De Oude Doelenstraat in Amsterdam. Op de achtergrond het Paleis op de Dam.

Foto Olivier Middendorp

Badeendjes, wafels, wietzaad: strijd om de Amsterdamse binnenstad

Winkelaanbod in Amsterdam Al jaren strijdt Amsterdam tegen toeristenwinkels in de binnenstad. Waarom blijven de resultaten uit? NRC zoomt in op de Oude Doelenstraat: ooit een winkelstraat met allure, nu eentje vol wafelwinkels en wietzaad.

Stacey Dudok van Heel is in een stralend humeur. Vandaag opent ze een vijfde filiaal van haar tatoeage-atelier Bodycult. In het pand in de Amsterdamse binnenstad, op de hoek van de Oude Doelenstraat en de Oudezijds Voorburgwal, deelt ze kleine tompoezen uit. De genodigden zien, champagne in de hand, hoe de winkelruimte is verbouwd. Beneden bij het hoge raam een tattoo-stoel, op de entresol de piercekamer. Aan de muur computerschermen die fungeren als catalogus. „Een winkel op een plek als deze”, zegt Stacey, „is altijd onze droom geweest.”

Bewoners en ondernemers in dit stukje van de binnenstad zijn minder opgetogen. De vorige pachter van het hoekpand, damesmodezaak Yucca, was zo’n beetje de laatste plek in de Oude Doelenstraat die geregeld Amsterdammers trok. Afgelopen herfst stopten de eigenaresses ermee, na veertig jaar, murw van de pandemie en het wegblijven van klanten – die hadden in deze straat weinig meer te zoeken.

De Oude Doelenstraat ligt in het centrum van Amsterdam, vlak bij de Dam.

Ingeklemd tussen de Oudezijds Achterburgwal en Oudezijds Voorburgwal liggen veertien panden aan weerszijden van de straat, vooral gericht op toeristen.

Sindsdien telt de Oude Doelenstraat bijna alleen winkels gericht op toeristen. In een straatje korter dan honderd meter vind je een steakhouse, een wokrestaurant, een zaak voor wiet- en cannabiszaden, een winkel vol snoepjes, een voor e-sigaretten, een die plastic badeendjes verkoopt, twee mini-supermarktjes en drie wafelwinkels waar je terecht kunt voor alle mogelijke soorten zoetigheid.

Nergens dringt de verloedering van de Amsterdamse binnenstad zich zo pregnant op als in de Oude Doelenstraat en de straatjes eromheen. Het is een plek waar Amsterdammers zich niet meer vertonen – of slechts om er snel doorheen te fietsen. Na twee stille jaren vanwege de coronapandemie is het straatbeeld hier sinds het paasweekeinde weer als vanouds. Overdag domineren de rolkoffers en groepjes sufgeblowde Fransen en Italianen. ’s Avonds en ’s nachts trekt een vrijgezellenstoet van stomdronken Britten langs, op weg naar de nabijgelegen Wallen.

Al jaren kampt de Amsterdamse binnenstad met wat beleidsmakers „monocultuur” noemen: een louter door toerisme gedreven winkelaanbod. Sinds 2008 lanceerde het stadsbestuur het ene na het andere project en convenant om de oude binnenstad – met name de Wallen en omstreken – leefbaarder te maken. Toch is er nauwelijks iets veranderd. Sterker, de verschraling van het aanbod zet verder door. Waarom lukt het Amsterdam maar niet de strijd tegen de monocultuur te winnen?

Winkelstraat met allure

Ooit waren Amsterdammers trots op de Oude Doelenstraat en de aanpalende Damstraat. Tussen 1866 en 1868 kocht de gemeente de winkeliers aan de noordzijde uit, zodat de straat verbreed kon worden en panden werden gesloopt en vervangen door mooie winkelpuien. Rond de vorige eeuwwisseling kreeg de Oude Doelenstraat zelfs de eerste geasfalteerde weg van de stad. Tot ver in de twintigste eeuw had de winkelstraat allure.

Midden jaren zeventig opende modezaak Yucca er zijn deuren. Allure had de straat toen al bepaald niet meer. Heroïnejunks zorgden voor overlast, in de straat hadden zich een sexshop en een gokhal gevestigd. Maar gezéllig was het er wel – en heel Amsterdams. Je had visboer Hendriks, die naast de uitstekende haring een glaasje oude klare schonk. Daarnaast zat sigarenhandel Drenth. Er was een groenteboer en aan de overkant zat schoenenzaak Dr Adams, met z’n mooie, zwartgelakte winkelpui.

Yucca begon met sieraden, later kwamen daar elegante sjaals en dameskleding bij. Onder de vaste klanten bevonden zich Amsterdammers als Carry Tefsen en Sonja Barend. De sfeer in de straat was ontspannen, vertelt voormalig eigenaresse Carla Huls. „Je had hier echt alles door elkaar. Sjiek én levendig. Intellectuelen, hoerenmadammen, schrijvers, pooiers. Alles in goede harmonie. En ja, af en toe een paar toeristen.”

Bakery Café zit nu op de plek van een kantoorhandel.

Het kantelpunt kwam ergens tussen 2010 en 2015. In dat laatste jaar sloot Dr Adams z’n deuren. Op de plek van de schoenenzaak kwam de eerste van drie wafelwinkels. In de periode erna groeide het aantal toeristen onstuimig: in recordjaar 2019 kwamen er 21,5 miljoen bezoekers naar Amsterdam. De straat kreeg nog vrijwel uitsluitend bezoek van blowers en vrijgezellenfeesten, naar Schiphol gelokt met spotgoedkope vluchten. Meer nog dan voorheen werd Amsterdam dé bestemming voor een paar dagen feesten en beesten.

Allengs bleven de vaste klanten van Yucca weg. „Toeristen gingen in onze vensterbank zitten met flessen drank en joints”, zegt Carla Huls. „Op een gegeven moment hebben we geveltuintjes neergezet, maar daar gingen ze gewoon in zitten.”

Haar collega Martha Wezelman: „Of gewoon voor je winkel kotsen.”

Huls: „Die koppies van de hoge THC-waarde van de joints! De blote billen van mijn moeder zien er bruiner uit.”

Toen kwam corona. In één klap werd zichtbaar dat de binnenstad uitsluitend draaide op dagjesmensen en buitenlandse toeristen. De Oude Doelenstraat werd een spookstraat. Carla (67) en Martha (76) stopten. Het was mooi geweest.

Badeendjeswinkel

De buren van de twee Yucca-dames waren inmiddels bijna alle van buitenlandse komaf. Sla het register van de Kamer van Koophandel erop na en je ziet dat ondernemers uit het Midden-Oosten (of verder weg) het best hebben ingespeeld op de transformatie van de Oude Doelenstraat. De uitbater van de vaping store (elektrisch roken met een smaakje) komt uit Afghanistan, de eigenaren van de badeendjeswinkel zijn geboren in Pakistan en India, twee van de drie wafelwinkels zijn in handen van Egyptenaren, net als de twee mini-supers. Niet vreemd: in Amsterdam bezitten Egyptische kopten meer dan driehonderd steakhouses, pizzeria’s, hotels en eetgelegenheden met wafels, ijs en andere zoetigheid.

De kopten zijn deel van een nieuwe generatie ondernemers die één ding goed hebben gezien: de toeristen in de Oude Doelenstraat willen niets houdbaars kopen, ze willen eten. Zoet en zout. De consumptie van cannabis en alcohol helpt daarbij: het veroorzaakt honger naar alles dat eenvoudig voor handen is.

Singh Harpreet (33) is de man achter de Bake Shop in de Oude Doelenstraat. Hij verkoopt alle mogelijke zoetigheid: macarons, cupcakes met slagroom, wafels in alle kleuren met Snickers-repen erop. Hij maakt zich geen zorgen over de concurrentie van de wafelwinkels aan de overkant: „Ik heb er alle vertrouwen in dat die situatie van voor corona snel terugkomt. Ik profiteer van de drukte.”

Harpreet – die van Indiase afkomst is en zich ‘Harry’ noemt – gelooft dat er ruimte is voor nóg meer zoet. Onlangs is hij op nummer zestien een nieuwe snoepjeswinkel begonnen: Candy Tunnel. „Ik kom met iets nieuws voor de straat: Amerikaanse snoepjes, chocolate-chips, schepsnoep enzo.”

Keten in zoetigheid

De opmars van het zoet begon omstreeks 2009, toen ondernemers doorkregen dat je van de gemeente ijs mag verkopen zonder horecavergunning. In de binnenstad verscheen de Ice Bakery, een keten in ijs, wafels en andere zoetigheid, gefinancierd door Egyptische kopten en ingericht door een Italiaanse Nederlander. De rijen toeristen voor de bakeries brachten andere ondernemers op een idee. Volgens de laatste cijfers telt de Amsterdamse binnenstad meer dan vijftig ijs- en wafelwinkels. En dan zijn er nog de donutzaken, nutella-shops en churros-bakkers. Laatste trend: bubbelthee, een mierzoet drankje uit Azië.

Het was dus de gemeente die de snelle expansie van ‘het zoet’ in de Amsterdamse binnenstad mogelijk maakte. Dat is niet anders bij de opmars van ‘het zout’: de eindeloze reeks steakhouses en pizzeria’s. Alleen al in de Damstraat, de honderd meter tussen de Oude Doelenstraat en de Dam, zitten zeven Argentijnse of Uruguayaanse steakrestaurants, soms ‘pizzeria-steakhouse’ genoemd.

Ook dit is een kwestie van regels. Wie in dit gebied beschikt over een restaurantvergunning, opent het liefst een snackbar. De sliert toeristen wil immers vet, snel en goedkoop eten. Maar als je een vergunning hebt voor een restaurant, mag je van de gemeente geen snackbar openen. Steaks en pizza’s zijn de oplossing. Die krijgen onder een restaurantvergunning groen licht – en de bereiding is net zo eenvoudig als het frituren van friet. Eén keer in de week rijd je alles bevroren naar binnen.

Raafat Metias (60) ondervond de verloedering aan den lijve. Al meer dan twintig jaar runt hij steakhouse Ter, op Oude Doelenstraat 18. Hij kocht het pand van visboer Hendriks, met zijn broer die ook in het restaurant werkt. Jarenlang gingen de zaken prima, vertelt Metias, een zacht pratende man geboren in Egypte. „Er kwamen veel oudere toeristen. Die bestelden een stevig stuk vlees met een flesje wijn erbij.” Toen kwamen de blow- en zuiptoeristen. „Die willen maximaal tien euro betalen voor een steak. Daarna gaan ze snel weer de coffeeshop in.” Voor Metias is de lol eraf, al helemaal na twee zware coronajaren. Hij wil terug naar Egypte, naar zijn familie. Hij heeft zijn pand te koop gezet.

Waar vroeger de vishandel Hendriks en sigarenhandel Drenth zaten, zit nu Sensi Seeds en het Steakhouse.

Als uitbater én pandeigenaar is Raafat Metias een uitzondering. Vrijwel geen enkele ondernemer in de Oude Doelenstraat, zo blijkt uit het kadaster, is eigenaar van het pand waarin de winkel zit. Anders dan de ondernemers dragen de mannen die vastgoed bezitten Nederlandse namen. Van der Kroon, Kramer, Kappetein, Van den Broek. Ze zijn vaak de zeventig ruim gepasseerd en al decennia eigenaar van panden die in waarde vijf, soms tien keer over de kop zijn gegaan.

De vastgoedeigenaren zeggen vrijwel allemaal het laagwaardige aanbod in de Oude Doelenstraat te betreuren – ook dat in hun eigen panden. Maar, zeggen ze er meteen bij, het is niet hún schuld dat er geen winkels meer zitten voor Amsterdammers. Ze wijzen op de hoge onderhoudskosten van hun panden. Daarom is de huur zo hoog. Alleen winkels die zich richten op toeristen kunnen die betalen, opbrengen, zo redeneren de eigenaars. Zij wijzen ook op langlopende huurcontracten die ondernemers onderling doorverkopen zonder dat de pandeigenaar eraan te pas komt. Die handel is legaal, en behoorlijk rendabel: tot corona waren bedragen tot twee ton niet ongewoon.

Geen lamp of stoel in de tram

Eduard Kramer is antiquair, met een zaak in het Amsterdamse Spiegelkwartier en een antiek-loods in Wormerveer, waar hij ook woont. Zijn pand in de Oude Doelenstraat kocht hij in 2005 voor 275.000 euro. Onlangs vond Kramer een nieuwe huurder: Singh Harpreet, Harry van de snoepjeszaak. Die betaalt hem 5.800 euro per maand, voor 33 vierkante meter. „Geen verkeerde huur natuurlijk.” Kramer probeerde van alles in zijn pand, zegt hij. Ook een antiekzaak. Maar dat werkt niet, zegt hij. „Rugzaktoeristen kopen niets dan hasj en zoetigheid.” Bovendien kun je niet meer parkeren in de binnenstad. „En mensen nemen nu eenmaal geen lamp of stoel mee in trein of tram.”

Oude Doelenstraat 12/10/8/6. Links: Supermarkt&Souvenirs, in het midden The Bake shop, rechts Vape4life

Dick van der Kroon is huisbaas van nummer 10. Jarenlang was hij penningmeester van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB), een club die zich bekommert om de teloorgang van straten als de Oude Doelenstraat. Het weerhoudt hem er niet van zijn pand te verhuren aan een wafelwinkel, The Bake Shop – ook van Harry Harpreet. Gevraagd of dat niet een beetje hypocriet is, begint Van der Kroon over huurders die hun contract doorverkopen. „Zolang ik de huur op tijd binnenkrijg kan ik niets doen. Ik heb geen macht over wie of wat er in mijn pand zit.

Henny Stots, eigenaar van nummer 6, was decennia zelf winkelier in de straat. Hij verkocht riemen en laarzen, veelal in cowboystijl, in zijn winkel Western House. Tot hij van de gemeente zijn uithangbord moest weghalen, zo’n tien jaar geleden. Eerst verhuurde hij de zaak aan een ondernemer die er Holy Cheese begon, een winkel met dure kaas in cadeauverpakking. Daarna kwam Vape4Life, een winkel in e-sigaretten. De Afghaanse uitbater betaalt om en nabij de tienduizend euro huur per maand, zegt Stots.

Klachten over monocultuur in de binnenstad vindt hij „gezeur”. Stots: „In de Kalverstraat heb je alleen kledingwinkels, op de Zuidas zitten financiële instellingen. Dat is evengoed monocultuur. Mensen gaan voor het één naar de ene buurt, voor het ander naar een andere. Kijk, het is hier toerisme en anders niet.”

Sinds 2008 nam de gemeente Amsterdam het ene na het andere initiatief om de buurt rond de Oude Doelenstraat te verbeteren. ‘Project 1012’, genoemd naar de postcode hier, was gericht op het uitkopen van raambordeelhouders en het sluiten van coffeeshops op de Wallen. ‘Project divers winkelbestand’ (2014) beoogde meer winkeldiversiteit. Daarna kwam het programma Stad in Balans (2016) van burgemeester Van der Laan, gevolgd door de Aanpak Binnenstad (2018) van zijn opvolger Femke Halsema. Zij lanceerde ook twee andere veelbesproken plannen: het weren van buitenlandse toeristen uit coffeeshops en het verplaatsen van raamprostitutie naar een „erotisch centrum” buiten de binnenstad.

Vraag in de straat wat men van al die initiatieven heeft gemerkt, en je krijgt hetzelfde antwoord: niets. Betrokken buurtbewoners en ondernemers vertellen steevast: de gemeente begint telkens met goede intenties, maar houdt nooit vol. De aandacht verslapt, de politieke prioriteiten veranderen, de macht van het grote geld blijkt taaier dan gedacht.

Neem de invoering van de vergunningplicht. Buurtbewoners, gemeente en ondernemers vragen zich al jaren af: hoe komen de ondernemers aan hun geld? Om de torenhoge huren in dit gebied te kunnen betalen – gangbaar is 5.000 tot 10.000 euro per maand – moet je wel héél veel wafels, badeendjes en e-sigaretten verkopen. Zijn deze winkels geen dekmantel voor het witwassen van crimineel vermogen?

Oude Doelenstraat 2. The Rubber Duck Store.

Voor de badeendjes lijkt dit niet te gelden: die zijn zeer in trek bij de langsslenterende toeristen. Hetzelfde geldt voor de ijs- en wafelwinkels. In een rapport uit 2019 naar drugsgerelateerde criminaliteit concludeerde de Belastingdienst op basis van „serieuze berekeningen” dat de hoge omzetten van snoepwinkels en wafelbakkers reëel zijn. Ze zijn „gewoon druk beklant”, aldus de dienst, „met hoge omzetten en daarbij behorende winsten.”

Over de vele souvenirshops, mini-supers en massagesalons bestaan wél serieuze twijfels. Hoe kon bijvoorbeeld één Afghaanse ondernemer middenin de eerste lockdown liefst elf souvenirshops op zijn naam zetten, zoals onderzoeksplatform Investico in 2020 onthulde?

Een vergunningsplicht stelt de gemeente in staat álle ondernemers door te lichten op geldstromen, arbeidsomstandigheden, criminele antecedenten – en in het uiterste geval uit hun zaak te zetten. Gemeente Den Haag boekte daar in korte tijd resultaat mee: in twee Haagse straten moest één op de tien winkeliers de deuren sluiten wegens misstanden – of ze stopten zelf na verscherpte controles.

In 2018 stemde de Amsterdamse raad in met een vergunningplicht voor alle ondernemers in de Oude Doelenstraat en omliggende straten. Vervolgens duurde het ruim twee jaar voor de ondernemers een oproep kregen van de gemeente on de benodigde stukken aan te leveren. De reden, zeggen bronnen op of rond het stadhuis: juridische complicaties, ict-problemen en onduidelijkheid over de uitvoering.

Op de oproep kwam nauwelijks respons, dus volgde eind vorig jaar een nieuwe oproep. De deadline daarvan was begin april van dit jaar. Volgens het stadhuis hebben 52 van de 60 ondernemers inmiddels gereageerd, maar de verantwoordelijke ambtenaar – sprekend op voorwaarde van anonimiteit – tempert de verwachtingen: het definitief intrekken van een vergunning kan vanwege alle juridische procedures zo „een jaar of twee” duren.

Harry Harpreet, van de Bake Shop en de snoepjeswinkel, zegt geen brief te hebben ontvangen over de vergunningplicht. Stacey Dudok van Heel van de tatoeagestudio evenmin. Erg druk lijken ze zich er niet over te maken.

Winkels weigeren

Er staat de gemeente nóg een instrument ter beschikking in de strijd tegen de monocultuur: het toeristenwinkelverbod. In 2017 werd het bestemmingsplan van postcodegebied 1012 plus veertig aangrenzende straten aangepast: winkeliers die zich richten op toeristen en dagjesmensen kunnen daar niet meer aan de slag. Juridisch zit het verbod goed in elkaar: in een rechtszaak over een kaaswinkel op het Damrak concludeerde de Raad van State dat ‘toeristisch’ een legitiem criterium is om winkels te weigeren.

Lees ook dit nieuwsbericht van NRC van eind 2018: Amsterdam mag doorgaan met weren van toeristenwinkels

Met het vertrek van Yucca deed zich in de Oude Doelenstraat een prachtkans voor om het verbod toe te passen en hoogwaardige bestemmingen te realiseren. Voorbeelden van de gemeente zelf: „een kleding- of boekenwinkel, een kapper of fysiotherapeut, een schoenmaker of sportschool.” De eigenaresse van het Yucca-pand, Christine Bos, wilde dat ook en was daarom bereid een relatief lage huur te vragen. In haar huis in Muiderberg vertelt ze dat ze een kandidaat had gevonden: een verhuurder van luxe, elektrische sloepen. Die wilde dolgraag zijn kantoor vestigen op zo’n gezichtsbepalende plek.

Het ging niet door. Sloepverhuur is een business die ook toeristen bedient. Je maakt geen schijn van kans bij de gemeente, kreeg de ondernemer – die niet met zijn naam in de krant wil – te horen van zijn adviseurs. „Ik heb er wakker van gelegen.”

Na het debacle met de sloepen nam Bos een verhuurmakelaar in de arm. Die kwam met de tatoeagestudio van Stacey Dudok van Heel. Aangezien tattooshops niet vallen onder de categorie toeristenwinkels, was Bodycult welkom. Dudok van Heel heeft overigens geen enkele keer contact gehad met ambtenaren over het karakter van haar winkel, zegt ze. De gemeente bevestigt dit: het weren van toeristenwinkels gebeurt alleen met terugwerkende kracht.

De invulling van het Yucca-pand is „hard aangekomen” bij de handvol ondernemers en vastgoedeigenaren die de strijd voor een divers winkelaanbod nog niet hebben opgegeven, staat in een notitie die circuleert op het stadhuis. De notitie bevestigt ook dat het tatoeage-atelier de minst slechte optie was: „Eigenaresse heeft inzicht gegeven in andere potentiële gegadigden, veel beter dan de tattooshop werd het niet.”

Welke ‘gewone’ retail is wél mogelijk op de Oude Doelenstraat, met de huidige huren en het huidige publiek? De verantwoordelijk ambtenaar schudt zijn hoofd. Hij weet het ook niet. De strijd tegen de monocultuur is lang en taai, zegt hij, en de Oude Doelenstraat is misschien wel het taaist van Amsterdam. „Iedere stad heeft wel een of twee straten waarvan je je kunt afvragen: is het alle moeite en energie waard?”

‘Stenen zijn koning’

In de Oude Doelenstraat zit nog één winkel die niet uitsluitend toeristen bedient: de Coffeecompany, op de hoek met de Oudezijds Voorburgwal. De aangenaam verlichte en goed onderhouden zaak contrasteert sterk met de andere winkels in de straat. Het pand waarin de Coffeecompany huist, is van NV Zeedijk. Deze vastgoedonderneming zonder winstoogmerk, de gemeente is de belangrijkste aandeelhouder, kocht het tien jaar geleden van de familie Hamers, die er een gokhal had zitten. De Coffeecompany kon er voor een schappelijke prijs in, vertelt NV Zeedijk-directeur Janny Alberts. Via het huurcontract werden allerlei eisen gesteld aan de leefbaarheid. Alberts: „De ramen mogen niet worden dichtgeplakt en er moet ook na sluitingstijd licht branden.”

Coffee Company huist nu in het pand van rijwielhandel Presto.

Bezit je zelf vastgoed, dan kun je véél meer veranderen dan met louter regels en controle, zegt Alberts al twintig jaar. „Stenen zijn koning.” In januari dit jaar sloeg ze nog een mooie slag: ze kocht negen panden in de Oudebrugsteeg, een verloederd straatje achter de Beurs van Berlage.

Deze aanpak kent één probleem: de enorm gestegen Amsterdamse vastgoedprijzen. NV Zeedijk kan nooit genoeg panden kopen om het karakter van een straat beslissend te doen kantelen.

Toch kan het, zegt Alberts. „Krijg je de hoekpanden in handen, dan heb je meteen andere uitstraling.” Ze wil waken voor te veel pessimisme over de aanpak van de monocultuur. „Als je het echt wil, en als je beter samenwerkt, dan kán het.”

Foto’s Olivier Middendorp, archiefbeeld Stadsarchief Amsterdam.
Vormgeving en graphics
Erik van Gameren en Sanne van Griensven
Correctie (2 mei 2022): In een eerdere versie van dit artikel werd Dick van der Kroon secretaris van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB) genoemd. Hij was penningmeester. Dat is hierboven aangepast.