Anouk van Kampen: „Hoewel ik het vervelend vind als anderen dat bij mij doen, zeg ik: ‘Probeer vol te houden, kan ik iets voor je doen?’ Met vriendinnen spreek ik vaak af: we houden het allebei nog even vol.”

Foto Roger Cremers

Interview

Anouk van Kampen over de voorstelling over haar doodswens: ‘Ik wil dat meer mensen weten dat het bestaat dat mensen dood willen’

Doodswens De 22-jarige actrice Anouk van Kampen heeft om euthanasie gevraagd. In de solo-voorstelling ‘The Gift’ gaat ze in op de reden van haar doodswens.

Anouk van Kampen wiegt een baby. De 22-jarige actrice streelt hem en snuffelt aan de donzen haartjes. „Lekker”, zegt ze, en lacht even. De zachtmoedigheid van dit beeld vol leven wordt versterkt door de wetenschap dat Anouk een uitgesproken doodswens heeft. Ze heeft besloten dat het leven niet voor haar bedoeld is en diende een verzoek tot euthanasie in.

De baby, van een medewerker, is toevallig een keer bij een repetitie voor de voorstelling die ze maakt over haar doodswens, samen met regisseur Alexandra Broeder. Anouk – ze treedt ook op onder haar voornaam – is met deze solovoorstelling, The Gift, deze week in theater Frascati in Amsterdam te zien.

Voor Broeder (1978) is The Gift, op het snijvlak van kunst en psychiatrie, een organische voortzetting van eerder werk. Ze maakte naam met voorstellingen waarin kinderen speelden, theater met een onderstroom van horror en magie. De laatste jaren maakte ze voorstellingen met jongeren met een psychische aandoening, in samenwerking met GGZ-instellingen, zoals The Well en het feeërieke The Tree.

In die twee voorstellingen, waarin Anouk meespeelde, maakten de jongeren indringend en langdurig oogcontact met de bezoekers, die ze ook aanspraken en vragen stelden. In The Gift doet Anouk dat ook. Tegen een grote achterwand met echte bloemen leest ze haar tekst (uit het hoofd lukt niet meer), begeleid door een soundscape en een lied.

Het raakt me dat ik vriendinnen heb verloren, maar ik gun ze ook de rust

Op verzoek van Anouk is Broeder bij het gesprek met haar, begin mei, in een kantoor in Amersfoort, waar de twee wekelijks repeteren. In Amersfoort ging Anouk naar de middelbare school. „Tot 5 VWO heb ik het gered. Ik had leuke plannen over wat ik wilde gaan doen, maar het liep anders.” Als kind wilde ze „dolfijnentrainer worden of kok”. Daarna werd het „Engels studeren en lesgeven, of iets in het theater doen”.

Sinds haar dertiende is Anouk in therapie voor haar depressies. En sinds twee jaar woont ze ‘beschermd’, met meer jongeren met psychische problemen. De euthanasie-aanvraag, bij het Expertisecentrum Euthanasie, deed ze, zegt ze in The Gift, om te kunnen „sterven op een manier zoals ik het wil, met toestemming, in rust, zonder anderen ermee te overvallen, of de kans dat het mislukt”.

Waarom wil je deze voorstelling maken?

„Op suïcidaliteit wordt vaak gek en afwijzend gereageerd. Tegen mij werd gezegd dat het aandachttrekkerij was. Ik wil dat meer mensen weten dat het bestaat dat mensen dood willen. Dat is een realiteit. Er zijn zoveel mensen die met die gedachte strugglen. Praten over iemands doodswens is een taboe en daarmee een maatschappelijk probleem. Mensen reageren verkrampt en zijn niet bereid serieus over het onderwerp na te denken. We zouden er open over moeten kunnen praten. Luister naar degene die een doodswens heeft en stel vragen. Vul niet in wat de ander denkt.”

Waarom is het een taboe?

„Alexandra was eerst ook bang om erover te praten, omdat het zou lijken dat ze groen licht geeft voor wat ik wil. Terwijl het juist helpt om het erover te kunnen hebben. Praten maakt het idee minder beladen. Het geeft niet het laatste zetje.”

Broeder: „Het is een diepmenselijke vraag: waarom leef ik eigenlijk, waarom mag ik niet gaan? Dat is een vraag die ons allemaal aangaat. Die kun je niet afdoen als een uiting van een stoornis.”

Anouk: „Ik wil graag dat ik het erover kan hebben met hulpverleners of mijn omgeving zonder dat steeds wordt gezegd: ‘Maar het leven is zo mooi, kijk naar de vlinders, kijk naar de vogeltjes die fluiten.’ Dat soort dingen.”

Dat je lacht en baby’s knuffelt, is niet wie jij bent?

„Ook. Maar niet helemaal.”

Broeder: „Het is geen ervaring die de depressie afzwakt.”

Anouk: „Als ik me slecht voel, is het logisch dat ik dood wil. Als het goed gaat, kan ik helder nadenken en dan besef ik hoe moeilijk het leven is. Ik weet dan zeker dat het niet iets is wat ik impulsief zeg. Dat ik echt graag wil.”

Wie zijn de mensen met dezelfde wens als jij?

„Die ontmoet ik bij behandelingen.”

Wat zeg je tegen hen?

„Hoewel ik het vervelend vind als anderen dat bij mij doen, zeg ik: ‘Probeer vol te houden, kan ik iets voor je doen?’ Met vriendinnen spreek ik vaak af: we houden het allebei nog even vol. Dan checken we bij elkaar. De situatie is verdrietig en tegelijk snap ik het. Ik weet: ‘Je hebt hard gevochten’.”

Ze schiet vol en zegt: „Het raakt me dat ik hierdoor vriendinnen heb verloren, maar ik gun ze ook de rust.”

Het is menselijk om elkaar hoop te wensen.

„Voor sommige mensen is het een keer klaar. Je kunt niet altijd hoop houden.”

Broeder: „Het is een wezenlijke vraag: wat is menselijk? Is dat iemand laten gaan of hoop geven?”

Is dat de essentie van wat je wilt zeggen?

„Ja. Mijn vraag is om iemand met een doodswens echt te zien en niet automatisch al die dingen te zeggen. En zonder het onderwerp te vermijden uit ongemakkelijkheid.”

Hoe omschrijf jij je psychische problemen?

„Ik heb veel last van een slechte stemming, ben depressief. Ik heb een dwangstoornis.” Een kort lachje en een blik naar haar regisseur. „Het is geen dwangstoornis. Iedereen noemt het zo, dus ik ook, omdat ik wel dwanghandelingen heb. Maar bij mij is het waar. Ik moet die dingen echt doen, echt iets aantikken. Anders zet ik het leven van mijn dierbaren op het spel. Voor mij is het een gave. Maar als je dat tegen mensen zegt, dan denken ze helemaal: die is niet goed.”

Wat is het verschil met een dwangstoornis?

„Mensen met een dwangstoornis geloven dat als ze iets niet doen, ze een gebeurtenis veroorzaken. Daar zijn ze bang voor. Maar ze geloven er niet helemaal in, want ze kunnen de uitwerking testen. Dan zien ze: hé, er gebeurt niets.”

Broeder: „Het verschil is ook dat mensen met een dwangstoornis ontvankelijker zijn voor therapie. Die hebben meer ruimte om eraan te werken, omdat ze ergens weten dat het in hun eigen hoofd zit.”

Anouk van Kampen: „Ik geloof wel dat ik langer kan blijven, maar ik geloof niet dat ik lang ga blijven”. Foto Roger Cremers

Heb je je gave wel eens per ongeluk getest?

„Nee. Bij mij kun je het niet testen. Stel dat ik deze tafel moet aantikken en ik doe het niet, dan kan het ook zijn dat het over twintig jaar gebeurt.”

Wat is de oorzaak van je depressie?

„Dat weet ik zelf ook niet goed. Ze zeggen soms dat ik een stofje in mijn hoofd mis. Het kan ook mijn dwangstoornis zijn. Dat ik daardoor klem zit. Verschillende psychiaters geven verschillende antwoorden.”

Wat er speelt is aan je te zien. Je armen zitten onder de littekens.

„Dat is automutilatie. Wat ik nog steeds doe, maar minder dan eerst. Soms is het zo zwaar dat de pijn in mijn armen even de pijn in mijn hoofd verlicht.”

Wat betekent het om depressief te zijn voor hoe je leeft?

„Het is moeilijk om te plannen, omdat ik niet weet hoe ik me zal voelen. Het is moeilijk om de dag door te komen. Soms is het al moeilijk een kwartier door te komen. Het overheerst mijn leven.”

Een aspect van haar gave is dat het uitspreken van het woord ‘dood’ en al zijn synoniemen door anderen in het bijzijn van Anouk vermeden dient te worden. Dan moet ze te hard werken in haar hoofd om het effect te bezweren, zegt ze. In het repetitieproces en tijdens dit interview is als vervanging het woord ‘kokosnoot’ gekozen. Deze geschreven tekst wijkt ervan af, maar de vraag die volgde was letterlijk:

Denk je dan aan kokosnoot?

„Ja, altijd, meteen. Dat zit eigenlijk altijd in mijn hoofd.”

Hoe reageerden je ouders op je aanmelding?

„Voor hen is het zwaar. Het duurde even voor ze achter me stonden. Dat doen ze vooral omdat ze geen nieuwe pogingen tot zelfdoding wilden en omdat ze dan weten dat alles is geprobeerd.”

Broeder: „Ze staan achter het maken van de voorstelling. Zelf komen kijken is te eng, maar ze begrijpen dat ze haar verhaal wil delen.”

Anouk: „Dat is lief. Na afloop zullen ze in de foyer zijn om te zien of ik het leuk heb gehad. Of ik blij ben. Ze steunen me op een manier die voor hen haalbaar is.”

In de tekst noem je je ouders in verband met je gave als ‘de dierbaren’ waar je voor vreest.

„Dat heb ik aan zoveel mensen gevraagd: hoe kun je normaal naar je werk of naar school gaan als je weet dat je ouders dood kunnen gaan? Hoe dan? Hoe kun je zo leven? Dat snap ik echt niet.”

Daar spreekt liefde voor je ouders uit.

„Ik vind het eerder egoïstisch van mezelf. Want zij willen graag dat ik dit allemaal loslaat en gelukkig ben. Maar aan de andere kant denk ik: ik ben ziek. Ik doe het niet zomaar.”

Hoe zwaar is het om deze voorstelling te spelen?

„Niet zo zwaar. Het repeteren helpt me om de dagen door te komen. Door iets te doen wat ik graag wil doen.”

Geloof je nog in therapie?

„Nee. Ik geloof wel dat ik langer kan blijven dan ik in gedachten had, maar ik geloof niet dat ik lang ga blijven.”

Wat als je aanvraag niet wordt gehonoreerd?

„Dan weet ik het niet meer. Dan stort mijn wereld in.”