Marina Otero commandeert de vijf dansende Pablo’s

Dans Een goede titel is het halve werk. Festival Spring in Utrecht opent met de voorstelling Fuck me van de Argentijnse Marina Otero, haar autobiografische solo voor vijf mannen.

In de dansvoorstelling ‘Fuck Me’ regisseert en commandeert Marina Otero vijf mannen vanaf de zijlijn.
In de dansvoorstelling ‘Fuck Me’ regisseert en commandeert Marina Otero vijf mannen vanaf de zijlijn. Foto Diego Astarita

De beginscène van Fuck me: terwijl Sandro de América met een van emotie trillende stem ‘Porque yo te amo’ zingt, kleden de vijf mannen zich uit die vanuit het publiek op het toneel zijn geklommen. Met pirouettes, spagaten, markante bodybuildersposes en kittige pasjes demonstreren zij wat zij aan attracties in huis hebben. Zij zijn de Pablo’s, genoemd naar drie minnaars met die naam die Marina Otero (38) ooit gelijktijdig had.

Iedere Pablo vertegenwoordigt een facet van haar: de fysieke alleskunner, het lekkere stuk dat zich beklaagt over de objectivering van zijn (Otero’s) lichaam, de fabulerende theatermaakster. Pablo 6 (één Pablo, stapte uit het project wegens bezwaren tegen naaktheid, de oorspronkelijke nummering werd gehandhaafd) is de oudste en spreekt over de onvermijdelijkheid van zijn afnemende krachten.

Daarmee geeft Otero meteen haar hoofdthema’s prijs. Om te beginnen vormt zij zélf het hoofdthema: Fuck me maakt deel uit van de serie Recordar para vivir (‘Herinneren om te leven’) van, óver en tot Fuck me door Marina Otero. Acht jaar geleden bijvoorbeeld zag Remembering 30 years to live 65 minutes het licht. Oorspronkelijk bedoeld als toneelstuk met als werktitel Depakine (een verwijzing naar het anti-epilepsiemedicijn dat zij als kind moest slikken) werd het een hybride voorstelling waarin zij haar leven tot dan toe op een rijtje probeert te zetten, met de volle inzet van film, geluid, licht en, vooral, haar eigen lichaam.

Lees ook: Julian Hetzel: ‘Ons systeem maakt het veel makkelijker om geld te accumuleren dan om het weg te geven’

Dat laatste is een groot verschil met Fuck me. Niet voor niets laat de Argentijnse vijf mannen dit autobiografische – ‘narcistische’ noemt ze het zelf – project uitvoeren. Otero maakte de voorstelling, waarvoor de repetities in 2020 al waren begonnen, roerloos liggend vanuit haar bed, een situatie waartoe ze was veroordeeld na drie gebroken ruggenwervels en een zware rugoperatie. Of ze zelf ooit nog zou kunnen dansen, was destijds zeer onzeker.

Mannenlichaam

Tegelijk is haar keuze om juist mánnen haar verhaal te laten vertellen een manier om een zekere afstand en vrijheid als maker te scheppen. „Hoewel mijn werken uitgaan van een biografie, is er geen pact van waarheid. Maar er is wel een pact met mijn geheugen.” Otero, die in de voorstelling vanaf de zijlijn de vijf mannen regisseert en commandeert, draait bovendien de rollen om. Nu eens niet het vrouwenlichaam dat naakt wordt geëtaleerd en geobjectiveerd, maar het mannenlichaam.

Overigens deinst de choreografe in haar werken zelf zeker niet terug voor naaktheid. Het lichaam is haar primaire onderzoeksobject. „Helaas”, zegt ze in een Zwitsers interview, „is het lichaam drager van alles wat ons overkomt. Duisternis, perversie, licht: een lichaam is gevaarlijk. Mijn obsessie is te onderzoeken wat dat lichaam verbergt, hoe het beweegt in de samenleving.”

Met die obsessie schaart ze zich achter de artistieke Nachwuchs van Marina Abramovic. Ook toont haar werk verwantschap met dat van de Spaanse Angélica Liddell wier werk wel wordt getypeerd met de woorden ‘roes, razernij en troost’.

Extreme exercities

Otero onderwierp haar lichaam veelvuldig aan extreme exercities. In Fuck me, dat overigens zo is getiteld omdat de Argentijnse in de periode na haar operatie geen seks had („pijn vermoordt begeerte”), laat ze een oud filmpje zien waarin zij zichzelf onophoudelijk tegen de grond smijt. Met dergelijke fysieke arbeid danste ze naar eigen zeggen haar rug in de prak. Waarmee ze, althans tijdelijk, als een soort Frida Kahlo vanuit liggende positie haar creatie moest voltooien.

Het gaf haar (gedwongen) nog meer tijd om terug te blikken op haar kindertijd, waarin zij zich ongemakkelijk voelde, onzeker over wat er van haar werd verwacht. Op initiatief van haar moeder, die danseres was, volgde ze dan wel danslessen, maar ze hield eigenlijk niet van ballet. Wel van dansjes maken: op filmpjes is de kleine Marina te zien die haar neefjes en nichtjes commandeert in eigen choreografietjes. Maar ook duisterder gebeurtenissen uit het verleden komen langs, waaronder de militaire dictatuur in Argentinië, waarover haar opa hardnekkig zweeg. Familiegeheimen die, aldus Otero, ook in haar hun psychosomatische effecten (haar rugblessure) hebben gehad.

Zelfspot

Het zijn zware onderwerpen die Otero behandelt, maar ze doet het met zelfspot en afstand. De voorstelling komt soms wat chaotisch over en de choreografe knoopt niet alle afzonderlijke lijntjes aan elkaar, maar daardoor behoudt de voorstelling ook een zekere lichtheid. Die vervolgens met kracht de kop wordt ingedrukt met een filmpje waarin de choreografe haar ‘laatste dans’ – zoals het er toen uitzag – uitvoerde: een soort groepsverkrachting, die evengoed naar haar privéleven kan verwijzen als naar de theaterpraktijk.

Tijd, lichaam, geestelijke en fysieke pijn. Pablo 6 verwoordt Otero’s zwartgallige visie: „Het einde van de jeugd is onomkeerbaar. En dan die ónzin over spirituele groei…” Voor Otero, die weer voorzichtig en bijna pijnloos kan bewegen, is het lichaam nog even belangrijk. De opvolger van Fuck me heet Love me. „Ja, neuk me eerst, laten we het dan over liefde hebben.” First things first.

Festival Spring, 12 t/m 21/5, Utrecht. www.springutrecht.nl