om de deur uit te komen is in Nederland altijd al hoog geweest. Toen Thuisbezorgd opkwam in de steden, hoorde ik bemiddelde mensen om mij heen met genoegen zeggen: ‘nu kunnen we precies dezelfde maaltijd eten en hoeven we niet meer te betalen voor drankjes in het restaurant.’ Het hele concept van ‘uit eten gaan’ lijkt hen vreemd, of op z’n minst: geen extra geld waard. De fameuze dvd-uitspraak van Hugo de Jonge staat dan ook in een lange traditie van pure functionaliteit, waar de podiumkunsten in Nederland al sinds mensenheugenis tegenop moeten boksen.

Demotivatie

Het zal na deze ruptuur (de facto: een beroepsverbod van twee seizoenen) jaren duren om de relatie met het publiek weer op te bouwen. Als de chaos in het culturele veld alle professionals niet al veel eerder nekt. Het grootste probleem lijkt mij demotivatie: voor artiesten én voor het publiek. Het is een onwerkelijke ervaring om met minder mensen in de zaal te zitten dan dat er artiesten die op het podium staan. Of om op het podium te voelen dat technici van wie je volledig afhankelijk bent op een veeleisend en kwetsbaar moment zo overbelast zijn dat een voorstelling niet meer veilig gedraaid kan worden. Alsof een evenwichtsbalk onder de voeten van een olympische turnster gaat wiebelen tijdens een kampioenschap.

Na twee jaar corona is het gevaarlijkste en meest urgente moment voor de podiumkunsten nu pas aangebroken. Het draait in wezen niet om het geld, om kaartverkoop of sluitende begrotingen, gestut door subsidies die moeilijker en moeilijker te verantwoorden zullen zijn wanneer het publiek wegblijft. Wat op het spel staat is: de motivatie van podiumkunstenaars om met de noodzakelijke overgave hun werk te blijven doen. Om de emotionele atleten van een samenleving te zijn, die overweldigende gebeurtenissen in een leven vertalen naar woorden, beelden en klanken die dat vreemde, menselijke bestaan van ons bevattelijker maken. Kunnen we dan echt zonder?