Om iets over half 2 afgelopen september krijgt de meldkamer een telefoontje. Het is Bert. Hij zegt: „Ik sta in mijn huis en ik heb mijn moeder gedood. Kom me halen.” De centralist slaat alarm. Bij de aanhouding treft de politie hem aan met een mes op zak en rode vlekken op handen en kleding.
Bert van V., 44 jaar en volledig arbeidsongeschikt, zit met gevouwen handen voor de rechter. Hij heeft een kort opgeschoren kapsel met kuif. Draagt een zwart T-shirt en een bril met een zwart montuur. Af en toe neemt hij gedecideerd een slokje water. Eén keer kijkt hij achterom. Daar zitten zijn vader, broer, tante, oom, nicht en neef. Bijgestaan door Slachtofferhulp en een advocaat.
Bert woont zelfstandig, op vijf minuten fietsen van zijn ouders. Hij lag wakker de avond voor de moord. Dat gebeurde wel vaker. Hij was boos op zijn ouders. Ook dat was hij vaker. Stemmen in zijn hoofd. Ze vertelden dat hij daar „iets aan moest doen”.
Zijn vader huilt.
Bert kijkt niet op. Zijn ouders hebben hem zijn leven lang tekort gedaan, verklaarde hij op het politiebureau. Ze hebben hem niet goed behandeld en gaven hem geen geld. Ook zouden ze hem naar een verkeerde school hebben gestuurd. Hij had ADHD.
De ochtend na zijn slapeloze nacht fietst hij naar zijn ouders. Hij fietst terug. Nee, hij wil toch niets doen. Maar dan komen er visioenen dat hij zijn ouders moet uitschakelen. Hij moet wraak nemen. Bert belt aan. Zijn moeder doet open, z’n vader is niet thuis. Toen dacht ik, vertelde hij aan de politie en de rechter-commissaris, dan maar alleen moeder. „Vader komt een andere keer.”
Op zitting wil hij er weinig meer over kwijt. „Ik ga niet alles weer oprakelen.”
Heeft Bert zijn moeder met opzet vermoord? Ja, zegt de officier van justitie
Al een jaar spraken Bert en zijn ouders elkaar niet meer. Hij nam alleen contact op als hij in een instelling zat of zich zorgen maakte om zijn katten, laat zijn vader weten via het spreekrecht door Slachtofferhulp. Hij vindt dat de begeleiding van Bert tekortschoot.
Zijn vrouw Ineke, Berts moeder, had om een interventie gevraagd, vertelt hij de rechter. „Om een opname, in ieder geval om hulp aan de ggz. Er kwam geen hulp.” Actie bleef uit. Nu spookt door zijn hoofd: „Als ik thuis was geweest, had ik Ineke dan kunnen beschermen?”
Bert verblijft sinds zijn achttiende regelmatig in ggz-instellingen. Hij kampt met schizofrenie, schrijven de psychiater en psycholoog. Hij verkeert altijd in een soort psychose.
Sinds zijn aanhouding zit Bert in de gevangenis in Vught. Hij maakte in het begin een „floride psychotisch” en „verwilderde indruk”, zegt de officier van justitie. Maar gaandeweg is zijn mentale conditie verbeterd, „ook omdat hij geen speed meer gebruikt”.
„Vught is geen plek om te zitten”, vertelt Bert. De medicijnen vlakken hem af. „Gedachtes slopen energie uit mij. Ik heb dit vanaf mijn geboorte. Het is nooit goed met me gegaan.”
Heeft Bert zijn moeder met opzet vermoord? Ja, zegt de officier van justitie. „Er is voldoende tijd en ruimte geweest voor de verdachte om na te denken over de daad. Ook heeft hij verklaard dat hij al eerder het plan had om zijn ouders iets aan te doen.”
Maar is de moord Bert aan te rekenen? Nee, dat niet. De aanklager gaat hierin mee met het advies van de psycholoog en psychiater: hij is volledig ontoerekeningsvatbaar. De verdachte is niet strafbaar. De oplegging van de maatregel tbs met dwangverpleging wordt noodzakelijk geacht en is de enige passende eis, zegt de officier. „Het is ook in lijn met de wens van de familie."
De advocaat van Bert kan zich vinden in de eis. Wel beklemtoont hij dat er van opzet geen sprake was. Bert had geen keuze. Het waren „de stemmen die hem de drang hebben gegeven om te moorden”.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman: Berts stoornis sluit opzet niet uit. De verdachte was volledig ontoerekeningsvatbaar en krijgt terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
„Als ik ooit uitbehandeld ben, dan ga ik niet nog meer familieleden te lijf”, belooft Bert.