Afgelopen maand stemde het Spaanse parlement in met een wetsvoorstel waardoor uitdrukkelijke toestemming nodig is voor seks. Spanje is het veertiende land in Europa dat verkrachting herdefinieert als seks zonder toestemming; een aanzienlijke aanscherping van eerdere definities, waarbij fysieke dwang het kernelement was. In Nederland ligt een wetsvoorstel van de vorige minister van Justitie, dat seks strafbaar maakt als je weet of had moeten weten dat de ander geen toestemming heeft gegeven, bij de Raad van State.
Het criminaliseren van seks zonder ‘consent’ en het herdefiniëren van verkrachting zijn noodzakelijke stappen die het juridische apparaat beter in staat stellen op te treden tegen vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het moeten aantonen van dwang, zoals voorheen vereist was bij verkrachtingszaken, is voor slachtoffers een torenhoge drempel. Naast praktische voordelen is de opmars van consent ook moreel gezien terecht: het moge duidelijk zijn dat toestemming een absolute noodzakelijkheid is. Maar in de huidige discussie – #MeToo is in Nederland rijkelijk laat op gang gekomen – lijkt consent een panacee geworden, een eindpunt van het gesprek in plaats van een begin. En dat is een grote vergissing.
Seksueel geweld is van persoonlijk letsel verworden tot een publieke vraag naar staatsbescherming. Maar de toevlucht tot het strafrecht werd in het verleden fel bediscussieerd. In de jaren zeventig zagen socialistische feministen zich geconfronteerd met het buiten de theoretische discussies om weinig revolutionaire gedrag van de linkse man. Zij verwierpen wettelijke oplossingen voor wat in wezen geen juridisch probleem was, en wezen op de sociaal-economische werking van macht. Ze herleidden de oorsprong van seksueel geweld naar mannelijke dominantie, niet gebaseerd op superieure kracht of individuele psychologie, maar op politieke, economische en sociale hegemonie. Als we seksueel geweld overlaten aan het strafrecht, lopen we het risico zulke nuances uit het oog te verliezen.
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/bvhw/wp-content/blogs.dir/114/files/2022/11/jensma-folkert-20221105700-artikel.png)
Weten we wat we willen?
Er schuilt aanzienlijke naïviteit in ons vertrouwen op het begrip consent. Consent of toestemming vindt haar oorsprong in de liberale contracttheorie, en impliceert twee gelijken. En gelijk, dat zijn mensen die naakt tussen de lakens liggen nou juist vaak niet. (Ik spreek hier nadrukkelijk niet over minderjarigen, of mensen in een afhankelijkheidsrelatie). Ongelijkwaardigheid is overal en verschillen in ervaring, status, leeftijd, etniciteit, huidskleur en klasse zijn altijd van invloed. Vrouwelijke macht bestaat, evenals mannelijke onmacht. Een blik op de geschiedenis van kunst en cultuur doet de vraag rijzen of het niet ten dele verschillen zijn die ons opwinden. Ons verlangen ís politiek. Het is ook veranderlijk en responsief.
Het probleem met consent is ook een kennisprobleem. „Het consent-discours erkent kwetsbaarheid en ontkent het”, schreef Katherine Angel in Tomorrow Sex Will Be Good Again. „Je bent kwetsbaar, daarom moet je jezelf verharden; je bent aantastbaar, daarom moet je jezelf als onschendbaar bestempelen.” Weet wat je wil en spreek het zelfverzekerd uit; wees ondoordringbaar. Maar we weten niet altijd wat we willen. En hoe kunnen we toestemming geven als we niet weten wat we willen? En zou die kennis nodig moeten zijn om ons zelf te beschermen, om vrij van geweld te blijven?
Zelfkennis is aldus het pantser van het moderne seksuele wezen. Als een vrouw haar verlangens niet goed kent, en deze niet duidelijk uitdrukt, wordt ze medeplichtig geacht aan haar eigen onderdrukking. Het bepalen van grenzen wordt een voorwaarde voor de eigen veiligheid én het beschermen van de man tegen beschuldigingen. Zo wordt niet verkracht worden weer een taak van het individu. Terwijl juist een van de grote verworvenheden van de feministische tweede golf was dat we seksueel geweld als een structureel probleem zijn gaan erkennen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/05/data85676507-c57c79.jpg)
Verlangens vertroebelen
In een tijd van toenemende nadruk op correctheid en veiligheid hebben we moeite met het gelijktijdig overdenken van tegenstrijdige ideeën en verlangens. Seks is een onweerstaanbare confrontatie met onze grenzeloze ambiguïteit. De neoliberale mythe van het onafhankelijke individu kapseist nergens zo totaal als in de armen van een ander. Onze verlangens compromitteren hedendaagse idealen en fantasieën als soevereiniteit, zelfkennis en controle. Nergens is de kloof tussen wat we zeggen en wat we doen, of wat we (denken te moeten) vinden en daadwerkelijk willen, zo groot.
Laten we seks zien als een plaats voor het ontstaan van (zelf)kennis, zoals Maggie Nelson in haar boek On Freedom bepleit. Volgens Nelson stelt het niet weten iemand open voor nieuwe ervaringen en voor anderen. En het is precies dit niet weten, het twijfelen, wat we onszelf niet toestaan als we al onze hoop vestigen op een schijnbaar helder maar in werkelijkheid complex begrip als consent.
Ware seksuele bevrijding betekent geen druk in welke richting dan ook. De belofte van de seksuele revolutie, ingelost voor man noch vrouw, was seks als bevrijding, als daad van zelfverwezenlijking. Wellicht ligt seksuele vrijheid in dit gebied, in het telkens opnieuw bepalen wat we willen, in het onszelf durven verbazen. In seks als experiment. Wij begrijpen wat we willen door het te doen.