„De journalist blijft met de Wob in de hand altijd nog zeer afhankelijk van de welwillendheid van ambtenaren en politici. Niet alleen met betrekking tot de interpretatie van de uitzonderingsbepalingen maar ook wat betreft de hoeveelheid informatie, de inhoud ervan en de termijn waarbinnen de informatie wordt verstrekt.”
Lees hier wat NRC in 1982 schreef over de Wob: Overheid nog steeds bang voor openheidGeschiedenis mag zich dan, in de woorden van schrijver Mark Twain, nooit herhalen, een dikke rijm is het wel. Al veertig jaar geleden schreef voormalig NRC-collega José Toirkens bovenstaande woorden. Toirkens, in haar eentje zo ongeveer de uitvinder van de journalistieke Wob, berichtte over de opstartproblemen van de pas ingevoerde wet. Die moest de overheid transparanter maken, maar dat ging niet van harte.
Nu veertig jaar later verdwijnt de Wob om per 1 mei plaats te maken voor de Wet open overheid (Woo). En nog steeds klinken onder wobbende journalisten dezelfde geluiden als destijds. Te lange behandelduur, te veel zwartgelakte pagina’s, te veel politieke willekeur.
De afgelopen jaren heb ik bij NRC zelf van dichtbij mee kunnen maken hoe de wet in de praktijk functioneerde. De honderden verzoeken die we deden, leidden soms tot nieuws, maar ook tot uren aan vruchteloos werk, rechtszaken en informatie waar je na maanden tot jaren van procederen alleen de papierbak nog mee kon vullen. ‘Alles is openbaar, tenzij…’ leek vaak vooral op ‘bijna niks is openbaar, tenzij…’
Zijn we in veertig jaar tijd inderdaad weinig opgeschoten met de Wob? Of is de Wob vooral een gemakkelijk klaagonderwerp en is onvrede groter dan de praktijk rechtvaardigt?
Een besluit na drie dagen
Op 15 juli 1996 voltrok zich op vliegveld Eindhoven met de Hercules-ramp een van de grootste vliegtuigongelukken ooit op Nederlandse bodem. Er kwamen 34 inzittenden om. In de dagen na de ramp vroeg NRC via de Wob het radioverkeer tussen luchtverkeersleiding en piloten op. Drie dagen later was het transcript van de opname in het bezit van de krant en kon NRC eigen nieuws over de totstandkoming van de ramp brengen.
Binnen drie dagen je stukken. Het klinkt als een droom uit een utopisch Wob-land. Wie de laatste jaren wobt, heeft met een beetje geluk binnen drie dagen de bevestiging dat het verzoek ontvangen is.
Navraag bij de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) leert dat de lange behandelduur een van de grootste frustratiepunten onder wobbende journalisten is. Een bestuursorgaan zoals een ministerie of gemeente mag maximaal twee keer 28 dagen doen over beantwoording van een verzoek. In de praktijk haalt een ministerie in 80 procent van de gevallen die termijn niet, zo becijferde de Open State Foundation eerder dit jaar. Een Wob-verzoeker moet bij de rijksoverheid gemiddeld 161 dagen op een besluit wachten. Negatieve uitschieter was het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met een gemiddelde behandelduur van 206 dagen.
„Reces”, „verlof” en „druk met ander werk”, zijn veel in de praktijk gehoorde redenen voor de vertraging. Geen van die redenen heeft overigens een wettelijke basis in de Wob.
Een effectief middel om in dat soort geval een snel besluit af te dwingen, was er de afgelopen jaren nauwelijks. Het recht op een dwangsom bij te laat beslissen verdween in 2016. Om dat dreigmiddel alsnog te kunnen inzetten, moet je tegenwoordig naar de rechter. Het is voor veel collega’s een drempel, leert de praktijk.
Een garantie dat stukken dan wel snel volgen, is het overigens niet. Bij NRC liep die teller ooit op tot 3.600 euro, nadat het ministerie van Veiligheid en Justitie de door de rechter vastgestelde termijn met weken overschreed. Dat bedrag is nog altijd veel lager dan de 22.900 euro die het ministerie van Volksgezondheid afgelopen twee jaar moest betalen vanwege het te laat beslissen op drie coronawobs.
Pr-afdeling omzeilen
Was dat vroeger anders? Ja, zegt collega Dick van Eijk. Vijftien jaar lang begeleidde hij NRC-ers die een Wob-verzoek deden. „Ik herinner me een collega die in de jaren negentig documenten over een brug opvroeg bij Rijkswaterstaat. ‘Nou’, zei die ambtenaar, ‘die zal ik u maar geven hé, anders gaat u vast een beroep doen op de Wet openbaarheid van bestuur’. De Wob was bij uitstek een middel om de afdeling communicatie te omzeilen.”
De laatste tien tot vijftien jaar is daarin een kentering gekomen. Voorlichters zijn zich veel meer met Wob-verzoeken gaan bemoeien. Waar je vroeger voor vragen gewoon het telefoonnummer van de behandelend jurist kreeg, krijg je nu veelal een woordvoerder aan de lijn. Of we het eens kunnen hebben over het verzoek? Mijn standaardantwoord: bedankt, maar we stellen een juridische vraag dus graag antwoord van een jurist.
Dat de Wob een politiek middel werd waarmee de beeldvorming gestuurd kan worden, blijkt ook uit eigen praktijkervaringen. Heeft het bestuursorgaan belang bij ruimhartige verstrekking, dan kun je als journalist in je handen wrijven. Zoals die keer dat NRC bij de gemeente Wassenaar wobte op de vertrekregeling van burgemeester Jan Hoekema. Uit geleverde documenten bleek hij bovenwettelijke afspraken te hebben gemaakt.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/01/data24391720-b7f8ec.jpg)
Maar dat niet alleen: e-mails van zijn vrouw Marleen Barth leerden dat zij ook nog eens had aangedrongen op een huurverlaging voor hun riante burgemeesterswoning. Het viel slecht in haar eigen PvdA, waar Barth niet door iedereen even geliefd was. Nadat ze ook nog eens een belangrijk debat had laten schieten voor een vakantie, werd haar positie onhoudbaar. Wat bleek later: de Wassenaarse gemeentesecretaris die het Wob-besluit ondertekende, was tevens bestuurslid van de landelijke PvdA. Was dit toeval of werd er hier een oude rekening vereffend?
Of toen vorig jaar bleek dat de overheid een scenario had klaargezet om het zieltogende HEMA te redden. Vrijwel ongelakte notulen, communicatie en zelfs appjes kreeg NRC. De boodschap die daaruit sprak: een daadkrachtige overheid wilde voorkomen dat „een nationaal icoon” verloren zou gaan. En zeg als journalist maar eens nee als je nieuws in de schoot geworpen krijgt.
Is een bestuursorgaan echter minder happig op openbaarheid, dan kan het kwartje ook de andere kant opvallen. De kant van grote zwartgelakte pagina’s – tegenwoordig gebruiken ambtenaren vaker wit omdat dat in de beeldvorming minder heftig overkomt – of simpelweg niet verstrekte documenten.
NRC voerde er afgelopen vijf jaar 21 rechtszaken over. De langste procedure die we voerden duurt al ruim 4 jaar, vanaf het indienen van het verzoek in maart 2018. Maar procederen is lastig, als je niet weet wat er onder de zwarte stukken zit. Hoe toon je immers aan dat je recht hebt op iets waarvan je niet weet of je er echt recht op hebt?
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/04/data70016385-2b7981.jpg)
Soms werden we geholpen. Die keer dat de jurist van de gemeente Haarlemmermeer met Tipp-Ex lakte, deed vermoeden dat iemand daar bijna wilde dat we met een nagelschaartje aan de slag zouden gaan. Andere keren was de overheid onbedoeld onzorgvuldig. Het ministerie van Veiligheid en Justitie lakte enkele jaren geleden digitaal, maar de zwarte balken waren met een technische bewerking door NRC weg te schuiven. Een nuttig inzicht in het vaak ruimhartige weigerbeleid van de overheid.
Toegang tot wetteksten
Toch zou het al te gemakkelijk zijn een terugblik op de Wob alleen maar uit slechte ervaringen te laten bestaan. De Wob heeft namelijk ook veel opengebroken. Het declaratiegedrag van bestuurders was decennialang geheim. Wob-verzoeken hebben daarin verandering gebracht. Opvallend genoeg hadden hoofdredacties zelf daar in het jaar 2000 nog hun twijfels over. „Het is duidelijk dat we de Wob zo niet moeten gebruiken”, zei onder meer een adjunct-hoofdredacteur van het Algemeen Dagblad.
Hetzelfde geldt voor inspectierapporten. Golden de uitkomsten van inspecties in onder meer slachthuizen, restaurants en van kermisattracties bij start van de Wob nog als geheim, lang procederen zorgde ervoor dat ze voortaan op te vragen waren. RTL Nieuws wist het trucje jaar na jaar te herhalen en kon zo telkens scoren met nieuws over onder meer ‘vieze restaurants’.
Het was de eerder gememoreerde Toirkens die al wobbend begin jaren tachtig de overdrachtsdossiers van ministers verkreeg. „Tot afgrijzen van premier Van Agt”, schrijft Frits Bloemendaal in het boek De Communicatieoorlog. Ministers bleken niet zelden snedige opmerkingen over andere ministeries te hebben achtergelaten. „Departementen reageren hierop door voortaan in deze stukken alleen het hoognodige vast te leggen.” Tegenwoordig zijn deze dossiers vooral gelikte brochures met een strik erom.
Het punt: met de Wob in de hand, kon de journalist - vaak via de rechtbank - echt wel wat bereiken. Kijk ook naar de appjes die na lang juridisch touwtrekken sinds 2019 als documenten tellen.
Maar openbaarheid komt niet vanzelf. Het hangt vaak van de lange adem van de verzoeker af of een Wob tot journalistiek bruikbaar materiaal leidt. Ook leiden golven van openbaarheid vaak tot een tegenreactie. Vrij snel na de rechtszaak over de appjes in 2019 doken er berichten op over bestuurders die opriepen gevoelige apps te wisselen of dan maar privételefoons te gebruiken.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2021/06/web-1706binrutte.jpg)
Over premier Mark Rutte werd jarenlang door wobbende journalisten gefluisterd dat die nooit appte omdat het hem onderwerp zou maken van Wob-verzoeken. Het zegt veel dat het feit dat er vorig jaar apps van Rutte werden vrijgegeven groter nieuws was dan de inhoud ervan.
Of het met de Wet open overheid beter wordt? Dat is maar de vraag. Veel opgebouwde jurisprudentie is niet meegenomen in de nieuwe wettekst. Verwacht dus veel rechtszaken over wetinterpretaties die al jaren terug bevochten zijn. Een lange adem wordt opnieuw gevraagd.
Wat dat betreft lijkt 2022 toch behoorlijk op 1982. „De journalist kan best wat resultaten boeken — hij moet zich dan wat foefjes eigen maken bijvoorbeeld met betrekking tot de formulering van de verzoeken”, schreef Wob-pionier Toirkens destijds. „Maar in veel gevallen kost een beroep op de Wob veel energie, die uitsluitend ten goede komt aan het archief.”