Op de vliegdag van de studentenzweefvliegclub is iedereen ‘vlieggeil’

Vrij Hoe breekt Nederland uit de sleur? Deze week zweefvliegen.

Foto Folkert Koelewijn

Acht jaar was hij, toen hij van Egypte naar Nederland vloog en een glimp van de cockpit opving. Of hij even binnen mocht kijken? Nee, zei de stewardess. Ja, zei de gezagsvoerder. „En toen wist ik dat ik piloot wilde worden.” Luca Schaap (18), zonnebrilletje op, portofoon in de handen, heeft maar kort de tijd voor de anekdote. Vandaag is hij de veldleider op de vliegdag van Zweefvliegclub Eindhovense Studenten. Hij moet contact houden met „de kisten” in de lucht en geeft een seintje aan de bediener van de lier als er weer een zweefvliegtuig de lucht in kan worden getrokken

Alle aanwezige leden moeten vandaag minstens twee vluchten maken. Het is kampweek en ze zijn te gast bij de Nijmeegse Aeroclub op het Maldens Vlak. De bedoeling is dat iedereen veel vlieguren maakt en hun starts en landingen oefent, zegt instructeur Ton Staassen (62), die op de nabijgelegen camping heeft geslapen en op het terras van de kantine nog even rustig zijn bolletjes belegt.

Staassen is net zo „vlieggeil” als de rest van de leden, zegt hij. Zoals oud-bestuurder Midas Pranger (23). Hij studeert aan TU Eindhoven en zegt vooral van de techniek en het uitzicht te genieten. „Zelfs als het lelijk is, is het mooi.” Staassen: „Je voelt je vrij, en machtig. Lekker naar dat gepeupel beneden kijken.” Nadat hij als student bij de club was gekomen is hij nooit meer weggegaan, en nu neemt hij zelfs zijn hele gezin mee naar de legendarische zomervakanties van de club. „Ze organiseren altijd leuke dingen. Rave-party’s, cocktailnights.” En ze maken natuurlijk mooie vluchten.

De witte zweeftoestellen waarin ze vandaag vliegen zien er uit als reusachtige elegante vogels. Die in je eentje mogen besturen, is de heilige graal, zeggen de wachtenden bij de startbaan. Isabel Oostenbrug (20) heeft al bijna dertig keer ‘solo’ gevlogen, maar wil op deze vreemde baan toch liever een instructeur in het stoeltje achter zich. Van een vriend hoorde ze dat zweefvliegen eigenlijk net zoiets is als hockey, zegt ze: een sport die je gewoon kan leren. En daar gaat ze, al binnen een paar seconden is ze in de lucht. „Opstijgen voelt net alsof je in een achtbaan zit.”

Dat valt wel mee, sust Nico Sloof (79), die ‘de media’ wel voor een kort vluchtje wil meenemen in zijn zweefvliegtuig. Die van hem is geschikt om loopings mee te maken, maar dat doet hij wel een andere keer. De kabel van de lier wordt aan het vliegtuig bevestigd, de kap gaat dicht, hartkloppingen, en dan zijn we ineens in de lucht. „Kijk, daar is Nijmegen, en rechts zie je de bossen van Duitsland.” Uitzicht, uitzicht, uitzicht. „Wat vond je ervan”, vraagt hij na afloop. Maar soms schieten woorden tekort.