Opinie

Box 3-arrest Hoge Raad ondergraaft de rechtszekerheid

Spaarders De vermogensrendementheffing is een zeer progressieve belasting. Afschaffing leidt volgens juist tot meer maatschappelijke ongelijkheid. De Hoge Raad krijgt huiswerk.
Foto Evert Elzinga/ANP

Het arrest van de Hoge Raad in december over de vermogensrendementsheffing slaat een enorm gat in de Nederlandse belastingbasis. Volledige terugbetaling van de belastingaanslagen uit het verleden zou eenmalig meer dan 10 miljard euro kosten. Als box 3 als legitieme belastinggrondslag vervalt, kost dat de staat in de toekomst structureel 5 miljard euro per jaar. De rechter zal in het beleidsproces onvermijdelijk een steeds grotere rol spelen.

Met dit arrest heeft de Hoge Raad zichzelf nodeloos in politiek vaarwater gemanoeuvreerd. De hoofdtaak van de Raad is borg te staan voor rechtszekerheid. Maar dit arrest creëert juist langjarige rechtsonzekerheid, zowel door de terugwerkende kracht als doordat de komende jaren onduidelijk zal zijn welke wetgeving van toepassing is.

In dit arrest, en het eraan voorafgaande advies van advocaat-generaal Peter Wattel, lopen twee discussies door elkaar. Ten eerste: moet de overheid feitelijk of forfaitair (dat wil zeggen: fictief) rendement belasten? Ten tweede: mag de overheid een belasting heffen over vermogen dat hoger is dan het risicovrije rendement op overheidsobligaties?

De eerste vraag gaat in feite over de risicotoedeling in de samenleving. Als het forfaitair rendement wordt belast, dan blijven de beleggingsrisico’s volledig voor rekening van de vermogensbelastingbetaler. Als daarentegen het feitelijk rendement wordt belast dan wordt dit risico deels overgedragen aan de overheid, dus aan de samenleving. Daar valt veel voor te zeggen, maar de implicaties en complicaties zijn enorm. Neem bijvoorbeeld de financiële crisis in 2008, toen in enkele maanden honderden miljarden aan beurswaarde verdampten. Had de samenleving die last op zich willen nemen? Of was het beter om die last bij beleggers te laten? Dat zijn fundamentele vragen die diepgaande maatschappelijke discussie vergen. Het zijn echter politieke vragen, geen juridische.

Dit geldt des te meer voor de terugwerkende kracht van de uitspraak van de Hoge Raad. Daarmee wordt de rechtszekerheid van financiële transacties uitgehold. Iemand die aandelen koopt neemt een beleggingsrisico: bij tegenspoed draait hij op voor het verlies, in de zekerheid dat hij bij voorspoed de winst krijgt. De belegger in aandelen weegt deze risico’s af tegen het risicovrije rendement en besluit op basis daarvan om al dan niet aandelen te kopen.

Casino

Het arrest van de Hoge Raad verandert met terugwerkende kracht de wettelijke spelregels, door risicovrije obligaties niet en risicodragende beleggingen wel te belasten. Dit is net als een casino dat de speler met de winnende inzet achteraf maar de helft van het beloofde prijzengeld betaalt. De speler die hier terecht tegen protesteert, krijgt te horen: „Waar klaagt u over? U heeft met die helft toch nog steeds een prachtige winst gemaakt?”

De Hoge Raad schiet tekort op zijn kerntaak: de rechtsbescherming van beleggers, óók tegen overheidsingrijpen. Door de spelregels achteraf te veranderen kunnen beleggers niet langer een weloverwogen afweging van risico’s maken. Als beleggers geweten hadden dat een belegging in aandelen wel en in obligaties niet belast wordt, dan zouden ze mogelijk andere keuzes hebben gemaakt.

Neem iemand die in het najaar van 2019 aandelen kocht, omdat de rente lager was dan de belasting op vermogen, en begin maart 2020 deze aandelen met fors verlies weer verkocht omdat de koersen door corona waren gedaald. Die kan terecht claimen dat hij anders had gehandeld als hij had geweten dat obligaties niet en aandelen wél belast zouden worden. Betrouwbare spelregels zijn niet louter van belang voor beleggers, maar voor de samenleving als geheel. Maatschappelijke risico’s zijn een gegeven. Het is een maatschappelijk belang dat iemand bereid is om die risico’s te dragen.

Wat geldt voor de terugwerkende kracht van dit arrest, geldt ook vooruitkijkend. De overgang van een belasting op feitelijk in plaats van forfaitair rendement is een ingewikkelde operatie die veel maatschappelijke discussie vergt en tal van uitvoeringstechnische problemen kent.

Zo komt de discussie over het belasten van het eigenwoningbezit weer volop op de agenda. De ongelijke behandeling van huren en kopen in box 3 is de hoofdoorzaak van de woningmarktcrisis. De Hoge Raad houdt zichzelf voor de gek door te stellen dat dit eenvoudig uitvoerbaar is. Normaliter zou voor een dergelijk traject minstens tien jaar nodig zijn. Beleggers worden dan nog jarenlang geconfronteerd met rechtsonzekerheid.

Rechten van de mens

Nu de tweede vraag: mag de overheid een hogere belasting op vermogen heffen dan het rendement op staatsobligaties, zoals in Nederland sinds 2014 het geval is en in 2017 tot een door de Hoge Raad verafschuwde wetswijziging heeft geleid? Eigenlijk is dit de reden dat de Raad de box 3-heffing nu onwettig verklaart, want alle argumenten over feitelijk of forfaitair rendement golden voordien ook al.

Box 3 is feitelijk een vermogensbelasting, die om politieke redenen is vermomd als vermogensrendementsheffing. Is een vermogensbelasting in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Frankrijk, Noorwegen en Griekenland hebben ook een vermogensbelasting. Handelen die in strijd met dit verdrag?

De vermogensrendementsheffing is een zeer progressieve belasting: 10 procent van de belastingplichtigen betaalt 90 procent van de belasting. Ondermijning van die heffing leidt dus tot grotere maatschappelijke ongelijkheid. Daar lijkt geen politieke markt voor. Ik kan me goed voorstellen dat de politiek zal kiezen voor een vooral cosmetische hersteloperatie. De Hoge Raad zou er van zijn kant goed aan doen een breder gesprek aan te gaan met de economische wetenschap, want dit arrest rammelt aan alle kanten.