Schrijver en documentairemaker Emma Lesuis wist naar eigen zeggen bijna niets van het Suriname van tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze via een familievriend het archief van filmmaker en fotograaf Wim van der Ziel in handen kreeg. Zijn films en foto’s brachten het Suriname van de jaren veertig en vijftig tot leven en leidden Lesuis ertoe om ter plaatse onderzoek te doen: hoe beleefde Suriname de oorlogsperiode? „Wat vooral bekend is, is dat het bauxiet, aluminiumerts, dat in Suriname werd gewonnen, onmisbaar was voor de vliegtuigenproductie van de geallieerden. Vanaf 1942 zijn er bijna tweeduizend Amerikaanse en Puerto Ricaanse militairen naar het land gestuurd om de grondstof veilig te stellen en de Surinamers tegen een Duitse inval te beschermen. Maar wat minder bekend is, is dat er ook veel Joodse vluchtelingen uit Nederland naar Paramaribo zijn getrokken. En dat er veel Surinaamse soldaten tegen de Japanners hebben gevochten, en er in Europa veel Surinamers bij het verzet zaten.”
Het onderzoek van Lesuis leidt tot de work-in-progresspresentatie Meer dan bauxiet, die dit jaar op Theater Na de Dam te zien is. De nationale theatermanifestatie rond de Dodenherdenking staat dit jaar in het teken van ‘onderbelichte verhalen’, met verschillende voorstellingen die op de voormalige Nederlandse koloniën zijn gericht: naast Suriname (in Vergeten helden en Afgedankt) komt ook Nederlands-Indië uitgebreid aan bod (De crux, Hallo Bandoeng en Nasi sudah menjadi bubur).
Wrok
Lesuis: „Er zijn zo veel verhalen over het koloniaal bestuur die allemaal verzwegen zijn. Ik merkte bij de mensen die ik heb geïnterviewd dat er een soort wrok is. Koningin Wilhelmina beloofde tijdens de oorlog op Radio Oranje dat de koloniën autonomie zouden krijgen, maar in Suriname zou het nog dertig jaar duren voordat ze volledig onafhankelijk zouden worden. Wat bij die wrok niet helpt is dat het Nederlandse beeld van Suriname nog altijd dat van een – in de woorden van Stef Blok – failed state is: je hoort nooit over de positieve kanten van het land, zoals wat Suriname voor Nederland heeft betekend in de Tweede Wereldoorlog.
„Het is daarom van groot belang dat we een completer beeld over het koloniale verleden krijgen. Ik ben erg blij dat Theater Na de Dam steeds meer aandacht aan het onderwerp besteedt.”
Bo Tarenskeen, een van de initiatiefnemers van Theater Na de Dam, heeft zelf jarenlang met die verantwoordelijkheid geworsteld. „Al sinds de oprichting in 2010 wil ik dat er meer aandacht is voor de geschiedenis van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog, omdat die zo onderbelicht is. Ik kreeg alleen vaak het idee dat men niet op dat verhaal zat te wachten. Dat is nog geen reden om het niet te doen, en we hebben in het programma elk jaar ons best gedaan om voorstellingen te programmeren of zelf te produceren die ermee te maken hadden – zoals onder andere de bewerking van Bezonken rood in ons openingsjaar, en onze co-productie Hatta en De Kom met muziektheatercollectief Sir Duke. Maar pas de afgelopen jaren heb ik het idee dat het brede publiek beter in staat is om deze geschiedenis te kunnen plaatsen. Daardoor kun je als theatermaker meer de diepte in.”
Japanse bezetting
Zodoende is er nu het initiatief voor De Oost bevrijd?, die op 4 mei in Carré te zien zal zijn. „De voorstelling problematiseert 5 mei als bevrijdingsdag, omdat Nederlands-Indië pas drie maanden later werd bevrijd van de Japanse bezetting. Bovendien riep Soekarno twee dagen later de onafhankelijkheid uit, en het geweld dat vervolgens losbrak ging weer over in de koloniale oorlog. Voor veel mensen, zeker de Indische Nederlanders en Molukkers die na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 Indonesië verlieten, is er dus nooit een ‘bevrijding’ geweest.
„We hebben aan drie schrijvers gevraagd om een monoloog te schrijven vanuit het perspectief van iemand uit die periode. Dido Michielsen en Sylvia Pessireron schreven over hun respectievelijk Indische en Molukse vaders, die beiden voor het KNIL vochten, en Reggie Baaij schreef over zijn Indonesische oma. Ik heb die drie verhalen door elkaar verweven en een proloog geschreven als stoomcursus om de historische context te schetsen. Je hoopt dat mensen zo meekrijgen hoe complex de geschiedenis is, en er vervolgens zelf induiken.”