Foto Annabel Oosteweeghel

Interview

Kapitein Ivora Noort: ‘Ik wilde niet werken voor het geld, maar voor iets groters’

Defensievrouw In een dit voorjaar gepresenteerd actieplan staat dat alle krijgsmachtonderdelen in 2030 voor 30 procent uit vrouwen moeten bestaan. Kapitein Ivora Noort: „De krijgsmacht wil meer geur, kleur en smaak in de gelederen.”

Vol verwachting en vastberaden ging de 15-jarige Ivora Noort naar een banenmarkt op haar school. Zolang ze zich kon herinneren wilde ze marinier worden. Bij het standje van het Korps Mariniers zei een man: „Je kan niet komen, want je bent een meisje.”

Ivora bleef maar vragen: „Waarom kan het niet?” De man begon over haar lange haren: onhandig bij acties. Over de menstruatiecyclus: hoe moet dat als je weken in Noorwegen zit? „Dat regel je toch in een tentje”, zei Ivora. Nee, zei de man: het kan niet.

De klap was groot. Ze wist jarenlang niet wat ze dan wilde doen. Na de havo had ze tal van baantjes en studeerde een blauwe maandag commerciële economie: „Alleen wilde ik niet werken voor het geld, maar voor iets groters” – al wist ze niet precies wat dat dan was.

Als 20-jarige vond ze alsnog haar bestemming bij defensie, bij de landmacht: „Omdat ik echt wilde vechten, koos ik voor de veldartillerie.” Ofwel bij de eenheden van de raketwerpers en kanonnen: „Bommen gooien, zeg maar.” Ze werd voorwaartse waarnemer, iemand die op het slagveld de projectielen naar het doel loodst – en daardoor doelwit is voor vijandelijke sluipschutters.

Kapitein Ivora Noort (37) – binnenkort majoor – is nu al bijna haar halve leven een van de ruim 40.000 Nederlandse militairen. Daar is ze trots op. Ze praat vol vuur over haar vroegere werk als voorwaartse waarnemer en haar huidige baan als genderadviseur. In die laatste rol zorgt ze dat militairen bij hun operaties rekening houden met genderverschillen bij de lokale bevolking. Bijvoorbeeld door na een orkaan te zorgen dat in het rampgebied de opvangplekken veilig zijn voor vrouwen.

En ze is een bijzondere militair. Slechts een op de negen militairen is vrouw. En Ivora Noort heeft „een kleurtje”, zoals ze zegt, en mensen van kleur zijn bij defensie „zo zeldzaam dat als we elkaar tegenkomen, we meteen een gesprek beginnen en bijvoorbeeld al gauw vragen: waar komt jouw kleur vandaan?”

De krijgsmacht wil „meer geur, kleur en smaak” in de gelederen, zoals Ivora Noort het noemt, om te beginnen meer vrouwen. Alle krijgsmachtonderdelen moeten in 2030 voor 30 procent uit vrouwen bestaan, staat in een dit voorjaar gepresenteerd actieplan. Vrouwen krijgen voorrang bij werving en promotie en tal van maatregelen moeten de werk-privébalans verbeteren voor mannen en vrouwen.

Het plan is de aanleiding voor een interview met Ivora Noort, die zichzelf in één adem afficheert als „moeder van drie kinderen” en „militair die gelooft in bommen gooien”. Het gesprek heeft plaats op het ministerie van Defensie in Den Haag, in aanwezigheid van een persvoorlichter – zoals dat gaat bij defensie.

Ivora Noort is een makkelijke prater, die vaak in de lach schiet. Ze heeft vele manieren van lachen: vrolijk, bedeesd, verontschuldigend, uitbundig en gepijnigd. Dat laatste vooral als ze vertelt over voorvallen uit „het verhaal van mijn leven, namelijk dat ik altijd en overal als anders wordt gezien.”

Wordt u bijvoorbeeld vaak gevraagd waar u vandaan komt?

„Ja, heel vaak, vooral buiten defensie. ‘Den Haag’, antwoord ik dan. ‘En je ouders dan?’, is de vervolgvraag. Mijn moeder is geboren in Nederland en mijn vader op Curaçao. ‘Ooooh Antilliano’, krijg ik dan te horen. Dat is pijnlijk, alsof de Nederlandse vlag voor mij niet zo hard wappert als voor mensen van wie de ouders en grootouders hier geboren zijn.” Ze lacht gepijnigd en wijst naar de mouw van haar uniform. „Ik heb hier die leeuw op mijn arm. Dit is Nederland.”

Wanneer werd u zich bewust van het kleurverschil?

„Als kind, op straat en school. Verwarrend vond ik vragen over het kleurverschil in mijn familie. Ik kom uit een gezin met vijf kinderen. Mijn oudste zus heeft een andere – witte – biologische vader. Ze is ook echt heel licht van huid. Mensen vroegen: ‘Is dat je halfzus of je stiefzus?’ Dan zei ik: ‘Het is gewoon mijn zus.’ Pas toen ik een jaar of tien was, besefte ik dat ze mijn halfzus is. Dat heeft aan mijn gevoel niets veranderd.”

Foto Annabel Oosteweeghel

Foto Annabel Oosteweeghel
Foto’s Annabel Oosteweeghel

Hoe kwam u op het idee om marinier te worden?

„Mijn vader zat bij de marine, dat vond ik stoer. We zijn een paar keer naar Den Helder geweest om hem op te halen als hij op verlof kwam na een reis. We liepen ook wel eens met hem langs het strand; koud, helemaal gezandstraald – dan voelde ik me zo stoer. Mijn vader zat bij de vloot [die zorgt dat het schip vaart, KB], daar had ik als vrouw wel kunnen werken. Maar ik wilde marinier worden, want: nog stoerder en ruiger. Ik was gefascineerd door hoe mariniers in films werden geportretteerd: sterk, gedisciplineerd, in een reddersrol. Ik zat op ballet en hield van fysieke uitdagingen.”

Lees ook: De eerste vrouw in de hoogste rangen van de krijgsmacht is rolmodel, tegen wil en dank

Waardoor duurde het zo lang voor u op het idee kwam naar de landmacht te gaan?

„Door het ontbreken van rolmodellen, denk ik. Mijn moeder was een voorbeeld, omdat ze vijf kinderen had – kinderen wilde ik ook. Anders dan zij wilde ik daarnaast ook werken. Toen mocht ik op een relatiedag met mijn vader mee op een zeilschip van de marine. Vies weer, zout in mijn neus, wind in mijn gezicht. Fantastisch! De bemanning werkte als een team. Geweldig! Een van de mannen vroeg me: wat doe jij met je leven? Is dit niets voor jou? Toen pas ben ik me bij defensie gaan oriënteren. Ik koos voor de landmacht en heb dat niet verteld aan mijn vader. Alle keuringen heb ik stiekem doorlopen. Pas de dag voor mijn opkomst heb ik het aan mijn vader verteld. Wat een rotstreek, hè. Mijn vader kon het eerst niet geloven.”

U deed eerst een officiersopleiding aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA). Hoe vond u dat?

„Heel leuk, alleen al omdat je daar in een kasteel slaapt. Al was ik ook daar anders. Een Achterhoeker met een zwaar accent lachte mij uit om mijn accent. Terwijl ik standaard Nederlands spreek! We waren ook met weinig vrouwen, zes op een groep van vijftig, zestig. En ik was een nogal vrouwelijke vrouw tussen hoekige mannen die veel harde grappen maakten. Dat machogedrag is nu wel minder, naar mijn indruk. Toen ik onlangs op de KMA was, zag ik bijvoorbeeld genoeg mannen die thee dronken. Dat dééd je niet hoor. Het was destijds koffie drinken en sigaretten roken.”

Na de KMA deed u de vakopleiding voorwaartse waarnemer. Kon u daarna wat u noemt ‘bommen gooien’?

„Dat wilde ik. Ik werd bij een tankbataljon geplaatst, maar dat is later wegbezuinigd en deed toen al niets meer. Ik mocht meedoen aan oefeningen met de pantserhouwitser [een verdragend kanon]. Ik wilde op uitzending, maar Nederland had toen in Afghanistan geen pantserhouwitser meer. Uiteindelijk ben ik uitgezonden als commandant van een peloton dat de beveiliging op het vliegveld van Kandahar deed.”

Na nog enkele andere missies, onder meer naar Afghanistan, ging Noort op Paleis Noordeinde werken. Daar verzorgde ze de correspondentie van het paleis met maatschappelijke organisaties. In die periode kreeg ze haar kinderen, die nu zes, vier en twee jaar oud zijn.

Uw man is ook militair. Is het raar om ú te vragen hoe je een voltijdbaan met kinderen combineert?

„Dat vind ik niet. Want de praktijk is nog steeds zo, dat vrouwen de meeste zorgtaken op zich nemen. Het is raar om er níet naar te vragen.”

Lees ook: Iedereen mag komen op de militaire reünie, behalve Anita

Doet uw man thuis genoeg?

„Nee!” Ze lacht hard. „Het is een strijd. Hij is niet zo zelfstandig in het verrichten van huishoudelijk taken. Ik vind die taken niet vervelend; ik ben dol op kanonnen, maar ook op poetsen in huis. Ik ben verzot op mijn kinderen. Maar ik heb de kinderen gedragen, op de wereld gezet en gevoed. Dus … Mijn man doet het nu wel beter dan in het begin. We hebben allerlei soorten opvang voor de kinderen. En mijn vader helpt vaak bij de opvang.”

Hoe kijkt u als genderadviseur naar de oorlog in Oekraïne?

„Ik zie een groeiende aandacht voor het geweld tegen vrouwen. Seksueel geweld tegen vrouwen wordt al lang ingezet als wapen, zoals ook door de VN is erkend. Toch worden verkrachtingen vaak nog gezien als een lesser crime, omdat er vaak geen bloed bij vloeit. In mijn beleving groeit door Oekraïne het besef dat verkrachtingen een onderdeel zijn van oorlogvoering. Dat zie je bijvoorbeeld aan de demonstraties van vrouwen in Polen tegen het seksueel geweld.”

Zou u – mocht het aan de orde komen – bereid zijn daar te vechten?

„Als Nederland me zou willen sturen, dan zou ik meteen gaan. Natuurlijk loop je risico’s. Maar dát is nu werken voor iets groters dan jezelf.”