‘Leer zwemmen’, staat op posters die op gezette tijden in de stad opduiken. Het is niet alleen een vooruitschaduwing van het noodlot van Jakob Fabian uit Erich Kästners semi-autobiografische roman uit 1931. Maar ook een waarschuwing aan de toeschouwer. Regisseur Dominik Graf maakte een film als een draaikolk over drie mensen die dreigen te verzuipen in de woelingen van de Weimar-tijd in Duitsland. Naast Fabian zijn dat actrice Cornelia en zijn beste vriend Labude. Het zijn drie passieve hoofdpersonen. Anderen, en misschien wel meer nog anonieme machinaties, bepalen hun levenswandel.
Aan de ene kant willen ze ten volle leven: dansen op de vulkaan. Aan de andere kant willen ze hun ambities volgen, een verschil maken in de wereld. Dat is niet zo anders dan bij millennials en Gen Z’ers van nu. Wat dat betreft is acteur Tom Schilling perfect gecast. Tot en met zijn kostuums blijft hij tijdloos. Alsof het personage waarmee hij als filmacteur doorbrak, de al even besluiteloze Niko uit verrassingshit Oh Boy met een tijdmachine naar het verleden is geteleporteerd.
De parallellen tussen het interbellum en onze tijd waren voor regisseur Dominik Graf een reden om de film te maken. Het ritme van Kästners taal is omgezet in filmische bokkensprongen, een eclectische St. Vitusdans, al meteen vanaf het fenomenale openingsshot dat de kijker in één doorlopende camerabeweging van het heden dwars door de ondergrond van U-Bahnstation Heidelberger Platz in het verleden brengt. Na die eerste rondedans van ongewone perspectieven, abrupte schnitts, punkmuziek, archiefmateriaal, diverse beeldformaten, geweldige oneliners en maar liefst twee onbetrouwbare vertellers – een man en een vrouw die de wederwaardigheden van de hoofdpersonen becommentariëren – komt de film enigszins tot rust. Hij is met zijn drie uur nog steeds aan de lange kant, maar het perfecte tegengif tegen de Weimar-kitsch van bijvoorbeeld de tv-serie Babylon Berlin. Graf heeft bepaald geen traditionele boekverfilming gemaakt, ook omdat er voortdurende kleine moderne interventies plaatsvinden. Zo struikelen de personages regelmatig over de ‘Stolpersteine’: de kleine in trottoirs aangebrachte gedenktekens voor de slachtoffers van het nationaal-socialisme.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/05/data85432108-ab10f6.jpg)
Bij de Weimar-cultuur horen ook stereotiepe vrouwenfiguren als oenige moeders, hoeren, nymfomanes en strenge lesbiennes. Dat zijn allemaal vrouwen die eigendom zijn van de mannelijke verbeelding van destijds. Dat past, want daar gáát de film ook over. Maar een wat ingrijpender moderniseringsslag was hier wel op z’n plaats geweest. Als we Fabian als een moderne figuur kunnen zien, waarom dan de prachtige liefdesgeschiedenis met Cornelia gevangen houden in de tijd?