Huismus

Amsterdamse beestjes

Stadsecoloog schrijft op gezette tijden over de dieren en vogels van Amsterdam.

Op de roltrap van het perron van metrostation Rokin naar boven lijkt er nog weinig aan de hand te zijn. Hier en daar een medepassagier. Maar zodra ik op straatniveau aankom verandert de situatie totaal. Het Rokin is vol. Eivol. Overal mensen. En allemaal toeristen. De meesten gegroepeerd rond hun leider, herkenbaar aan een omhoog gestoken vlaggetje, paraplu of bord met nummer. Nadere bestudering leert dat het vooral Spanjaarden en Italianen zijn die hulp nodig hebben bij het ontdekken van de stad. Duitsers en Fransen zoeken het zelf wel uit. In kleine familie- en vriendengroepjes slalommen ze om de kuddes heen, een superieure glimlach om hun lippen: zij kennen de stad, zij hebben niemand nodig. Behalve dan wat digitale hulpmiddelen. Die ervoor zorgen dat ook zij op precies dezelfde plekken terecht komen als de Zuid-Europeanen. Elke toerist gaat naar hetzelfde geheime grachtje, authentieke winkeltje en echt bruine café, op zoek naar de door Tripadvisor beloofde locals, die de zaak natuurlijk al lang geleden ontvlucht zijn.

Ook ik vlucht. Ik wurm me door de mensenmassa’s en langs de tot de laatste stoel bezette terrassen, voel een steekje covidheimwee, wat was het toen lekker rustig, en ga richting Oudemanhuispoort. Die galerij blijkt ook al ontdekt te zijn, maar dan neem ik de afslag naar rechts, ongeveer tegenover de ingang van de binnentuin van de universiteit, en ik kom in een oase van rust.

In deze naamloze straat hebben de bewoners een paradijsje geschapen van groen, van kleine tuintjes, brede heggen, bloemenrandjes, bloempotten. Rust, stilte. Een stilte die benadrukt wordt door het getjilp van mussen. Tientallen mussen. Ze zitten in de heggen, op de dakpannen, ze vliegen af en aan naar de nestkasten die hoog tegen een blinde muur hangen. Die zijn bestemd voor gierzwaluwen, maar ook heel geschikt als broedplek voor mussen. Mussengetjilp werkt meditatief. Het heeft een weldadig effect op de getergde zenuwen van de moderne stadsmens. Misschien is dat omdat mussen al zo lang bij ons zijn.

Tienduizend jaar geleden kwamen huismussen alleen in het Midden-Oosten voor. Daar ontdekten ze dat het heel handig is om in de buurt van mensen te gaan wonen. Mensen verbouwen gewassen, knoeien met granen, produceren afval, dus eten genoeg. Hun huizen bieden, vooral in de daken, veilige broedplekken. Roofdieren worden op afstand gehouden. De huismus trok samen met zijn weldoener, de mens, vanuit het Midden-Oosten de hele wereld over en kwam zo ook in deze oase in de binnenstad terecht. Waar nu toch een groep toeristen nadert. Maar dat kan me niet meer deren. De bewoners van de straat, de mussen en ik ook een beetje, wij zijn hier de locals, hier zijn de toeristen slechts te gast.

Stadsecoloog Remco Daalder schrijft op gezette tijden over de dieren en vogels van Amsterdam.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.