De Britse dirigent Bertie Baigent (1995) is de eerste grote winnaar van een nieuwe Nederlandse dirigentenwedstrijd, het International Conducting Competition Rotterdam (ICCR). Hij won de Grand Prix (€15.000,-) voor beste allrounder, maar ook de deelprijzen (à €7.500,-) ‘Klassieke muziek’ en ‘Grote symfonische werken’.
Bijzonder aan dit concours is dat de zes vooraf geselecteerde deelnemers niet één, maar vijf finaleavonden dirigeerden in vijf verschillende subgenres binnen het klassieke repertoire: ‘Proms’ (openluchtconcert), Hedendaags (grofweg 21e eeuw), Klassiek (eind 18de, begin 19de eeuw), opera (dirigeren met zangers) en ‘Grote Symfonische Werken’ (19de en 20ste eeuw). De deelnemers werkten daarbij met vier verschillende orkesten: Sinfonia Rotterdam, DoelenEnsemble, Orkest van de Achttiende Eeuw en het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Elke avond bestond de jury uit specialisten in het desbetreffende genre. Martijn Dendievel (1995) won de Promsronde, Chloe Rooke (1996) de Hedendaagse muziekronde, Luis Toro Araya (1995) de operaronde en de publieksprijs (€10.000,-).
Baigents grote overwinning was na een lange laatste finaleavond vrijdag (‘grote symfonische werken’) geen verrassing. Niet alleen combineerde hij alle verschillende kwaliteiten van zijn mededeelnemers in de laatste twee delen van Tsjaikovski’s Zesde symfonie, hij was door de jury na de ochtendrepetities al geselecteerd om het concert te openen met een nieuw werk van Joey Roukens: Night Flight, het derde deel van diens in oktober in première gaande eerste symfonie; een veelbelovend voorproefje, spannend met een enorme drive, dat klinkt als een bedrijvige sprookjesstad.
Grote verschillen
Interessant hoe dirigeren zes keer iets totaal anders kan betekenen. Dendievel en Carlos Ágreda (1991) gaan voor autoritair, Dendievel (klassieke rokjas, grote witte strik) helder en consequent, Ágreda met grootse hoekige, natrillende bewegingen (zie een dirigerende C-3PO uit Star Wars voor je). Toro Araya en Joel Sanderson (1994) geven het orkest juist alle ruimte, wat met de Mahler (Vierde symfonie, eerste deel) van Toro Araya net goed uitpakte, maar voor Sjostakovitsj (Vijfde symfonie, eerste deel) van Sanderson te weinig sturend bleek.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/05/data85924463-5c93fa.jpg)
Chloe Rooke is misschien nog wel de memorabelste dirigent. Niet alleen als enige vrouw, maar ook als enige dirigent zonder baton (dirigeerstokje) én als enige die totaal geen heil zag in het aangeven van de maat, tenzij het echt niet anders kon.
Wat Rooke wel doet is de muziek uitbeelden, vloeiend en rond met handen als in Indiase mudras, waardoor haar Mahler wonderbaarlijk bewegelijk kolkt en stroomt. Door soms groots te overdrijven is het niet mis te verstaan hoe ze de muziek wil horen, wat een orkest als het Rotterdams Philharmonisch goed doet.
Voor wie denkt ‘muziek zou geen wedstrijd moeten zijn’: zo voelde de avond geenszins. Anders dan zangers of instrumentalisten die hun instrument altijd ter beschikking hebben, is het voor jonge dirigenten moeilijk om ervaring op te doen. Vier verschillende orkesten en uren aan repetitietijd is een cadeau voor elke deelnemer, die allen zichtbaar genoten. Daarbij: plekken om als jonge dirigent op te vallen zijn er nauwelijks.