Opinie

Zit er nog een rem op de schatkist?

Marike Stellinga

Het is nu echt mooi geweest. We kunnen niet als een malle geld blijven uitgeven. Het houdt een keer op. Hallo, jongens, horen jullie me? Natuurlijk gebruikt Sigrid Kaag (D66) nettere taal om deze boodschap over te brengen aan de Tweede Kamer.

Zo schrijft de minister van financiën in de Voorjaarsnota (denk Miljoenennota, maar dan in het voorjaar) bijvoorbeeld dat „de grens is bereikt van wat het kabinet acceptabel acht om uit te geven”. Of, nog deftiger: „Het kabinet onderkent dat de grenzen van wat budgettair verantwoord is met het coalitieakkoord zijn bereikt.” Maar de boodschap blijft onmiskenbaar: we kunnen niet als een malle geld blijven uitgeven.

De vraag is nu: wat zijn die woorden waard? Want in het regeerakkoord mag volgens Kaag de grens al zijn bereikt, inmiddels is het kabinet alleen maar méér gaan uitgeven. Er kwam een koopkrachtpakket. Er kwamen miljarden bij voor defensie en voor de compensatie van klagende spaarders. En staatspensioen AOW stijgt wél mee met het minimumloon.

Voor al die miljarden kwam grotendeels ‘dekking’. Door belastingen te verhogen en andere uitgaven te schrappen geeft het kabinet dít geld niet op de pof uit. Maar het kabinet doet dat op zo’n onordentelijke manier dat het de eigen begrotingsregels nu al overtreedt, constateert de Raad van State in zijn recensie van de Voorjaarsnota. Niet fraai.

Dat belooft wat. Want de kans is levensgroot dat dit kabinet nieuwe tegenvallers te verstouwen krijgt. Ik doe een greep: grotere energieproblemen, hogere inflatie, stijgende rente, een mogelijke recessie, het kan allemaal. De roep om koopkrachthulp zal bij tegenvallers alleen maar toenemen. En dan? De begroting is maximaal opgerekt: het tekort ligt boven de 3 procent en blijft de komende jaren hoog.

De staatsschuld staat er overigens nog florissant bij: die is maar 53 procent van het bbp. Er is dus geen reden onszelf in de put te praten over de huidige staat van de overheidsfinanciën. Het probleem zit in de plannen van het kabinet. Die kosten zoveel (75 miljard) dat het kabinet direct wéér moet gaan onderhandelen als er ook maar iets tegenvalt. „Er zijn geen buffers meer om binnen de begrotingsregels eventuele tegenvallers te kunnen opvangen, waardoor bezuinigingen in beeld kunnen komen,” schrijft de Raad van State.

Het kabinet verantwoordt zijn uitgavendrift met de grote problemen die het met dat geld wil oplossen: klimaat en stikstof. We profiteren er op de lange termijn van. Oké, prima. Maar in de Voorjaarsnota haalt het kabinet geld uit die klimaatpot om juist de problemen op korte termijn te betalen. De Raad van State ziet daarom een gevaar: dat al die tientallen miljarden voor de klimaat- en stikstofproblemen vaker opportunistisch ingezet worden. Klimaat niet geholpen, geld wél uitgegeven. Juist als je zoveel geld spendeert, moet je super gedisciplineerd zijn waaraan je dat doet.

Nou kan je nog betogen dat het de schuld van het parlement is dat het kabinet zoveel uitgeeft. Zo eiste de rechtse en de linkse oppositie in de Eerste Kamer dat het kabinet staatspensioen AOW liet meestijgen met de verhoging van het minimumloon.

Toch kan de rem alleen komen van het kabinet. Die hoeft zich niet op te stellen als een willoos vaantje in de wind, maar zou met verve het beste beleid moeten uitdragen.

Marike Stellinga is econoom en politiek verslaggever. Ze schrijft elke week op deze plek over politiek en economie.