Vorige week presenteerde de Europese Commissie een plan om arbeidsmigratie van buiten de Europese Unie te bevorderen. De belangrijkste reden is het structureel tekort aan arbeid in een groot aantal sectoren, en dan niet alleen banen voor hooggeschoolden. Het plan bevat drie kernpunten: de aanvraagprocedure van tijdelijke arbeidsvergunningen voor werkgevers eenvoudiger en sneller maken; arbeidsmigranten meer rechten geven, onder meer om van werkgever te wisselen, maar ook op sociale voorzieningen, en na vijf jaar permanent verblijf mogelijk maken. En tot slot het fors uitbreiden van arbeidsinspectie om uitbuiting tegen te gaan. Daarnaast zou er een ‘talentenpool’ moeten komen, waarin migranten die in Europa willen werken hun kwalificaties kunnen vastleggen, zodat het voor werkgevers eenvoudiger wordt nieuw personeel te werven.
Het moge duidelijk zijn dat deze plannen voor een belangrijk deel zijn ingegeven door de belangen van werkgevers die zo het tekort aan werknemers hopen op te lossen. In dat opzicht lijkt het enigszins op de jaren 50 en 60, toen eerst in Zuid-Europa, en al gauw ook in Marokko, Turkije en Algerije, op grote schaal laaggeschoolde (vooral mannelijke) ‘gastarbeiders’ werden geworven voor de textiel, de scheepsbouw en andere, vooral industriële, sectoren. En daarnaast in landen als Engeland en Nederland, verpleegsters uit het Caraïbisch gebied en Suriname.
Om de wenselijkheid van de nieuwe plannen te beoordelen, is het dan ook nuttig kort stil te staan bij die eerdere ervaringen. Om te beginnen hebben die gastarbeiders bijgedragen aan de drie decennia economische groei na WO II, les Trente Glorieuses, de drie decennia durende boom-periode. Wat niemand had verwacht, ook de migranten niet, was dat een groot deel van hen zich uiteindelijk definitief zou vestigen en gebruik zou maken van het recht hun partners en (eventuele) kinderen over te laten komen.
Ongewenst effect
Deze gezinshereniging viel samen met het begin van een lange economische depressie. Met alle sociale en culturele problemen van dien, wat nog werd versterkt door de selectie van laag- of ongeschoolden. En hoewel de meerderheid van hun kinderen het inmiddels goed doet, beschouwen velen de vestiging van grote groepen Marokkanen, Turken en Algerijnen in West-Europa als een ongewenst effect van de toenmalige werving.
Achteraf kunnen we constateren dat die plotselinge gezinshereniging in de tweede helft van de jaren 70 en begin jaren 80 nauw samenhing met het sluiten van de grenzen voor arbeidsmigranten. Met als averechts effect dat veel gastarbeiders zich realiseerden dat als ze terug zouden gaan, de deur achter hun rug in het slot zou vallen, en zij alle opgebouwde (sociale en verblijfs-)rechten zouden verliezen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data85174555-b57be4.jpg)
De les die we hieruit kunnen leren is dat het verstandig is goed na te denken over ‘ademende grenzen’, die teruggaan niet afstraffen. Een goed voorbeeld is de vrijheid van migratie van Polen sinds 2007 en Roemenen en Bulgaren sinds 2014. Dat heeft niet de volksverhuizing op gang gebracht waar velen destijds voor waarschuwden. En zij die zich permanent (met gezinnen) in West-Europa hebben gevestigd, zijn met name degenen die hier hun draai hebben gevonden.
Slechte betaling
Die meer recente arbeidsmigratie heeft wel een aantal andere problemen blootgelegd. Niet alleen dat een deel van de werkgevers en uitzendbedrijven hen stelselmatig uitbuiten, maar ook dat het heeft gezorgd voor een type werk dat wordt gekenmerkt door slechte betaling, extreme flexibiliteit en beroerde arbeidsvoorwaarden. Dat geldt bovendien voor economische bedrijvigheid waarvan we ons kunnen afvragen of we die nog wel moeten willen (glastuinbouw, bezorgdiensten), maar ook voor werk dat wordt gedaan door wat SP’er Ron Meijer de ‘onmisbaren’ noemt. Goede voorbeelden zijn de zorg, de schoonmaakbranche en de bevrachters op Schiphol.
Dit is dan ook het moment om werkgevers meer onder druk te zetten. Laat ze werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt beter betalen en arbeidsvoorwaarden verbeteren, zodat mensen die nu nog aan de kant staan een fatsoenlijke baan kunnen krijgen. Daarnaast zou de integratie van statushouders in Europa meer prioriteit moeten krijgen, zodat zij hun capaciteiten veel sneller kunnen benutten.
Maar daarmee zijn we er niet. Gezien de demografische ontwikkelingen in de EU, met een krimpende en sterk vergrijzende bevolking, is arbeidsmigratie – of we dat leuk vinden of niet – in alle lagen van de arbeidsmarkt onvermijdelijk. De voorstellen van de Europese Commissie kunnen daarbij helpen, maar alleen als ze onderdeel zijn van een veel breder pakket van sociale maatregelen dat niet alleen de belangen van het kapitaal dient, maar ook die van arbeid. Al was het alleen maar omdat het politieke draagvlak voor migratie in de houdgreep van het rechts-populisme zit.