Daan Slooter op zijn thuisbaan, de Noordwijkse Golfclub.

Foto Annabel Oosteweeghel

Interview

Daan Slooter: ‘Hoe later ik spelers vastleg voor het Dutch Open, hoe goedkoper het wordt’

Golf Daan Slooter (54) is als toernooidirecteur van het Dutch Open verantwoordelijk voor het deelnemersveld. „Voor dertig spelers regelen we vluchten, hotelkamers of wat nodig is. De rest komt gewoon.”

Als Daan Slooter het clubhuis van de ‘Noordwijkse’ binnenkomt, heeft hij één golfclub in zijn hand. Een oude, dat is duidelijk te zien aan de verkleuring van het ijzer en de lederen grip. Er zit een verhaal achter deze mid-iron zegt hij, maar dat is voor later. Eerst wat drinken. Hij is als vanzelfsprekend gastheer op de plek waar hij als elfjarige jongen begon met golfen. Hij bleek talent te hebben voor de sport die zijn leven zou gaan bepalen. „Alles wat ik doe is golf.”

Slooter (54) is naast tv-commentator voor Ziggo Sport, mede-eigenaar van een bedrijf dat zich bezighoudt met de zakelijke kant van golf in Nederland en hij is sinds 2004 toernooidirecteur van het Dutch Open. Dat begint deze donderdag in Cromvoirt en is aanleiding voor een interview. Wat Slooter betreft had het gesprek tijdens een rondje van negen holes plaatsgevonden, maar de verslaggever is geen golfer.

Is samen golfen uw manier van communiceren?

„De meeste mensen willen graag op Noordwijk spelen, omdat het een van de mooiste golfbanen van Nederland is. Die kans kan ik ze bieden. En ik probeer wat vaker te golfen bij een afspraak, ik speel te weinig. Maar ik vind het vooral een goede manier om elkaar te leren kennen. Beter dan aan een tafel met zo’n opnameapparaatje erbij.”

Golf als sociale bezigheid.

„Ja, dat kan ik heel goed, maar dan speel ik vaak wel slechter omdat ik te veel bezig ben met anderen. Dat kan me niet schelen, maar de reacties vroeger wel. Óf ze zeiden ‘die Slooter kan er niks meer van’ óf mensen dachten dat ze ineens net zo goed konden golfen als ik.”

In zijn jonge jaren waren er weinig golfers van hetzelfde niveau als Slooter. Op zijn zestiende, zeventiende behoorde hij tot de toptien van de wereld bij de jeugd, al zijn er geen officiële lijstjes die dat kunnen bewijzen, zegt hij. Op internationale toernooien stond hij op de baan met jongens als Colin Montgomerie, José Maria Olazabal en Jesper Parnevik, inmiddels gelauwerde professionals met een volle prijzenkast en miljoenen op de bank. Slooter koos midden jaren tachtig voor een beurs in de Verenigde Staten, hij ging economie studeren aan Duke University in North Carolina. En daarna werd hij geen professional.

Heeft u spijt van die keus?

„Ik had niet veel keus. Fysiek was ik niet sterk genoeg en in die tijd was in Nederland de stelregel: geen krachttraining. Dat was slecht voor je souplesse. Ik heb tussen mijn dertiende en achttiende zó veel gespeeld, mijn lijf heeft dat niet getrokken. Mijn korte spel was briljant, daarmee kon ik het nog lang redden. Toen ik in 1989 terugkwam in Nederland, heb ik het nog een jaar geprobeerd, maar het heilige vuur was weg.”

U bent te vroeg geboren.

„Nu zou ik zeker pro zijn geworden. In die tijd moest je op de Europese tour bij de topdertig komen om quitte te spelen. Nu zijn er veel meer kleinere tours en kunnen golfers vijf jaar de tijd nemen om ergens te komen.”

Uw golfervaring komt van pas nu u toernooidirecteur bent. Is uw rol vergelijkbaar met die van Richard Krajicek bij het tennistoernooi in Rotterdam?

„Ik denk het wel. Het spelersveld is mijn zorg. Bij tennis moet je de nummer één, twee of drie van de wereld hebben voor een aantrekkelijk affiche, ik moet vooral zorgen voor een leuk, breed deelnemersveld. Ik probeer een speler uit de topvijftien, toptwintig te halen, een paar uit de top-vijftig, plus een aantal spelers waar mensen op aanslaan. Oud-majorwinnaars bijvoorbeeld. En de Nederlanders zijn natuurlijk belangrijk.”

Een flinke klus, er doen meer dan honderdvijftig spelers mee.

„Voor dertig spelers regelen we vluchten, hotelkamers of wat nodig is. De rest komt gewoon. Met een man of vijf hebben we contractuele afspraken. Het is echt een spel om die vijf binnen te halen. Mijn ritme ligt nu iets anders, omdat we van september naar mei zijn verplaatst, maar ik begin in januari in Dubai. Daar spreek ik alle spelers en hun managers. Zo krijg ik een gevoel bij wat spelers willen en vormt zich een plaatje in mijn hoofd.”

En dan komt het aan op startgeld.

„Ik heb wel eens Martin Kaymer [voormalig nummer 1 van de wereld] geregeld in ruil voor een hotelkamer. In Saoedi-Arabië is een toernooi met 7,5 miljoen dollar startgeld, zo kan ik het ook. Dat heb ik in al die jaren niet bij elkaar gesprokkeld. Wij moeten het hebben van passen en meten, relaties opbouwen. Als ik spelers van naam haalde, dan gaf ik aan hun management vijf hotelkamers en vijf vluchten. Die konden ze aan andere spelers uit hun stal geven die normaal gesproken nooit wat krijgen. Daardoor hadden ze een sterkere band met die spelers en die spelers met ons. Dat kan belangrijk zijn als ze beter worden. Mijn balancing act is: hoe later ik spelers vastleg, hoe goedkoper het wordt.”

Bent u tevreden dit jaar?

„Ja, want het is zo’n vreemde tijd. Er zijn plannen voor een nieuwe Saoedische tour waaraan spelers van de Amerikaanse tour niet mee mogen doen. Dat zorgt voor onzekerheid en dat heeft weer effect op wat ik doe. In maart zou ons spelersveld bekend worden gemaakt, maar niemand nam zijn telefoon meer op. Normaal willen er altijd wel een of twee spelers die fulltime op de Amerikaanse tour spelen, komen.”

Tot slot nog even het verhaal achter die oude golfclub.

„Op internet kwam ik deze tegen voor een paar tientjes. Het blijkt een mid-iron te zijn van George Pannell, de eerste winnaar van het Dutch Open in 1912. De kans is groot dat hij er dat toernooi ook mee heeft gespeeld, want op het blad zitten geen groeven. Die kwamen een paar jaar later pas.”