Irritant, een nare vrouw, een narcistische persoonlijkheid. Onhebbelijk, schandalig, jámmer dat ze geen zelfmoord heeft gepleegd. Een meedogenloze karakterschets in de eerste paar minuten van het tweeluik Tamar, de waarheden van Renate Rubinstein. Wie haar liefhad én wie haar haatte, komt aan het woord in de documentaire die David de Jongh maakte van de schrijver en columnist „met een vlijmscherp scheermesje in haar mond”. Deel één werd woensdagavond op NPO2 uitgezonden, deel twee volgt deze donderdagavond.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/05/data85677674-f15d33.jpg)
Het is een rijk portret, waar zo te zien lang aan gewerkt is. Niet zo lang als biograaf Hans Goedkoop al met haar bezig is. Hij wordt gefilmd voor zijn twaalf archiefladen met ‘Renate’ en met dozen schuivend op zolder. Op pesterige vragen van De Jongh hoe het met de biografie staat, blijft hij dapper antwoorden dat het „gestaag vordert”. Het is lastig om nuance en evenwichtigheid aan te brengen in een portret van een vrouw die weet dat ze „erfelijk belast is met lastigheid”, die haar mening, ook als het de verkeerde blijkt, de wereld in smijt. Die niemand spaart, maar ook, misschien vooral, zichzelf niet. Ze is „onbarmhartig eerlijk” en dat „mensen als ik niet uit circulatie worden genomen” vindt ze zelf ook onbegrijpelijk.
Ze is de dochter van een „hardvochtige moeder” en een in Auschwitz vermoorde vader. Half-joods, maar welke helft? „Ik hoor nergens bij, dat is pas joods.” Als Duits meisje naar Nederland gevlucht en haar leven lang verliefd op lange, goedmoedige, intellectuele mannen die haar herinneren aan haar vader die na de oorlog nooit terugkwam, terwijl haar dat wél was beloofd. Schrijver was ze zeker niet meteen, haar stukjes in de schoolkrant van het Vossius Gymnasium in Amsterdam zijn tamelijk tuttig. Haar stem vindt ze in de jaren vijftig, bij studentenblad Propria Cures. Alle mannen van destijds, óók die kleiner dan 1.90 meter en dus voor haar geen partij, lijken nóg verliefd als ze over haar praten. Hoe mooi ze was, hoe stralend, hoe goedgebekt en slim, hoe aantrekkelijk en geestig. Een diva.
Volhardend in haar ongelijk
Ze trouwt met Aad Nuis, en heeft dezelfde dag nog spijt. Ze trouwt in 1964 nog een keer, met Jaap van Heerden. Zij vond dat „zo’n leuk huwelijk”, en Van Heerden aanvankelijk ook, zegt hij. Hij vertelt hoe élk gesprek met haar een discussie was en elke opmerking uitmondde in een meningsverschil. Hun huwelijk sneuvelde over een meningsverschil dat haar tekende: de kwestie Friedrich Weinreb. De joodse econoom die zij bewonderde als jodenredder in oorlogstijd, maar toen hij werd ontmaskerd als verrader en spion, weigerde zij haar ongelijk te bekennen. In deel twee vertellen haar vijanden wat ze daarvan vonden.
Columnist was voor haar het „minst frustrerende beroep”. Vanaf 1961 schrijft ze onder de naam Tamar een column op de vrouwenpagina van Vrij Nederland. Lengte en onderwerp al naar gelang haar pet stond. Israël en kernwapens, haar katten en het feminisme. Op haar best was ze als ze „in praatzinnetjes” over zichzelf schreef en als een privédetective haar psyche omwoelde. Mede-columnisten Marja Pruis en Stephan Sanders komen aan het woord over haar schrijversschap, maar waarom Ronit Palache niet? Zij bezorgde in 2020 een bloemlezing van Rubinsteins werk (Bange mensen stellen geen vragen).
Haar geheime relatie met Simon Carmiggelt, de ziekte die haar invalide maakte, haar drieste rijstijl, het past allemaal in twee uur documentaire. „Voordat ik zelfmoord pleeg”, schreef ze, „doe ik eerst eens de gordijnen”. Ze overleed in 1990. Dertig jaar later is niemand over haar uitgepraat. Haar broer niet, haar zus en schoonzus, haar lievelingsneef, haar ex-man, haar vele aanbidders niet, noch de mensen die haar haatten.