Bierwormpje

Amsterdamse beestjes Stadsecoloog Remco Daalder schrijft op gezette tijden over de dieren en vogels van Amsterdam. Ditmaal een onbekend en onzichtbaar wezen dat dol is op bier.

Stug.stug, CC BY-SA 3.0, https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0, via Wikimedia Commons

Honderd jaar geleden staarde professor Ludwig in een Beierse biertuin in zijn lege bierpul, in blijde verwachting van een nieuw, vol exemplaar. En hij kreeg een lumineus idee. De natuur was toch overal? Met de moderne optische middelen werden toch op de raarste plekken minuscule organismen ontdekt? Dan moest er ook leven zitten in zijn bierviltje. Dat was immers gemaakt van echte eikenpulp. Het werd regelmatig natgehouden door de bierdrinkers, en ’s avonds stapelde de kroegbaas ze op om ze de volgende dag weer te kunnen gebruiken. Een houtbodem, vocht, warmte, broei dus, ideale groeiomstandigheden voor levende wezens. Hij dronk nog een paar halve liters om zijn idee te vieren en zette in de daaropvolgende week een opdracht uit onder zijn studenten.

Die zwermden uit over de biertuinen in de regio, waar ze uitputtende studies verrichten naar de effecten van verschillende soorten gemorst bier op viltjes, en het duurde niet lang voor het raak was. Student Jahn veroverde in een biertuin in Schleusingen viltjes waarin een soort microworm werd ontdekt, een nematode, die nog onbekend was voor de wetenschap. De Nederlander Jan de Man mocht de soort voor de wetenschap beschrijven en noemde hem Panagrellus redivivus. In het Engels: beermat-nematode. In het Nederlands: de bierviltjes-worm. Die namen zijn licht misleidend, want later bleek dat dit wormpje op heel veel plekken voorkomt, als er maar gist in de buurt is, want daar leeft hij van. Hij zit bijvoorbeeld ook in ouderwets gebonden boeken, waar hij van gistcellen leeft die weer leven op de bindlijm van die boeken.

Een droog, nieuw viltje is wormpjesloos. Dan komen er bierdrinkers

Hoe gaat dat nu in zo’n viltje. Een droog, nieuw viltje is wormpjesloos. Dan komen er bierdrinkers, die regelmatig wat drank morsen, waardoor het viltje vochtig wordt en er gistcellen in terecht kunnen komen. In de zomerzon, buiten op het terras, ontstaat dan de ideale kweekbodem voor wormpjes, die er vaak ook terechtkomen, want ze zitten overal. Het zijn wezentjes van maximaal twee millimeter groot. De mannetjes hebben een frivool krulstaartje. Mannetjes en vrouwtjes vinden elkaar door het uitstoten van geurstoffen. De vrouwtjes kunnen elke dag veertig levende jonkies uitpoepen. Die zijn na drie dagen geslachtsrijp en gaan dan zelf veertig jongen per dag produceren. Zodat een viltje al snel honderden, duizenden wormpjes kan huisvesten.

Het wormpje is een volwaardig wezen, het kan bewegen, eten, reproduceren, reageren op de omgeving en reageren op bedreigingen, en daarmee is het leven van het gros van de menselijke biertuinbezoekers ook aardig omschreven.

Deze zomer zult u op allerlei terrassen mensen zien die schijnbaar doelloos in hun bierglas staren. Stoor ze niet. Ze onderzoeken een ecosysteem waarin honderden, duizenden wezentjes rondkrioelen en elkaar met liefdesgeuren bestoken. Steun hun onderzoek. Drink met ze mee.

Stadsecoloog Remco Daalder schrijft op gezette tijden over de dieren en vogels van Amsterdam.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.