Maandagavond was de Chinese tennisster Zheng Qinwen op Roland Garros net bezig de nummer een van de wereld, de Poolse Iga Swiatek, te verrassen, tot vanuit het niets haar spel verslechterde. Zheng probeerde zich nog te herpakken maar dat mocht uiteindelijk niet baten. In de persconferentie achteraf zei ze dat ze tijdens de wedstrijd zó’n last kreeg van menstruatiekrampen dat ze niet meer normaal kon spelen.
„Sneu, maar wat doe je eraan”, mompelde mijn zus, die elke maand ook ligt te creperen onder een kruik.
„Misschien moeten professionele tennissters hun cycli synchroniseren”, zei ik. „En alleen spelen als ze niet ongesteld zijn. Dat is veel eerlijker.”
„Nee”, zuchtte mijn zus, „want sommige vrouwen hebben rond hun ovulatie weer zo’n hoge oestrogeenspiegel dat hun motoriek aanmerkbaar verbetert en hun pijngrens torenhoog is. Er zitten zulke grote hormonale verschillen tussen mensen dat ze toch nooit met dezelfde kaarten de baan op gaan. Zheng heeft gewoon pech.”
Ik moest denken aan de Zuid-Afrikaanse topatlete Caster Semenya bij wie uit onderzoek bleek dat ze drie keer zoveel lichaamseigen testosteron aanmaakt als de gemiddelde vrouw. Dat vond de internationale atletiekfederatie oneerlijk, want hoe meer testosteron, zo luidde hun redenering, hoe meer spieropbouw en hoe harder je dus kan rennen. En dus mocht Semenya alleen nog aan de damescompetitie deelnemen wanneer ze hormoontherapie volgde om die testosteronwaarden omlaag te krijgen. Men vond dat ze een oneerlijke voorsprong had en die moest corrigeren.
Terwijl het bij de profsport deels om oneerlijke voorsprong, dat wil zeggen aanleg, gáát. Je zou haast vergeten dat succes niet alleen bestaat bij gratie van discipline, goede trainers of het beste materiaal, maar ook dankzij genetische voltreffers als de juiste bouw, de juiste lengte of hee, de juiste hormoonspiegel.
Eerder deze week, toen ze nog niet geveld was door buikpijn, versloeg Zheng toptennister Simona Halep. In 2009 gaf Halep toe dat ze haar omvangrijke boezem had laten verkleinen om haar tennisspel te verbeteren. Daar hoorde je niemand over, iedereen die haar ermee had zien rondsjouwen, begreep het helemaal. Maar het zet je toch aan het denken. Soms lijkt het wel alsof de natuur alleen maar mag bestaan als ze beteugeld is. Het deel dat zich niet laat beheersen negeren we liever: onze sterfelijkheid, maar ook allerhande aandoeningen waarvoor geen remedie is. Het verklaart het ongemak rond bijvoorbeeld incontinentie, natte dromen, overmatig zweten of ongesteldheid. Als je iets niet kan veranderen, gewoon negeren. Wat rest is een overzichtelijke en voorspelbare wereld. Waar als je wint dat helemaal aan jezelf te danken is, en als je verliest, nou ja, dan had je gewoon maar beter je best moeten doen.