‘De Beren opent 50ste restaurant in de Markthal in Rotterdam’, aldus een persbericht afgelopen februari. Vijftig is veel. Even afgezien van fastfoodketens en broodjeszaken zijn er weinig franchise-restaurants die het zo goed doen. Alleen tapas-prijsvechter La Cubanita („7 dagen per week onbeperkt tapas!”) streeft De Beren (nog) voorbij met 55 locaties. Echter, op het moment van schrijven is de opening van Beren-vestiging 52 al aangekondigd. En dan hebben we het nog niet eens over de bijna 40 Beren-bezorgrestaurants.
Kortom: De Beren is ongekend populair, een fenomeen dat blijft groeien. Daar moesten we maar eens heen.
Nu reisde ik de afgelopen maanden door het land voor een bescheiden theatertournee. Genoeg gelegenheid dus. We aten bij De Beren in Apeldoorn, Den Bosch en Dordrecht. Toen was het genoeg. Zoals mijn anders even welbespraakte als -gemanierde assistent zei: „Ik eet nog liever zand.” Daarover later meer. Eerst wat context.
Het succesverhaal van De Beren is het verhaal van ondernemer Ad Schaap. Dat begint met Schaap als klassiek dickensiaans karakter: als jongste van elf kinderen liep hij met wintertenen in de te grote afgedankte schoenen van zijn broers, vechten om eten, warmte en liefde, lezen we in een interview in het AD. Nooit meer armoede – dat is zijn drijfveer als hij op zijn veertiende aan de slag gaat bij de beroemde Rotterdamse patatboer Bram Ladage.
Schaap ontpopt zich tot rasondernemer: na een supermarkt, frietkraam, notenzaak, snookercentrum en de populaire discotheek Baja Beach Club stapt hij tegen de eeuwwisseling in een bescheiden maar goedlopende Rotterdamse eetcaféketen. Naast Bruintje Beer (de originele uit 1984) openen in rap tempo Billy, Boris, Barend, Betty, Balou, Bono, Bella, et al. Toen hij de hele Barbapapa-familie had uitgespeeld, besloot hij ze voortaan allemaal De Beren te noemen. Zo creëerde hij een franchise-succesformule, met één menukaart en één centraal reserveringssysteem.
Mooie vent. Goed verhaal. Het is hem gegund. Jammer alleen dat ze daar zulke verschrikkelijke troep verkopen.
Voordat ik de Berenput opentrek, dit: niet elke De Beren is hetzelfde. In sommige vestigingen draagt de bediening vrolijke geelgroen geblokte hemden, in andere juist strakke witte met een klein Beren-logootje op de arm; de ene franchisenemer kiest voor een hippe A3-kaart op een houten plank, de ander voor een zwarte map. In Apeldoorn stonden twee gastvrouwen die je een baan in een echt restaurant gunt; in Den Bosch werden we bediend door een middelbare scholier die niet wist wat spareribs waren (ongelogen). Maar de wafel bij de kip was in Den Bosch zo mogelijk nog bleker dan het onafgebakken exemplaar in Apeldoorn, de kip in Dordrecht net zo droog en het korstje net zo doordrongen met vet. Het vlees is overal even smakeloos. En: Werkelijk. Alles. Is. Zoet. Dus deze recensie mag u extrapoleren naar het eten in alle Beren-filialen – ze delen niet voor niets dezelfde menukaart.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/10/data77845785-da45bc.jpg)
Goedkoop vlees
De Beren is een kipsaté-eetcafé gecamoufleerd als grand café met hippe gerechten als beef brisket loaded fries en spicy karaage chicken (Japanse fried chicken). Het grootste deel van de kaart bestaat uit goedkoop vlees in alle soorten en maten. Met kroegwijn en frieten waar je het vet uit kan knijpen. En allerhande zoete sauzen die moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn.
Een hamburger bakken kunnen ze nog wel, het broodje is even gegrild, de baby-bindsla knapperig (de kaas alleen niet gesmolten). Die gefrituurde kippendijtjes met sweetchilisaus zijn best een prima bar-snackje. De maple syrup is van biologische A-grade kwaliteit – ik heb het gecheckt in de ‘keuken’. En de garlic scampi’s gingen, ondanks de wanstaltige hoeveelheid grote stukken knoflook en een halve eetlepel zout, schoon op. U ziet, ik ben altijd op zoek naar iets positiefs.
Voor de rest is het huilen. Garnalenkroketjes met één garnaal erin. Ongaar beslag rond de vis. Bremzoute peperroomsaus, toegedekt onder een dik vel. Spareribs worden geserveerd met twee zestiende (2 x 1/16) stukjes uitgedroogde maiskolf (I kid you not). De stukjes cassavekroepoek bij de kipsaté lijken gedoopt in epoxy: ze zijn hard en weerkaatsen licht. Voor de vegetariër is er tot snot gekookte bloemkool in een deegjasje. En een absurd gerecht omschreven als „Poppin’ popcorn: onze geheime mix van popcorn met stukjes vegan fried chick’n.” Wat is hier geheim? Dat er helemaal geen stukjes nepkip in zitten? Oh nee, de ‘keuken’ was ze vergeten. Hoe dan? Er zitten maar twee dingen in dit gerecht!
Nog zo’n dieptepunt zijn de calamares: uitgedroogde post-elastiekjes, veel te donker gefrituurd in oud vet. In de woorden van onze theatertechnicus: „De smaak van bittere teleurstelling.” Maar het ergste is natuurlijk de kwaliteit van het vlees. De carpaccio is beangstigend knalroze. De spareribs smaken, diep weggestopt onder zoete saus, uiteindelijk naar niets. Net als de pork tomahawk, die netjes medium lijkt te zijn voorgekookt. Bij wijze van grilstreep staan er een paar dunne zwarte lijntjes op, alsof iemand er even in twee richtingen met een sandaal op is gaan staan.
Voordat u zegt: die Broekaert vindt alleen dure restaurants goed, mensen met een kleine beurs mogen zeker niet uit eten, want dat getuigt van slechte smaak… Geenszins! Zo goedkoop is het namelijk niet bij De Beren. De classic burger is met 15,50 euro duurder dan die van de hipste hamburgertent in Amsterdam (The Butcher) en voor 55 euro kun je ook in een écht restaurant een lékkere cote de boeuf krijgen. En van alles dat je voor de rest aan troosteloze gefrituurde ellende uitspaart, kun je nog een fatsoenlijke fles wijn drinken ook.