‘Brandbrief aan minister Kuipers: houd medicijnproductie in Nederland”, kopt RTL Nieuws in maart op zijn site. Kamerleden van de VVD, PvdA en SP waarschuwen in het artikel dat de medicijnproductie in Nederland in gevaar is en naar Azië dreigt te verdwijnen. De aanleiding: een dringende brief aan de minister, ondertekend door patiënten- en zorgorganisaties.
„Bij een nieuwe pandemie, een geopolitieke crisis of een andersoortige disruptieve gebeurtenis zullen miljoenen Nederlanders niet beschermd zijn tegen plotselinge grote tekorten van essentiële generieke medicijnen”, stellen kankerfonds KWF, apothekersorganisatie KNMP, het Leids Universitair Medisch Centrum en nog een aantal zorgpartijen in de brief. Zo’n tachtig procent van de medicijnen waar geen patent op rust (dus het goedkopere segment) komt immers uit India of China.
En dus moet er wat gebeuren. Minister Kuipers moet de zorgverzekeraars verplichten om 30 tot 40 procent van de medicijnen zonder patent in eigen land af te nemen, aldus de zorgorganisaties. Volgens RTL Nieuws heeft Nederland zelfs nog maar één fabriek waar op grote schaal zulke medicijnen worden gemaakt. Dus, vragen het CDA en de SGP op 24 maart aan minister Kuipers: kan deze brandbrief „met voorrang en grote spoed” worden beantwoord?
Wat alleen overal onbenoemd blijft: de brandbrief is helemaal niet geïnitieerd door het KWF of de Hartstichting. En dat er nog maar één Nederlandse medicijnfabriek bestaat, is ook wat kort door de bocht. NRC en onderzoekscollectief The Investigative Desk traceerden de brief terug naar Hague Corporate Affairs, een Haags lobbykantoor waar onder anderen Jan-Peter Balkenende, Loek Hermans en Dick Berlijn strategisch advies verkopen aan bedrijven. Het kantoor blijkt in opdracht van een farmaceutisch bedrijf zorgorganisaties benaderd te hebben om de brief te ondertekenen. Het gaat om Innogenerics, de zelfverklaarde „laatste grote generieke medijnfabriek van Nederland”.
„Ons bureau stuurt deze brief in het kader van onze inspanningen voor Innogenerics”, aldus een lobbyist van Hague Corporate Affairs in de e-mail naar een van de zorgorganisaties. De gezamenlijke oproep moet de fabriek in Leiden meer afzet opleveren. „Het doel is om de fabriek open te houden [...]. Hierbij kunnen we alle steun gebruiken.”
Opvallend, want deze fabriek heeft al staatssteun ontvangen via een omstreden reddingsactie. In augustus 2020 kregen twee ondernemers de Leidse medicijnfabriek met behulp van publiek geld in handen. Via de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) verleende de staat een lening ter waarde van 6,7 miljoen euro. VWS subsidieerde daarnaast een ‘kenniscentrum’. Deze nieuwe stichting (het Nationaal Farmaceutisch Kenniscentrum) krijgt in 2020, 2021 en 2022 in totaal 12,7 miljoen euro, waarvan zo’n 10 miljoen euro direct naar Innogenerics moet vloeien, zo blijkt uit documenten verkregen met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Waarom heeft Innogenerics opnieuw steun nodig – en waarom wordt de overheid via een omweg bewogen tot het geven van gegarandeerde opdrachten? En: is deze fabriek eigenlijk wel essentieel voor de ‘pandemische paraatheid’?
Bang voor gezichtsverlies
In 2019 kondigt de Indiase medicijnmaker Aurobindo aan geen mogelijkheid meer te zien om zijn fabriek in Leiden (die dan nog Apotex heet) „op rendabele wijze” in de lucht te houden. In de fabriek worden generieke medicijnen gemaakt: goedkope, patentloze pillen zoals paracetamol, ibuprofen en slaap- en kalmeringsmiddelen.
Politiek gezien komt de boodschap van het aanstaande vertrek op een hoogst ongelukkig moment. Bruno Bruins, op dat moment minister voor Medische Zorg, roept kort daarvoor namelijk in de kranten en Tweede Kamer dat de Europese Unie desnoods zelf meer geneesmiddelen moet gaan produceren, vanwege de oplopende geneesmiddelentekorten. Toch kent het ministerie van Volksgezondheid in interne correspondentie de fabriek geen serieuze rol toe. Het openhouden van „de kleine fabriek” zal voor „de grote productiestromen niet enorm uitmaken”, stelt een hoge ambtenaar in een e-mail aan voormalig ministers Hugo de Jonge en Martin van Rijn.
Maar uiteindelijk is VWS bang voor gezichtsverlies bij sluiting en ijvert het toch voor een reddingsoperatie. „De politieke boodschap dat een fabriek sluit, terwijl de politieke aandacht voor productie toeneemt [...] is lastig”, aldus een nota aan toenmalig minister van Rijn in voorjaar 2020.
Bovendien heeft een ondernemersduo met een duidelijke relatie met chemiebedrijf DSM zich aangeboden om de fabriek te redden. Het gaat om Lucas Jan Wiarda, oud-manager van DSM, en zakenbankier Joost Scholten. Uit eerder onderzoek van The Investigative Desk blijkt dat de latere coronagezant Feike Sijbesma (oud-ceo van DSM) degene is die Wiarda en Scholten op het World Economic Forum van 2020 aanbeveelt bij toenmalig minister Bruins voor een doorstart van de fabriek. Uit stukken van het departement van Economische Zaken & Klimaat blijkt nu ook dat oud-minister van VWS Edith Schippers in dezelfde periode ‘gesprekspartners’ zoekt voor Innogenerics bij haar oude ministerie. Schippers werd na haar ministerschap president van de Europese tak van DSM. Zowel Sijbesma als Schippers ontkennen niet contact te hebben gelegd voor Innogenerics, maar stellen geen inhoudelijke bemoeienis te hebben gehad met de redding van de fabriek.
Binnen de Rijksoverheid klinkt aanvankelijk pittige kritiek op het plan om de medicijnfabriek overeind te houden. De Inspectie der Rijksfinanciën van het ministerie van Financiën vreest „onwenselijke precedentwerking”. Ook is niet duidelijk in hoeverre het openhouden van de fabriek zal helpen tegen medicijntekorten. Innogenerics zou namelijk alleen medicijnen kunnen maken die behalve in China ook al in verschillende andere fabrieken binnen de EU worden geproduceerd – en geen grondstoffen. Die komen nog steeds uit Azië.
Invest-NL, waar Scholten en Wiarda ook aankloppen, ligt in juni 2020 overhoop met de twee ondernemers. Na weken onderhandelen met het overheidsfonds dat 1,7 miljard euro beheert, ligt er nog steeds geen overtuigende businesscase van de fabriek op tafel. „Hoe gaat dit vliegen als productie waarschijnlijk duurder is dan de concurrentie uit China en India?”, vraagt een medewerker van Invest-NL in een e-mail. Een ander breekpunt: het beperkte risico dat Scholten en Wiarda zelf bereid zijn te lopen. Pas laat in de gesprekken blijkt dat beiden veel minder eigen geld in de fabriek willen steken „dan eerder gesuggereerd was”, zo valt te lezen in Wob-stukken van Invest-NL. Innogenerics zet uiteindelijk zelf de onderhandelingen met Invest-NL stop, want door de eisen van het fonds zou „de motivatie om te ondernemen wegvallen”.
Welk bedrag Scholten en Wiarda zelf uiteindelijk inleggen is in de documenten zwartgelakt, maar uit een later overleg tussen VWS en Economische Zaken is op te maken dat de reddingsoperatie „voor 90 procent uit publiek geld” moest gaan bestaan. De ministeries financierden de doorstart uiteindelijk grotendeels zelf. Opvallend, want Scholten doorliep een succesvolle carrière in de Londense haute finance. Zo begeleidde hij in 2007 namens de Amerikaanse zakenbank Merrill Lynch de overname van ABN Amro door het bankentrio RBS, Fortis en Santander. Volgens het boek De Prooi van journalist Jeroen Smit verdiende Scholten op die transactie al zo’n 10 miljoen euro. Ook verkocht hij eerder in zijn carrière het Nederlandse hedgefonds Innocap voor een onbekend bedrag.
Brandbrief
Anderhalf jaar na de doorstart, in het laatste jaar dat de fabriek geld krijgt via de route van het opgerichte kenniscentrum, verschijnt de brandbrief. Scholten en Wiarda bevestigen dat zij deze hebben geïnitieerd met het lobbykantoor Hague. Ook Hague bevestigt dat de brief niet is geschreven in opdracht van zorgorganisaties. Er zijn namelijk zorgen over de toekomst van de fabriek. Deze is vooralsnog „verlieslatend”, schrijft Wiarda in een reactie aan NRC. Het huidige zorgsysteem richt zich volgens hem alleen op de „allergoedkoopste aanbiedingen en houdt geenszins rekening met duurzame productie dicht bij huis”. Als dit zo blijft „is de continuïteit van de fabriek niet te garanderen”.
Een grote vraag waar ondanks meerdere verzoeken aan Innogenerics geen antwoord op komt: welke medicijnen produceert de fabriek nu eigenlijk? Het bedrijf houdt het vaag en noemt alleen een aantal ziektes waar ze pillen voor (willen) maken. Innogenerics werkt anderhalf jaar na redding in „loonfabricage”, zo stelt het bedrijf in een geschreven reactie. Dat betekent dat het in opdracht van grotere generieke medicijnfabrikanten pillen maakt. Een van die fabrikanten is de Indiase medicijngigant Aurobindo, de vorige eigenaar van de fabriek.
Innogenerics wijst erop dat het bedrijf misschien nu nog niet zoveel maakt, maar als het nodig is met meer personeel liefst drie miljard pillen per jaar kan produceren. Het is een fabriek met eigen laboratoriumruimte, grote productie- en verpakkingscapaciteit en magazijnen waar het grondstoffen kan opslaan. Waarom waardeert de politiek niet wat ze heeft, is de ondertoon bij Innogenerics. Medicijnproductie in eigen land, dat is precies wat politici wilden, toch?
Maar navraag leert dat ook farmaceutische bedrijven als Astellas in Leiden, Tiofarma in Oud-Beijerland, Solipharma in Oudenbosch en Vemedia in Diemen erkende pillenmakers zijn. Bogin, de branchevereniging van patentloze medicijnproducenten, zegt dat nog meer Nederlandse fabrieken in geval van nood generieke medicijnen kunnen produceren. Medicijngigant Teva heeft in Haarlem bijvoorbeeld een grote productielocatie waar het nu andere medicijnen maakt.
‘Nooit de oplossing’
Het probleem bij geneesmiddelentekorten zit in de praktijk dan ook niet bij hoeveel pillen bedrijven per jaar kunnen produceren, meent voorzitter van Bogin Jean Hermans, maar bij grondstoftekorten en contractonderhandelingen met verzekeraars. Marktaandelen worden vaak bijna volledig verkocht aan de laagst biedende leverancier, waardoor eventuele problemen bij één bedrijf meteen een landelijk tekort betekenen. Immers, andere producenten die de tender verloren, hebben het middel niet meer voorradig. „Innogenerics kan hier dus nooit de oplossing bieden”, concludeert Hermans.
Hermans zegt daarnaast dat zijn leden jaren met het ministerie van
VWS hebben onderhandeld om hogere medicijnvoorraden aan te houden, maar het departement wenste daar niet voor te betalen. „Het verbaasde ons dat twee mensen zonder enige ervaring in het produceren van geneesmiddelen wel miljoenen publiek geld krijgen om een fabriek opnieuw op te starten.”
Verzekeraars komen, ook na de brandbrief, niet in beweging voor de fabriek. Belangenvereniging Zorgverzekeraars Nederland zegt het inkoopbeleid niet aan te passen. „Wij kijken – vanuit het belang van verzekerden – naar prijzen”, zegt een woordvoerder. „Dat de fabriek in Nederland staat, is op zichzelf geen reden om die aanbieder wel of niet te contracteren. Zorgverzekeraars zijn er niet om bedrijven overeind te houden.” Henk Eleveld, farmaceutisch adviseur bij zorgverzekeraar Menzis, vindt het daarnaast „een wonderlijk verzoek” om een verplicht deel van de medicijnen in Nederland af te nemen. „Marktregels van de EU verbieden het voortrekken van Nederlandse bedrijven”, zegt Eleveld. Bovendien vindt „veel productie van de uiteindelijke geneesmiddelen tegenwoordig al in de EU plaats”. Belangrijker is het om goed te kijken naar waar de grondstoffen voor die geneesmiddelen vandaan komen. „Vooral uit China.”
In een debat donderdag zijn Kamerleden kritisch op minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid, D66). Het CDA, de PVV en Liane den Haan (Fractie Den Haan) willen weten wat hij gaat doen met de fabriek en de zelfvoorzienendheid van medicijnen. Kuipers ziet geen reden om verzekeraars te verplichten een deel van de merkloze medicijnen in Nederland in te kopen, dat zou het risico op tekorten niet wegnemen. Ook wil hij het verhaal van één fabriek nuanceren; er zijn „meerdere vergunninghouders”. Het is „zeer jammer” dat de minister geen actie onderneemt, vindt Wiarda van Innogenerics. Het ministerie is volgens hem besluiteloos en ontkent de problematiek. Wat nu? De fabriek zal doorgaan met „onze argumenten naar voren brengen” en „vechten voor ons voortbestaan”, aldus Wiarda.
Correctie (donderdag 14 juli 2022): In een eerdere versie van dit artikel stond dat Innogenerics zichzelf heeft omschreven als de „laatste medicijnfabriek van Nederland”. Innogenerics noemt zichzelf “de laatste grote generieke medijnfabriek van Nederland”. Dat is hierboven aangepast.