In de toekomst van David Cronenberg zijn kunstenaars de nieuwe supersterren. Of zijn het superhelden? Want in Crimes of the Future gaat het om een wel heel bijzondere avant-garde. Saul Tenser (gespeeld door een sprekend op de regisseur zelf lijkende Viggo Mortensen) is een van hen. Hij is aan het muteren. Dat gaat in een wereld waarin pijn en ziekte uitgebannen zijn niet zonder lijden. Misschien is het zelfs wel de enige manier om nog wat te voelen.
Er groeien nieuwe organen in zijn lichaam, die door zijn partner Caprice (Léa Seydoux) tijdens openbare operaties worden verwijderd. Is Saul Caprices ultieme kunstwerk? Ontstaan die modificaties in zijn lichaam puur voor hun performances – en de daarmee samenhangende erotiserende werking die uitgaat van het kijken naar iets wat je verbeeldingskracht en eigen kunnen te boven gaat? „Chirurgie is de nieuwe seks”, fluistert Kristen Stewart van de nationale orgaanregistratie in Sauls oor. Of is zijn lichaam zich aan het aanpassen aan een wereld die door menselijk toedoen giftig en vervuild is? Een noodzakelijke transformatie. En zijn kunstenaars de pioniers van deze evolutie?
Koning van de body horror David Cronenberg (1943) is bijna tien jaar na zijn laatste film Maps to the Stars in topvorm. Zijn sciencefictionfilm is zowel een futuristische film noir-detective als een filosofisch absurde speeltuin. Hij shockeert met bloed en slijm en botten. Samen met zijn vaste production designer Carol Spier heeft hij weer een schitterend eigenzinnig universum gecreëerd. Een surrealistisch museum vol bizarre vindingen: ontbijtstoelen die eruitzien als exo-skeletten, slaap-pods die het midden houden tussen een superwalnoot, een hersenhelft, een organische intensive care-unit. En dat los van allerlei amusante en meer ‘bekende’ verwijzingen naar kunstenaars die met biohacks experimenteren: de hoorntjes van de Franse kunstenares Orlan die Caprice laat implanteren, het extra oor dat de Cypriotisch-Australische Stelarc zich liet aannaaien.
Erotiek en kwetsbaarheid
En dan is er nog de catalogus van thema’s uit zijn eigen werk. De combinatie van erotiek en de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam uit de J.G. Ballard-verfilming Crash (Speciale Juryprijs in Cannes 1996), het versmelten van technologie met de organische wereld uit eXistenZ (Zilveren Beer Berlijn 1999) en natuurlijk de beroemde slotwoorden uit zijn visionaire mediadystopie Videodrome (1983): ‘Long live the new flesh’. Het zijn allemaal uitingen voor zijn fascinatie voor het lichaam-geest-probleem: hoe werken de twee samen, wie is de baas? Is de mens een bewustzijn in een vat vol chemisch afval?
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/05/data86357360-08b34d.jpg)
Het heeft Cronenberg nooit aan relevantie ontbroken. Hij maakte films over virussen en pandemieën. Hij tackelde de manier waarop de hyperrealiteit van televisie, gaming en virtual reality ons leven binnenstebuiten keren. En met het nieuws over microplastics in onze bloedbaan nog vers in het geheugenis, is het verontrustende openingsbeeld van zijn nieuwe film ook niet meer zo vergezocht. Crimes of the Future begint met een jongetje dat een paarse prullenbak opeet.
Mogelijk krijg je na het zien van de film zin om een proefschrift over Cronenberg te schrijven, of op z’n minst om de film meteen weer te bekijken. Maar het zou allemaal niet zoveel denk- en andere zintuigen prikkelen, als de regisseur niet gewoon zo’n goede verhalenverteller was. En zoveel humor had.
De provocaties werken omdat ze zijn ingebed in een vertelling over machtsverhoudingen tussen mensen, over seksualiteit en ouder-kind-relaties. Misschien zijn de hoofdpersonen ons vreemd, al is het alsof onze nachtmerries tot leven komen. Misschien zijn de personages ons bekend, maar op een manier die we herkennen uit onze eigen duistere gedachten en fantasieën.
Er zit zelfs – is het de mildheid van Cronenbergs leeftijd, die in de afgelopen periode ook zelf met ziekte en verlies te maken kreeg? – een grote tederheid in de manier waarop hij ze ondanks al hun rariteiten portretteert. Bovendien claimt Cronenberg de kunst terug als een plek waar vragen mogen worden gesteld die te gevaarlijk en te speculatief zijn voor de politieke arena of de opiniepagina’s.