De grip wordt steeds extremer voor steeds meer topspin

Tennisgrepen Hoe tennissers tegenwoordig hun racket vasthouden, verschilt van vroeger. „Je ziet enorme versnellingen van het racketblad waarbij de bal veel spin en vaart krijgt.”

De Poolse Iga Swiatek, nummer 1 van de wereld, speelt met de western-greep.
De Poolse Iga Swiatek, nummer 1 van de wereld, speelt met de western-greep. Foto Alberto Lingria/Reuters

Kijk naar de manier waarop Iga Swiatek (20), de nummer 1 van de wereld, haar racket vasthoudt. De knokkels van haar hand wijzen naar de grond. De palm van haar hand is onder de steel van het racket. Haar arm is gebogen. Het lijkt onmogelijk om een bal nu goed over het net te slaan. Maar juist door het racket zo vast te houden, kan ze de bal een enorme zwieperd geven met haar forehand. Ze maakt met deze greep de meest bizarre hoeken op de tennisbaan. Met de ‘western-greep’ kan de Poolse met haar racket extreem agressief zwaaien, veel meer dan met conventionelere, grepen.

Door de snelle opwaartse beweging, à la een ruitenwisser, krijgt de tennisbal veel effect mee. Deze extreme rotatie van de bal, ‘topspin’, zorgt ervoor dat de bal hoog over het net gaat en daarna snel daalt. Swiatek kan daarmee bijna elke bal op volle kracht slaan, omdat de bal toch wel weer binnen de lijnen stuitert, dankzij de extreme topspin. Na de stuit ‘schiet’ de roterende bal extreem door. Het is een slag die haar zeker op gravel een groot voordeel geeft. Mede daarom is Swiatek de grote favoriete voor Roland Garros.

Continental

Een tennisgreep heeft er niet altijd zo uitgezien. Wie de overwinning terugkijkt van de Amerikaanse tenniskampioene Billie Jean King bij de US Open in 1971, ziet een tennisster met een veel minder extreme greep: de ‘continental’. Hiermee houdt een tennisser het racket vast zoals je iemand de hand schudt.

Met deze klassieke greep, tot ver in de jaren zeventig de meest voorkomende, slaat King (nu 78) op een elegante manier door de bal. Het was belangrijk om de bal ‘na te wijzen’ en een zo lang mogelijke zwaai te maken. Hoe langer, hoe beter. De pols bleef strak om het racket om vlakke ballen over het net te plaatsen. Die ballen bleven laag op het gras.

King speelde met haar houten racket in een tijd waar plaatsing belangrijker was dan snelheid. Service-volley was de norm, de wedstrijd won je aan het net.

Eastern

De Zweed Björn Borg, die van 1976 tot 1981 zes keer Roland Garros en vijf keer Wimbledon won, was een pionier. Hij hield zijn racket anders vast, in een stijl die ‘eastern’ werd genoemd, een term afkomstig van de speelstijl in het oosten van de VS.

Borg (nu 65) draaide zijn vingers een paar centimeter naar beneden, zodat hij ruimte kreeg om in plaats van horizontaal meer naar boven uit te zwaaien met zijn racket. Daarmee sloeg hij topspin. In plaats van elk punt naar het net te stormen, kon hij ook vanaf de baseline punten winnen. Hij had een manier gevonden om hard te slaan, maar de bal nog in het spel te houden. De baan van de bal werd steeds meer een ‘boogje’.

Kunststofrackets zorgden er na het tijdperk-Borg voor dat de ballen nog harder konden worden geslagen. Topspin met de eastern-greep werd de norm in de jaren tachtig en negentig. Roger Federer (40), wiens comeback in de herfst wordt verwacht na een knieoperatie, speelt nog steeds met deze greep. Mede daardoor heeft het spel van de Zwitser een klassieke look.

Roger Federer speelt nog met de eastern-greep.

Foto Neil Hall/EPA

Een speler met een totaal andere visie was Alberto Berasategui, een Spaanse tennisser die in 1994 de finale van Roland Garros haalde. Hij was een van de eerste tennissers met een extreme ‘western-greep’, waarbij zijn hand onder het racket zat. Hij was een sensatie, waar tennisliefhebbers soms wat meewarig naar keken.

De greep van Berasategui was zo extreem, dat hij zijn backhand met dezelfde kant van het racket speelde als zijn forehand, omdat hij geen tijd had om zijn racket goed te draaien voor zijn backhand. Zijn exotische greep zou geen navolging krijgen. Zijn manier van tennissen genereerde weliswaar veel topspin, maar was onhandig voor andere slagen en gaf extreme druk op de pols.

Semi-western

Berasategui zocht nadrukkelijk de grenzen op van de tennisgreep. Elke topspeler ziet dat zoveel mogelijk topspin vaak optimaal is, maar de greep moet wel werkbaar blijven. De tussenoplossing kwam zo’n twintig jaar geleden met de ‘semi-western’. Vanuit de eastern draaide de hand op de steel van het racket weer iets met de klok mee. Het is de greep Rafael Nadal, nummer 1 van de wereld Novak Djokovic en van het merendeel van de huidige top-100 van de wereld. Zij profiteerden van stijvere rackets en betere snaren, waardoor elke bal met extreem veel topspin over het net kan worden geslagen.

De semi-western greep dicteert een totaal andere manier van slaan. Waar vroeger vooral de arm het werk deed, is het hele lichaam nu vereist om kracht en topspin te genereren. De benen zijn belangrijker geworden. Die zetten af tegen de grond en zetten de draai van de heup in. Deze greep kent ook een belangrijk nadeel. Er wordt zoveel van het polsgewricht gevraagd, dat het aantal polsblessures in het tennis is toegenomen.

De Amerikaanse Billie Jean King, hier in actie in 1972, speelde met de klassieke continental-greep.

Foto Getty Images

„Tegenwoordig zie je, mede door moderne grepen, enorme versnellingen van het racketblad waarbij de bal veel spin en vaart krijgt”, zegt Frits ten Bruggencate. „Iedereen in de top is fysiek zo sterk, dat ze elke bal volle bak kunnen slaan.” Ten Bruggencate was vroeger coach van de Nederlander Martin Verkerk, finalist op Roland Garros in 2003, en traint nu fulltime met talenten die allemaal met een semi-western-greep of zelfs western spelen. „Het racket krijgt een enorme versnelling vanuit de heupen en versnelling van de arm en hand. Je ziet dat negen van de tien kinderen die een tennisopleiding volgen, tegenwoordig semi-western spelen. Semi-western is geen extreme greep meer, dat is de western-greep”, zegt Ten Bruggencate.

Western

De manier waarop Iga Swiatek haar racket vasthoudt in de western-greep, is bij een selecte groep topspelers heel populair. Zij zijn op zoek naar extreem veel topspin, De Noor Casper Ruud, nummer 8 van de wereld, slaat met deze grip forehandballen die met 3.564 rotaties per minuut over het net vliegen (vorig jaar gemeten bij het masterstoernooi van Monte Carlo). Nog net even heftiger dan de topspin van Nadal.

Tennistalenten zullen naar het tennis van Swiatek kijken en dat proberen te kopiëren. Maar in de wedloop van steeds extremere tennisgrepen lijken haar zwaai en stijl voorlopig het eindpunt te zijn.

Het is interessant om Carlos Alcaraz (19) te bestuderen, de Spanjaard die de tenniswereld verovert met zijn allround spel. De snelheid en topspin in de slagen van Alcaraz zijn indrukwekkend. Toch speelt hij niet met een extreme greep, maar met de semi-western. Het voordeel hiervan is dat hij volley’s, slice en dropshots kan slaan, zonder zijn greep extreem over te pakken. De volley en service worden door de meeste toptennissers namelijk nog steeds vanuit de continental-grip gespeeld. Tennissers moeten na het slaan van een bal dus vaak wisselen van greep. Hoe sneller dit kan, hoe makkelijker.

Juist het allround spel van Alcaraz, harde ballen gecombineerd met een fluwelen touch en geniale dropshots, is wat zijn spel zo goed maakt. Ook heeft Alcaraz de mogelijkheid om met zijn greep soms iets vlakker te slaan, mocht dat nodig zijn.

Feitelijk is zijn spel eerder een stap terug, richting de greep van Billie Jean King, dan een stap vooruit.