Reportage

‘De eeuwige vraag blijft: hoe hakken we het hoofd eraf?’

Reportage | Donizetti’s Tudor-opera’s Britse kostuumdrama’s bestonden tweehonderd jaar geleden ook al. Donizetti componeerde de ‘Tudor-trilogie’, over het Engelse hof waar de koninginnen elkaar snel opvolgden. Bij De Nationale Opera zijn ze de komende tijd alle drie te zien.

Marina Rebeka (Anna Bolena) en Adrian Sâmpetrean (Enrico VIII) tijdens repetities van ‘Anna Bolena’ in de repetitiestudio van DNO in Amsterdam.
Marina Rebeka (Anna Bolena) en Adrian Sâmpetrean (Enrico VIII) tijdens repetities van ‘Anna Bolena’ in de repetitiestudio van DNO in Amsterdam. Foto Ben van Duin

Het negentiende-eeuwse Italiaanse operapubliek hield wel van een lekker Brits kostuumdrama. Gaetano Donizetti componeerde meerdere opera’s over de Engelse Tudor-periode, een hof vol intriges, oude en nieuwe verliefdheden, terdoodveroordelingen, om kort te gaan: sappig drama waar een hoop mooie muziek bij te schrijven is. Bij De Nationale Opera kun je dit en de komende twee seizoenen de drie opera’s zien die ook wel Donizetti’s Tudor-trilogie worden genoemd. Dinsdag gaat de eerste in première: Anna Bolena, na een jaar corona-uitstel.

De derde zaalrepetitie met de zangers is nog zonder kostuums, maar het decor staat. Uit de orkestbak klinkt nog geen orkest, maar een energieke pianobegeleiding die zelfs de meest dramatische scène iets kolderieks geeft. Vanmiddag komt het koor erbij, vertelt de Nederlandse operaregisseur Jetske Mijnssen (52), die over de hele wereld al opera’s regisseerde maar nu pas debuteert bij De Nationale Opera en maar meteen met de hele Tudor-trilogie. „De eerste repetitie met het koor erbij is altijd een beetje een chaos. Of, hoe noem jij dat ook alweer Marina?” Sopraan Marina Rebeka (41), die in alle drie de opera’s de koningin van dienst zingt: „Casino.”

Bij Donizetti is ze vooral een romantisch slachtoffer, maar kun je de sterke, historische Anna Bolena tussen de regels vinden

Jetske Mijnssen regisseur

Mijnssen: „Een casino, precies.” Rebeka: „En toch is het elke keer weer bijzonder, als je voor het eerst de repetitiestudio uitkomt en je de set betreedt. De echte wereld die we gecreëerd hebben.”

Het decor bestaat uit een lange, hoge, donkere gang vanaf de opengewerkte zijkant bezien. Helemaal links op het podium is het ene eind van de gang, rechts het andere. De enorme achterwand , die bijna de volle breedte van het podium beslaat, blijkt in de coulissen nog meters door te lopen. In scènewisselingen wordt hij als een soort tapijt van Bayeux doorgerold, waardoor personages schijnbaar door de gang kunnen lopen zonder feitelijk te verplaatsen. Deze muur geeft alleen geen ruimte aan een geborduurde veldslag, maar aan een schier oneindig aantal reusachtige houten dubbele deuren waar personages en hofhouding in en uit lopen.

Een decor waarin je de beklemming van het hofleven moet voelen, legt Mijnssen uit: „Aan het hof was je nooit alleen. Achter elke deur kon iemand staan, de muren hebben oren.” Een probleempje op deze repetitie is dat de wand de zangers nog overstemt, met een enorm geknal en geknars. Technici lopen snel heen en weer in een poging er wat aan te doen. „Een zwakke ketting”, smiespelt iemand na een tijdje. „Als we het probleem maar weten, dan wordt het wel opgelost”, verzekert iemand anders decorontwerper Ben Baur. Je vergeet het nog wel eens, maar voor een vlekkeloze première worden bergen werk verzet.

Onthoofding

„Vanochtend hadden we een heel ontroerend moment”, vertelt Mijnssen. „Eindelijk hebben we het einde gevonden. Marina en ik praten al dagen over de manier waarop zij de laatste scène speelt.” Rebeka: „Het is de eeuwige vraag: hoe hakken we het hoofd eraf.”

Want hetzij ‘letterlijk’, hetzij als suggestie; de afstand tussen Anna Bolena’s hoofd en haar romp is aan het einde van de opera een stuk groter dan aan het begin. Zo verging het tenslotte ook de historische Anna Boleyn (zoals ze in het Nederlands heet), de tweede vrouw van de zestiende-eeuwse Engelse koning Hendrik VIII, je weet wel, die koning die de Anglicaanse Kerk oprichtte om zes keer te kunnen trouwen. Boleyn werd ‘vervangen’ door haar hofdame Jane Seymour.

Aanstaande dinsdag wordt niet Rebeka’s eerste executie. „Oh nee, ik ga in bijna elke opera dood”, lacht ze. „Maar er is nog nooit een zichtbare onthoofding geweest.” Ook niet toen ze Anna Bolena zong in 2018 in de opera van Bordeaux. Mijnssen: „Door het einde dat we vandaag gezien hebben, was ík in ieder geval erg ontroerd.”

Maar het einde is alleen nog maar het einde. Daarvoor speelt Rebeka de wanhopige koningin die haar man steeds meer verliest aan een ander en binnen afzienbare tijd vals beschuldigd wordt van vreemdgaan, zodat haar man kan hertrouwen. Nota bene met haar eigen hofdame, ontdekt ze tussendoor nog even. Anna Bolena is een vrouw die flink geromantiseerd wordt door Donizetti en zijn muziek, zegt Rebeka. „Hij moest natuurlijk drama creëren, dus ze is voor Donizetti vooral een slachtoffer. Maar de zestiende eeuw van Anna was denk ik een stuk harder. Ja, er was vast wanhoop, maar Anna moet een heel sterke vrouw zijn geweest.”

Rebeka telt op haar vingers: „Ze beïnvloedde haar man, en zo Engeland en zo de toekomst. Anna had ook prima de maîtresse van de koning kunnen zijn, zoals haar zus Mary, maar daar nam ze geen genoegen mee. Ze wilde koningin zijn. Daar werd ze zo wijs en manipulatief van dat haar man de Anglicaanse Kerk stichtte. Dat is gestoord! Daarna zie je haar ook gestoord worden, als ze nog steeds dingen naar haar hand wil blijven zetten, maar het niet meer lukt. In Donizetti is ze vooral een romantisch slachtoffer, maar kun je die sterke, historische Anna Bolena tussen de regels vinden.” En die willen de twee vinden.

Regisseur Jetske Mijnssen (rechts) met haar hoofdrolspelers in ‘Anna Bolena’: Marina Rebeka en Adrian Sâmpetrean.

Foto Ben van Duin

Hetzelfde tussen de regels lezen kun je overigens ook doen bij de koning, ziet Mijnssen. „Hij is niet alleen een wrede, bijna psychopathische kerel. Hij is een vader, een minnaar, een echtgenoot, en hij heeft een interessante kwetsbaarheid over zich. Hij is gekwetst. Hij heeft ontdekt dat vrouwen hem alleen willen om zijn kroon, niet om wie hij is.”

Die zogenaamde Tudor-trilogie: Anna Bolena (1830), Maria Stuarda (1834, over Maria I Stuart, Mary Queen of Scots) en Roberto Devereux (1837, over Elizabeth I), is door Donizetti nooit als pakketje bedoeld. Maar Mijnssen ziet er, behalve de geschiedkundige, wel degelijk een theatrale rode draad in. Ze leest het als de biografie van Elizabeth I, dochter van Anna Boleyn en de latere koningin van Engeland. Omdat Elizabeth niet voorkomt in Anna Bolena, heeft ze haar zelf toegevoegd. Een stemloos kind dat door de scènes waart en alles observeert en internaliseert. „Alles wat ze in haar jeugd zag, beïnvloedt haar acties in haar volwassen leven”, ergo verderop in de trilogie, daar is Mijnssen van overtuigd.

Belcanto

Niet dat je dat er als toeschouwer allemaal verplicht uit moet halen. Donizetti componeerde in de dagen dat de belcanto-stijl mode was in Italië. Letterlijk: ‘mooi zingen’, een focus op de ultieme schoonheid van de zang, veel minder op het verhaal. Rebeka: „In de belcantotijd stond je gewoon op het podium en zong je zo mooi mogelijk, dat was het. En dat was genoeg, want alle drama zit in de muziek.”

Anders dan voor Rebeka, doorgewinterd belcantozangeres, is belcanto nieuw voor Mijnssen. Ze regisseerde opera’s van Haydn tot Weill, maar het belcantorepertoire ontbrak nog. Goed, ze heeft tweemaal De barbier van Sevilla van Gioachino Rossini geregisseerd, ook een belcantocomponist pur sang, maar dat is volgens haar „niet te vergelijken met de belcanto van Donizetti”. Juist door wat je bij Donizetti aan diepere emoties tussen de regels vindt.

Als voorbeeld noemt ze het duet tussen Anna Bolena en Jane Seymour dat ze vandaag repeteerden; een breukmoment tussen de twee opeenvolgende koninginnen. Anna is door de koning inmiddels beschuldigd van vreemdgaan, maar ze weet nog niet voor wie de koning van haar af wil. „Jane zegt niet: ík ben jouw rivaal. Jane zegt van alles, pietà pietà [‘genade, genade’, red.] en komt met een heel ander verhaal. Het is Anna die er doorheen moet kijken en zich gaandeweg hardop realiseert: ‘Jij. Jíj bent mijn rivaal.’ Zoiets zou Rossini niet doen, dat is heel erg Donizetti.”

Lees ook de recensie van de concertante avond met hoogtepunten uit de Tudor-opera’s van Donizetti

Fluïde proces

Zo tussen de regels lezen en toch het mooie zingen compleet houden is dus nieuw voor Mijnssen, maar ze heeft grote steun aan onder andere Marina Rebeka en de belcanto-ervaren dirigent Enrique Mazzola. Al heeft ze zich in andere opera’s ook nooit de overheersende regisseur gevonden. Mijnssen: „Ik ben een teampersoon. Ik praat met iedereen, kijk met iedereen. Dan draaien we weer wat aan, nog een stukje verder. Dan denk je dat de scènes werken en ga je ze achter elkaar zetten, mis je toch weer iets. Voeg je nog iets toe. Het is een totaal fluïde proces. Dat is inspirerend, door elk team ga je andere dingen zien.” Het einde, waarmee we het gesprek begonnen, was zo’n proces. „Het eindresultaat ziet er helemaal anders uit dan ik in eerste instantie dacht, maar het bereikt wel wat ik ermee wil laten voelen: een heel, heel diepe eenzaamheid en pijn bij Anna. Ik hoop dat je vervuld de zaal uit gaat, meegesleept in de dramatiek én ondergedompeld in vocaal vuurwerk. Marina zingt dat werkelijk fenomenaal.”

Eigenlijk zou deze Anna Bolena dus vorig jaar al in première gaan, maar corona. Wel maakte De Nationale Opera een livestream, een concertante avond met Donizetti Tudor hoogtepunten, onder anderen ook met Marina Rebeka en het Nederlands Kamerorkest onder leiding van Enrique Mazzola.

Anna Bolena van De Nationale Opera gaat in première op 10 mei, en loopt t/m 29 mei in Amsterdam. Inl: operaballet.nl