Bij Museum Singer Laren proberen ze hun tijdelijke tentoonstellingen altijd in het verlengde te laten liggen van hun eigen collectie. Met de schenking van de Collectie Nardinc – de kunstverzameling van het echtpaar Els en Jaap Blokker – kreeg het museum vier jaar geleden een schilderij van Théo Van Rysselberghe (1862-1926) in bezit, en daarmee had het een aanleiding om eens een tentoonstelling aan deze Belgische schilder te wijden. Het is een representatief overzicht in zes zalen geworden, samengesteld door de hoogbejaarde Van Rysselberghe-kenner Ronald Feltkamp. Hij is de auteur van een in 2003 verschenen imposante oeuvrecatalogus en kon het Larense museum in contact brengen met bruikleengevers in binnen- en buitenland.
Van Rysselberghe was geen groot vernieuwer, maar een schilder die zijn eigen, heel behoorlijke varianten bijdroeg aan het post- of neo-impressionisme dat in zijn tijd in de mode was. Geïdealiseerde voorstellingen van naakte zwemsters aan zee doen denken aan het werk van Puvis de Chavannes. Een mooi schilderij van een kletskleddernat meisje dat voor een spiegel in een wasteil staat heeft met Degas en Bonnard te maken. En in zijn landschappen is Van Rysselberghe familie van (eerst) Signac en (later) Pissarro en Van Gogh.
Piepkleine toetsjes
Tussen 1888 en 1900 is hij een stippelaar. Diep onder de indruk van Georges Seurats schilderij Dimanche d’été à la Grande Jatte besluit hij ook pointillistisch te gaan werken, waarna hij twaalf jaar lang gezichten, kleding en interieurs, rotsen, bomen, zee en lucht consequent opbouwt uit piepkleine toetsjes ongemengde verf, die op enige afstand alsnog worden gemengd door onze ogen en hersenen. Dat pointillisme is – bij Van Rysselberghe, maar ook bij Seurat en Signac – een wat krampachtige, cerebrale stijl, die van een schilderij een soort geborduurd wandkleed maakt. Geen steekje laten vallen, een tien voor vlijt. Aan de andere kant: als je Van Rysselberghe’s gespikkelde bomen aan de kust bij Saint-Tropez van dichtbij bekijkt, dan valt het met die rigiditeit wel weer mee. Dan zie je een lichte confettiregen van olieverf, van feestelijke kleuren die de schilder vanaf zijn penseel het beeld in liet dwarrelen. Het is luchtiger dan het lijkt. En van een afstandje werkt het ook echt: de confetti verandert in warm zomeravondlicht en relatief koele schaduwpartijen. Dat effect moet je in het echt ervaren, want in reproducties gaan de tinteling en de warmte van de kleuren verloren.
Van Rysselberghe houdt het gestippel voor gezien en gaat later weer klassieker impressionistisch schilderen
Omstreeks de eeuwwisseling houdt Van Rysselberghe het gestippel voor gezien en gaat hij weer klassieker impressionistisch schilderen, niet meer in puntjes maar in langere halen. De lessen die hij leerde als ontrafelaar van licht en kleur werken ondertussen door in zijn post-pointillistische schilderijen. Zijn Olijfbomen in Cagnes (1906) staan als drie kronkelende silhouetten in tegenlicht voor een berghelling die je haast ziet trillen in de hete lucht. Maar bij nadere beschouwing zijn hun knoestige bruine vormen helemaal niet bruin. Het schors is geschilderd in lange linten kleur: er zit paars in, rood, blauw en groen. Het lijkt wel een vintage vliegengordijn. Een ideaal voorbeeld voor wie een nieuwkomer in de kunst duidelijk wil maken dat je met een schilderij soms veel meer kunt laten zien dan met een foto.