‘Een vrouw was dit nooit begonnen”, stond op het bordje van een Litouwse vrouw die demonstreerde tegen de Russische invasie van Oekraïne. Ze kreeg veel bijval op Instagram. Als aanstaande vader van een zoon moest ik slikken. Ik voel dezelfde afkeer van de tiran die een verschrikkelijke oorlog is begonnen, maar voel me tegelijkertijd ongemakkelijk aangesproken als lid van het mannelijke geslacht. Net als na het laatste Nederlandse #MeToo-schandaal, rond The Voice, toen online de oproep ‘educate your sons’ rondging, met daarboven ‘protect your daughters’ doorgestreept.
Het is geen makkelijke tijd om een man te zijn. Het tijdperk-Trump en de eindeloze #MeToo-onthullingen zorgen al jaren voor een dagelijkse demonstratie van uniek ‘mannelijke’ wandaden. Nu hebben we ons als gewone mannen te verhouden tot Poetin, die met extreem geweld een terugkeer naar een onvrije patriarchale samenleving probeert te forceren. Een van de engste Russische onlinehaatgroepen, in de gaten gehouden door onderzoekscollectief Bellingcat, noemt zich ‘Male State’.
Ver van het echte slagveld is intussen de toon van de strijd tegen toxic masculinity zo fel geworden dat je als progressieve man de aandrang krijgt op straat te gaan wachten tot de vuilniswagen je ophaalt en als conservatieve man om je terug te trekken in een anti-feministische broederschap. Sommige mannen vallen elkaar huilend in de armen in ‘mannencirkels’, stond in een reportage in de Volkskrant, omdat ze zich geen raad weten met de eisen en verwachtingen van deze tijd.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data66825466-9a9816.jpg)
Mannen zouden eigenlijk collectief om hulp moeten schreeuwen, omdat we een gevaar zijn voor de wereld en voor onszelf. Wereldwijd zijn we verantwoordelijk voor de meeste moorden, maar ook het vaakst slachtoffer, blijkt uit onderzoek van het Bureau voor Drugs en Criminaliteit van de Verenigde Naties. En mannen hebben een lagere levensverwachting en plegen schokkend veel vaker zelfmoord dan vrouwen, aldus een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie uit 2019.
Tegelijkertijd hebben we de overhand in de boardrooms en op lijstjes met grootverdieners. ‘Denk aan een ceo’, staat in koeienletters op een poster van een Britse bewustwordingscampagne in het kader van Internationale Vrouwendag, gevolgd door ‘is het een man?’ in kleine lettertjes. Er is ook een poster met de tekst ‘Denk aan iemand huilend op kantoor. Is het een vrouw?’ Je innerlijke antwoord zegt genoeg. De statistische dominantie van mannen bij zowel de grootste winnaars als de grootste verliezers is geen toeval. Het staat in verband met traditioneel als mannelijk getypeerde eigenschappen zoals agressie, competitie, drang tot verovering en een voorliefde voor risico.
De grote vraag is: hoe moeten mannen nu verder? Moderne mannen zijn in de war over hoe ze zich moeten gedragen, schrijft de Britse kunstenaar en tv-maker Grayson Perry in zijn boek The Descent of Man (2017), in Nederlandse vertaling uitgekomen onder de titel Mannen. Moeten we verontschuldigend door het leven gaan vanwege het verwerpelijke gedrag van andere mannen? Of is er een positief alternatief denkbaar, een nieuw archetype voor de 21ste-eeuwse man, waarmee we de schaamte over onze sekse kunnen afwerpen? Perry geeft toe dat de contouren van de man van de toekomst nog vaag zijn, maar hoopt op een nieuwe definitie van mannelijkheid, die leidt tot „minder kans op oorlog, meer aandacht voor de zwakkeren, minder obsessie met rijkdom en meer aandacht voor goede relaties”.
Giftige mannelijkheid
Een begrip dat voortdurend wordt gebezigd is giftige mannelijkheid. Het staat voor een verzameling eigenschappen waarmee mannen hun omgeving en zichzelf beschadigen. Een artikel in The New York Times noemde als belangrijkste: het onderdrukken van emoties, het gevoel een façade van hardheid in stand te moeten houden en een fixatie op geweld of agressie als middel om macht te verwerven. In combinatie met macht vormt deze cocktail een recept voor misbruik, bij machteloosheid een recept voor agressie. Ik heb moeite met deze uitdrukking. ‘Giftige’ mannelijkheid is geen wetenschappelijke term, eerder een veroordelend frame. Het leidt makkelijk tot het misverstand dat deze eigenschappen vastgeklonken zitten aan onze sekse, dat het gaat om inherente achterlijkheid, ingebakken in het Y-chromosoom, in plaats van aangeleerd gedrag.
‘Niet alle mannen zijn zo’ is dan ook vaak de eerste reactie wanneer giftige mannelijkheid van stal gehaald wordt. Sander Schimmelpenninck pleitte in een column in de Volkskrant voor „het terugveroveren van eer, trots en mannelijkheid op de klasse der proletenpopulisten”. We moeten niet vergeten, schrijft hij, dat niet alleen vrijwel alle boeven, maar vrijwel alle helden óók mannen zijn.
Hij noemt de Oekraïense president Zelensky als voorbeeld. Zijn column viel in goede aarde omdat hij verscheen aan het begin van de oorlog. Twitteraars wezen hem terecht op allerlei historische heldinnen en de vele vrouwen die vechten voor Oekraïne. Ik kreeg er ook een warm gevoel bij. Toch lijkt het me dat de drang een ‘held’ te willen zijn een van de oorzaken is van zinloze agressie. Denk aan de klap die acteur Will Smith voor het oog van de wereld uitdeelde aan Oscar-presentator Chris Rock: een uit misplaatste ridderlijkheid geboren overreactie op een lullig grapje van de komiek over zijn vrouw. Een werkelijke held (m/v), zoals Zelensky, is dat tegen wil en dank. Hij heeft een goede reden om te vechten en het zal hem hoogstwaarschijnlijk worst wezen hoe ‘mannelijk’ dit overkomt.
Er is naast toxic masculinity gelukkig een ander concept dat niet alleen beschrijft wat er mis mee is, maar ook het begin biedt van een verklaring. Precarious manhood, te vertalen als masculiene onzekerheid.
De Amerikaanse psychologen Joseph Vandello en Jennifer Bosson brachten in kaart hoe mannelijkheid nog altijd wordt gezien als iets wat je moet bewijzen of verdienen en – in tegenstelling tot vrouwelijkheid – zomaar kunt verliezen. Dit verklaart een hoop, schreven ze in 2013 in een artikel in vakblad Psychology of Men & Masculinity. Waarom mannen zo gericht zijn op status en prestaties, zich assertief en dominant opstellen, zich risicovol en agressief gedragen en benauwd zijn om een ‘vrouwelijke’ indruk te maken. Voldoen ze niet aan de cultureel dominante mannelijkheidsnorm, dan ervaren ze angst en stress. De psyche van Poetin, maar ook die van een alledaagse mansplainer, vallen allebei te verklaren uit die masculiene onzekerheid.
Ik was zelf zo’n vervelend jongetje dat tijdens de les opzichtig door Quote 500 bladerde
Er is een schreeuwende behoefte aan mannelijke rolmodellen die hun maatschappelijke positie niet te danken hebben aan het winnen van gevechten, het veroveren van vrouwen en de jacht op status. Jammer genoeg zitten we nog altijd opgescheept met een oude catalogus mannelijke rolmodellen. De vorige eeuw bracht ons mannen als Ernest Hemingway, James Bond en Silvio Berlusconi. Je hoopt dat je zoon niet zo wil worden en dat je dochter geen mannen tegenkomt die zo willen zijn. Maar tot de verbeelding sprekende eigentijdse rolmodellen vinden valt niet mee. Er verschijnen inmiddels goedbedoelde (kinder)boeken als The Good Guys: 50 Heroes Who Changed the World with Kindness (Rob Kemp en Paul Blow, 2018) en het uit het Engels vertaalde Verhalen over jongens die anders durven te zijn (Ben Brooks, 2018). Maar hoeveel heb je hier als opgroeiende jongen aan in het dagelijks leven? Mannen als Obama en Mandela zijn heiligen, hun voetsporen een paadje naar een minderwaardigheidscomplex.
Grayson Perry raadt aan om niet zozeer beroemdheden met hun exotische levens als voorbeeld te nemen maar ze dichter bij huis, of beter in huis, te zoeken. Bij goede vaders bijvoorbeeld, ook al is dit geen opwindend archetype. Om onze verhouding tot geweld, prestaties en macht te veranderen, schrijft hij, moeten mannen in ieder geval maar eens beginnen hun gevoelens niet langer te verzwijgen. Het is daarom pijnlijk om te zien hoe hard mannen die hun eigen positie durven te onderzoeken het te verduren krijgen in de publieke opinie. Zoals Joris Luyendijk met zijn boek De zeven vinkjes. ‘Check your privilege in stilte’ commandeert de kop boven de recensie door Charlotte Remarque in de Groene Amsterdammer. ‘Boys don’t cry’ had ze ook kunnen schrijven. Mannen, hoe goedwillend ook, hebben nu even geen recht van spreken, is de teneur.
Deze correctie voelt gezien de bevoorrechte positie die mannen zichzelf historisch hebben bedeeld misschien als eerlijk en noodzakelijk, op individueel niveau doet het altijd pijn om gemuilkorfd of aan de kant gezet te worden. In onze maatschappij is werk, naast oorlog, sport of seks, het geaccepteerde toneel waar de meeste mannen zichzelf kunnen bewijzen. De eerder genoemde Amerikaanse psychologen toonden aan dat mannen het verlies van hun baan en de status die daarbij hoort, beschouwen als een aanslag op hun mannelijkheid. Vrouwen in dezelfde situatie balen net zo erg maar voelen zich niet minder vrouw. Dit is waarom sommige mannen het idee van meer vrouwen aan de top onredelijk emotioneel bedreigend vinden, al staan ze er rationeel achter.
De zevenvinker
Een vriend uit mijn studententijd, nu consultant, merkt voor het eerst dat zijn loopbaan geremd wordt door de diversiteit- en inclusietargets van zijn werkgever. Hij weet dat hij als zevenvinker (wit, man, hetero, vwo of hoger, universiteit, autochtoon, ouders ook hoogopgeleid) er niet onbeschadigd van afkomt als hij hier openlijk over zou klagen. Echt zielig is het natuurlijk niet dat de privilegekaarten opnieuw geschud worden. Ik was zelf zo’n vervelend jongetje dat in vijf gymnasium opzichtig tijdens de les door Quote 500 bladerde om mijn leraren te stangen. Het is een vorm van historische gerechtigheid dat mijn vrouw veel beter verdient dan ik. Een toppositie bereiken was nooit vanzelfsprekend, maar voor het eerst zit ons geslacht (een beetje) in de weg in plaats van dat het ons meezit.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/04/data84562472-a3a383.jpg)
Er is een nieuwe realiteit waar mannen zich aan moeten aanpassen, alleen al door het nieuwe wettelijke vrouwenminimum in het bestuur van grote bedrijven. De enige houding die ons helpt is om dit als een kans in plaats van een verlies te bekijken. Welke mogelijkheden ontstaan als mannen de drang om te domineren durven los te laten? We kunnen ons eindelijk bevrijden van het idee dat we koste wat kost ceo moeten worden om voor vol te worden aangezien. De kentering is al voorzichtig begonnen. Een andere vriend vertelde over drie mannen die hun toppositie in de advocatuur, bij een verzekeraar en bij een techbedrijf recentelijk hebben verruild voor een baan in het onderwijs.
Grayson Perry ziet een zorgzame, aanwezige vader als nieuw ideaal, in plaats van een cowboy, topman of superheld. Betrokken vaderschap, stelt expertisecentrum voor seksualiteit Rutgers in het rapport Vaderschap in Nederland: van willen naar doen (2019), leidt tot een samenleving waarin iedereen wint: „Kinderen genieten van een betere ontwikkeling, vrouwen profiteren van meer gelijkheid op de arbeidsmarkt en mannen ervaren meer levensgeluk.” Ik denk aan de ontroerend zachte Zweedse vaders uit de VPRO-documentaire Lattepappa’s uit 2017, op kinderhoogte geïnterviewd tussen de babyspullen tijdens hun vaderschapsverlof van één jaar, en twijfel of ik toegerust ben voor dit andere uiterste.