Recensie

Recensie Muziek

Savall krijgt Bach niet aan het dansen, maar laat Rameau wel vonken

Klassiek Dirigent Jordi Savall maakte afgelopen weekend zijn debuut bij het Concertgebouworkest. Waar hij Bachs muziek niet aan het dansen kreeg, zegevierde hij in zijn eigen bewerking van Rameau.

Jordi Savall tijdens een uitvoering in Parijs in 2019.
Jordi Savall tijdens een uitvoering in Parijs in 2019. Foto Philippe Matsas

Waarom het zo lang duurde voor Jordi Savall de bok van het Concertgebouworkest betrad, is een raadsel. Savall (80) vindt al sinds de jaren zeventig tegendraadsheid in historische accuratesse. Een ideale match voor een symfonieorkest dat zich aan barokrepertoire wil wagen.

Savall staat bekend om zijn keuze voor onbekende werken. Voor zijn debuut maakte hij vrijdag en zondag een relatief tamme keuze: Bachs Derde Orkestsuite en Händels Music for the Royal Fireworks, zondag opgeleukt met een zelf samengestelde suite uit Jean-Philippe Rameau’s Les Boréades en een concerto grosso van Francesco Geminiani.

Het werd een wisselvallige zondagmiddag. Savalls Bach was al te subtiel. De Derde Orkestsuite, en met name de beroemde ‘Air’, is een van Bachs meest toegankelijke stukken. De dans is de enige wet. Maar Savalls dans was vooral geestelijk – je miste het voetjes-van-de-vloer-gevoel.

Rameau’s explosieve inventiviteit zegevierde juist in de daaropvolgende ‘Suite’. Operamuziek zonder woorden, door Savall zelf samengesteld uit Rameau’s opera Les Boréades. Rameau componeerde het, zoals gebruikelijk in die tijd, op een potpourri van Griekse mythologie en aristocratische ideologie. Bevrijd van het warrige libretto vonkte Rameau’s vindingrijkheid in meesterlijke orkestraties van Savall.

Helaas was het Bach-gevoel weer terug na de pauze. Geminiani bewerkte de variaties die componist Arcangelo Corelli’s maakte op het bekende wijsje La Folia (‘De gekte’) voor orkest en vier strijkerssolisten. Een spektakel, zeker voor die tijd. Maar de gekte bleef uit.

En toen was er Händels Music for the Royal Fireworks. Die werkt bijna automatisch, met zijn schaamteloos aanstekelijke deuntjes. Hier proefde je voor het eerst de kracht van een symfonieorkest. Dat was wat er in het voorgaande ontbrak: het orkest kwam nergens los. De twee toegiften, het slotdeel van Christoph Willibald Glucks Don Juan en een reprise van Rameau’s laatste Contredanse – inclusief door Savall gedirigeerd publieksgeklap – waren een groot succes. Hier lieten musici en zaal zich eindelijk gaan, onder het vaderlijk oog van Savall.