Recensie

Recensie Beeldende kunst

Overweldigende rijkdom van Tsjechoslowaaks modern realisme

Tentoonstelling Nové Realismy voelt aan alsof je een levendig café binnenstapt met allerlei verschillende schilderstijlen als boeiende karakterkoppen.

Gejza Schiller, In het café, 1924
Gejza Schiller, In het café, 1924

Met scherpe lijnen en moderne kleuren schilderde Jan Smetana in 1942 de existentiële leegte in de straten van Tsjechoslowakije. Op zijn schilderij Bij de brug bij het eiland Štvanice hangen de dunne lijnen van telegraafdraden boven het verstilde asfalt van de stad. Een lage zon wordt zoetgeel, blauw en roze gereflecteerd in een winkelfaçade. Het is moeilijk om achteraf geen groot drama toe te dichten aan dit schilderij en de twee andere ‘lege’ landschappen die ernaast aan de muur hangen, van landgenoten Kamil Lhoták en František Hudecek. Alle drie de werken zijn gemaakt een paar jaar nadat de nazi-bezetting al het leven wegdrukte uit het straatbeeld en het land Tsjechoslowakije ophield met bestaan. Ook de kunstenaarsgroep waartoe deze drie schilders behoorde, Skupina 42 (groep 42), moest hun eerste tentoonstelling in 1942 na minder dan twee weken gedwongen sluiten.

Nové Realismy opent een wereld die niet eerder te zien is geweest in Nederland, vol uiteenlopende stijlen en invloeden

Met deze duistere noot eindigt de tentoonstelling Nové Realismy: Tsjecho-Slowaaks realisme 1918-1945 in Museum MORE in Gorssel. Een tentoonstelling die grotendeels juist aanvoelt alsof je een levendig café binnenstapt met allerlei verschillende schilderstijlen als boeiende karakterkoppen. Aan de hand van ruim 45 verschillende kunstenaars toont Nové Realismy een uiteenlopend overzicht van modern realistische kunst gemaakt in Tsjechoslowakije in het interbellum. Een periode en een gebied dat niet vaak de aandacht krijgt, maar dat het overduidelijk wel verdient, zoals blijkt uit deze expositie.

Rijk kunstenaarsklimaat

Tsjechoslowakije ontstond in 1918 na het uiteenvallen van de monarchie Oostenrijk-Hongarije en werd in 1938 zelf opgeheven. Toen Tsjechoslowakije onafhankelijk werd, was de regio aanvankelijk nog een chaos van grensconflicten en oud zeer. Toch wist de mix van Tsjechen, Slowaken, Duitsers, Hongaren, Roethenen, Oekraïners en Polen in het interbellum een stabiele democratie te vormen, waar dat in de rest van Midden-Europa vaak lastiger bleek. In zijn twintigjarige bestaan bloeide het land snel op en ontwikkelde het een rijk kunstenaarsklimaat.

Na de Eerste Wereldoorlog was er in Europa en de VS sprake van een brede stroming die ook wel aangeduid wordt met de ‘Return to order’. Een fase gekenmerkt door ontnuchtering. Na de expressionistische uitspattingen en het avant-gardisme van het begin van de twintigste eeuw kwamen ‘nuchtere’ realistische en traditionele stromingen op. In Duitsland won bijvoorbeeld de Neue Sachlichkeit aan populariteit met kunstenaars als Otto Dix. In Nederland staken onder anderen Charley Toorop en Pyke Koch de kop op.

Ook in Tsjechoslowakije gingen kunstenaars werken met modern realisme. Een artistieke voorhoede had de kunstacademies in Duitsland en Frankrijk bezocht en bracht de opgedane inspiratie mee terug naar huis om in de eigen jonge natiestaat aan de slag te gaan. Zij probeerden het dagelijkse leven in de stad en op het platteland vast te leggen, vaak op uiteenlopende wijze. De ontstane diversiteit in stijl en onderwerpkeuze heeft onder andere te maken met de grote verscheidenheid aan taalgebieden en bevolkingsgroepen destijds in het gebied. Oude landen zoals de Bohemen, Moravië en Silezië die nu onderdeel waren van het nieuwe Tsjechoslowakije, waren in de loop der geschiedenis onderdeel geweest van verschillende koninkrijken en staten met heel eigen culturele achtergronden.

Jan Kojan, Portret van de kunstenaars vrouw (Jelizaveta Kojanová), 1925
Paul Gebauer, Zelfportret met familie, 1937
Oldrich Kerhart, In het café, 1922
Jan Smetana Bij de brug bij het eiland Štvanice, 1942

Losse benadering

Conservator Julia Dijkstra geeft samen met de Tsjechische gastconservatoren Ivo Habán en Anna Habánová een genuanceerd beeld van de groep Tsjechoslowaakse kunstenaars door hen niet te veel in hokjes van stijl, etniciteit of regio te duwen. Er wordt gesproken over „rijkgeschakeerde realismen die gelijktijdig naast elkaar ontstonden”. Deze losse benadering werkt goed. Het zorgt ervoor dat je als bezoeker jezelf laat overweldigen en je vrij kunt dwalen tussen de zeer diverse werken.

Neem bijvoorbeeld het licht kubistische schilderij In het café (1924) van Gejza Schiller dat onmiskenbaar Franse invloeden heeft. Ronde snorren en blozende wangen zitten rondom een man die ongemakkelijk op zoek is naar zijn geld om te betalen. In de rechterbovenhoek staat een barvrouw die weggelopen lijkt uit Manets Un bar aux Folies Bergère. Even verderop lijken de markante koppen die Pravoslaf Kotik aan een groep metselaars geeft van een totaal andere planeet. Kotik was een van de oprichters van de Ho-ho-ko-ko-groep die een „objectieve weergave” van het dagelijkse mensenleven nastreefden. Zijn Metselaars (1923) toont in neoclassicistische stijl het harde leven van de arbeider.

Weer compleet anders is de manier waarop Milada Maresova de positie van de vrouw verwerkte in haar sociaalkritische schilderijen. In Café in Praag (1924) laat ze met uitsluitend tinten rood zien dat de gelukkigste persoon in het café wellicht de enige vrouw zonder partner is, die net een groot dessert ontvangt. Kunstenaar Paul Gebauer bleef als boer zijnde dicht bij huis, hij schilderde dan ook vooral zijn eigen familie en omgeving in een stijl die dicht bij de Neue Sachlichkeit staat. Zelfportet met mijn familie (1937) toont een trotse schilder die voor zijn familie staat en vooral zijn eigen gelaat treffend vereeuwigt.

Niet alle schilderijen zijn schildertechnisch of qua onderwerp meesterwerken. Sommige voorstellingen zijn ietwat naïef. Toch is het prachtig om te zien hoe rijk het Tsjechoslowaaks modern realisme is. Nové Realismy opent een wereld die niet eerder te zien is geweest in Nederland, vol uiteenlopende stijlen en invloeden.