Opinie

Burgerfora kunnen de vertegenwoordiging in onze democratie wel degelijk aanvullen

Democratie Met goede afspraken zijn de risico’s van burgerberaden in te dammen. reageert op de argumenten van Annemarie Kok.
Een speciaal burgerberaad waarin burgers meedenken en meebeslissen over het klimaatbeleid.
Een speciaal burgerberaad waarin burgers meedenken en meebeslissen over het klimaatbeleid. Foto Morris Bennis / ANP

Conservatieven bedienen zich doorgaans van drie typen argumenten om progressieve voorstellen tegen te houden, volgens de filosoof Albert Hirschman. Ten eerste perversiteit: het voorstel leidt tot het omgekeerde van wat wordt beoogd. Ten tweede futiliteit: het voorstel is onbeduidend en leidt tot niets. Ten derde gevaar: het voorstel is wel beduidend, maar het bedreigt andere verworvenheden. Deze argumenten zijn deels tegenstrijdig, want een voorstel kan niet tegelijkertijd betekenisvol en betekenisloos zijn.

In de kritiek van Annemarie Kok op burgerfora of burgerberaden, afgelopen zaterdag in NRC (Burgerberaad is niet ‘echte democratie’, 18/6), zijn alle drie typen argumenten terug te vinden, inclusief bijkomende tegenstrijdigheden. Allereerst het perversiteitsargument. Burgerfora beloven de democratie te versterken, maar ondermijnen haar juist, betoogt Kok. Ze geven een „dwingend en mogelijk zelfs bindend advies”. Daarmee wordt de representatieve democratie „gegijzeld”: die moet haast wel instemmen. Dit risico bestaat inderdaad, maar valt goed in te dammen. Bijvoorbeeld door af te spreken dat het advies uitmondt in meerdere opties waarover de raad of de bevolking zich uit kan spreken middels een preferendum. Of door te zorgen dat de discussie binnen een burgerforum tegelijkertijd ook daarbuiten gevoerd wordt. Op sociale media, in buurthuizen, bibliotheken, scholen en maatschappelijke organisaties. Met kunstenaars die er kunstwerken over maken en leerlingen die erover tekenen, zingen of filmen.

Burgerfora zijn volgens Kok om nog een andere reden een pervertering van de democratie: gelote deelnemers zijn volgens haar minder representatief dan gekozen volksvertegenwoordigers. Ze representeren identiteitskenmerken zoals migratieachtergrond, gender of leeftijd. Vertegenwoordiging gaat volgens Kok echter niet om identiteit, maar om verantwoording: vertegenwoordigers moeten ter verantwoording geroepen kunnen worden. Dat is een interessante invulling van vertegenwoordiging, maar vertegenwoordiging in termen van identiteit is gebleken ook waardevol te zijn, want mensen met een praktische opleiding brengen vaker onderwerpen in die voor praktisch opgeleiden relevant zijn. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld leeftijd, gender en migratieachtergrond. Vertegenwoordiging via verantwoording vereist bovendien dat burgers massaal lid zijn van politieke partijen waar die verantwoording plaatsvindt. Helaas is slechts 2,4 procent van de Nederlanders partijlid, dus representatie via verantwoording vindt nauwelijks plaats. Aanvullende vormen van representatie zijn dus wenselijk.

Lees hier het opiniestuk van Annemarie Kok: Burgerberaden leiden tot een chaotische democratie

Al genoeg externe invloed?

Het voorstel voor burgerfora is volgens Kok ook futiel: burgerfora beogen de gekozen volksvertegenwoordiging van buitenaf te beïnvloeden, maar daar is al veel gelegenheid voor, zoals inspraakavonden, burgerinitiatieven en het polderen van maatschappelijke organisaties. Maar als we Koks perversiteitskritiek serieus nemen, geldt deze ook voor inspraakavonden, burgerinitiatieven en polderen. Daar mist dan ook vertegenwoordiging als verantwoording. Hirschman stelde al dat het perversiteitsargument parasiteert op het feit dat progressieven er eerder niet naar luisterden: van de angst dat inspraak, burgerinitiatieven of polderen de democratie zouden ondermijnen, waren weinigen onder de indruk. Dus kwamen deze ooit progressieve voorstellen er, en kunnen conservatieven nu betogen dat burgerfora futiel zijn omdat we al deze vormen van externe invloed al hebben.

Maar als we externe invloed wenselijk vinden, is een burgerforum dan een slechter idee dan die andere vormen? Dat is de vraag die Kok zich zou moeten stellen. Bij deze afweging zouden burgerfora winnen, want via inspraak en burgerinitiatieven hebben vooral theoretisch opgeleiden invloed, en polderen geeft vooral invloed aan bedrijven en grote maatschappelijke organisaties (van wie de leden soms niet eens hun lobby steunen, maar lid zijn omdat ze hulp bij autopech willen).

Ook het gevaarargument vinden we bij Kok. Ze betoogt dat burgerfora een belangrijke verworvenheid bedreigen, namelijk overzichtelijkheid. Burgerfora leiden volgens haar tot politieke en bestuurlijke chaos, „waarin niet meer duidelijk is wie waarover gaat en waarom”. Dit is inderdaad een risico, maar het kan goed beperkt worden door heldere afspraken over waar een burgerforum toe moet leiden en wat er vervolgens met de adviezen gebeurt.

Lees ook dit opiniestuk: Burgerraad? Somber niet over het parlement

Tussen uitersten

Kok signaleert dus terecht risico’s van burgerfora. Daar ontbreekt het bij voorstanders nog weleens aan. De oproep van Eva Rovers tot ‘echte democratie’ getuigt van weinig besef van die risico’s. Daarbij is het, zoals Kok terecht stelt, een misplaatste diskwalificatie van de gekozen volksvertegenwoordiging. Maar er is veel ruimte tussen beide uitersten: burgerfora zijn niet de ‘echte’ democratie, maar wel de moeite van het proberen waard. Ze kunnen ons democratisch debat verbreden en verlevendigen en een meer constructieve draai geven. Want ze draaien niet om wat er allemaal mis is, maar om wat we daaraan kunnen doen. Ze kunnen onderwerpen waarover binnen politieke partijen heel verschillend gedacht wordt, uit de politieke loopgraven tillen en met frisse blik bekijken. Vele landen gingen ons voor. Nu wij.