Reportage

Vrouwelijke kunstenaars domineren landenpaviljoens op Biënnale van Venetië

Biënnale van Venetië In de landenpaviljoens op de 59ste Biënnale van Venetië draait het vaak om het menselijk lichaam, en de acceptatie ervan. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië worden voor het eerst vertegenwoordigd door een zwarte vrouw.

Het bronzen beeld ‘Last Garment’ van Simone Leigh in het Amerikaanse Paviljoen van de Biënnale van Venetië 2022.
Het bronzen beeld ‘Last Garment’ van Simone Leigh in het Amerikaanse Paviljoen van de Biënnale van Venetië 2022. Foto Timothy Schenck

De wereld rondreizen in één dag: zo luidde de slogan waarop in 1931 in Parijs 8 miljoen bezoekers afkwamen om de Internationale Koloniale Tentoonstelling te bezoeken. De afdeling Kameroen en Togo hadden een dorpje vol hutten met rieten daken en houten palen voor de deur. Ruim negentig jaar later staat de bezoeker op de Biënnale in Venetië voor een vergelijkbare hut: het is het paviljoen van de Verenigde Staten dat voor deze 59ste editie is omgebouwd tot een ‘koloniale wereldtentoonstelling’-gebouw.

Soevereiniteit heet het werk van de Amerikaanse kunstenaar Simone Leigh. Behalve het gebouw, dat ze heeft omgebouwd tot kunstwerk, staat er voor de ‘hut’ een zeven meter hoog bronzen beeld van een vrouw dat naar de D’mbas verwijst: een beeld dat voor religieuze doeleinden werd gebruikt, maar voor Europese kunstenaars vooral nuttig was als materiaal voor kunst. Terwijl buiten de koloniale blik je om de oren slaat, maak je bij binnenkomst kennis met de achtergronden: een sculptuur van een wasvrouw, een verbeelding van een foto The Wilde Woman of Aiken genomen op een plantage in South Carolina (waarmee de fotograaf in 1882 wilde laten zien dat Oscar Wilde ongelijk had en dat niet álles ‘mooi’ kon zijn), de bewerking van een diaspora-beeld dat voor spiritualiteit en vruchtbaarheid staat, en een beeld van Sharifa Rhodes-Pitts (de Amerikaanse auteur van een trilogie over Afro-Americans en utopie).

Het beeld van de D’mbas verwijst naar veel op deze Biënnale: het hoofd dat een schotelantenne lijkt waarin geluidsgolven en echo’s van het verleden doorklinken, symboliseert wat er op deze Biënnale gebeurt. Ook in bijvoorbeeld de Franse, Engelse, Japanse, Israëlische, Estlandse en Poolse paviljoens in de Giardini werd gekeken naar het verleden. Ook typerend voor deze Biënnale: Simone Leigh is de eerste zwarte vrouwelijke Amerikaanse kunstenaar ooit die de Verenigde Staten op de Biënnale vertegenwoordigt. Voor Engeland geldt hetzelfde: daar is Sonia Boyce met haar ode aan de zwarte vrouwen als bron van popmuziek de eerste vrouwelijke zwarte kunstenaar die het land vertegenwoordigt. Frankrijk komt voor het eerst met een Frans-Algerijnse kunstenaar, Zineb Sedira.

Intimiteit

De stem die minder vaak gehoord wordt, maar nu luid en duidelijk aanwezig is, ook terug te vinden bij Polen, dat gekozen heeft voor grote wandkleden van de Poolse Roma-kunstenaar Malgorzata Mirga-Tas, waarop beelden zijn afgebeeld van en over ‘de grootste minderheid van Europa’, zoals Polen het zelf omschrijft. De namen van de landen van het Nordic paviljoen zijn afgedekt en het paviljoen is geheel gewijd aan de Sámi. Ondertussen zijn er voor het eerst in de geschiedenis van de Biënnale meer vrouwelijke kunstenaars dan mannelijke vertegenwoordigd. En ook zijn er vijf landen aan de line-up toegevoegd: Kameroen, Namibië, Nepal, Oman en Oeganda.

Terwijl als referentie aan de oorlog in Oekraïne een stapel witte zandzakken in het hart van het Paviljoen liggen – een verwijzing naar de ingepakte standbeelden in Odessa – is het Russsische paviljoen leeg, er staan alleen bewakers voor. In het Oekraïense paviljoen is de ‘fontein van uitputting’ te zien van Pavlo Makov, een energieke waterstraal die via in een piramide van omgekeerde trechters uitmondt in minieme druppels.

Het Russische Paviljoen. Foto Vincenzo Pinto/ AFP

Wanneer de wereld wordt beheerst door oorlog, nationalisme, misantropie en pandemie, heeft kunst het antwoord blijkt hier overduidelijk.

Op in totaal zo’n 80 landenpaviljoens, verdeeld over Giardini en Arsenale, wordt opvallend vaak de soevereiniteit van het lichaam gevierd. Zo staat bij de Venezolaanse, Braziliaanse, Omaanse, Zuid-Afrikaanse, Roemeense, Oostenrijkse en Hongaarse paviljoens het lichaam centraal, en de acceptatie ervan, overigens net als bij de Nederlandse bijdrage van Melanie Bonajo. Hier lijken twee jaren van lockdowns en afstand hun effect te sorteren: in veel van deze werken staat behoefte aan intimiteit centraal, en het zoeken naar bescherming, acceptatie en seksualiteit.

Lees ook: Melanie Bonajo eist de vrouwelijkheid terug die de kerk onmogelijk maakte. ‘Ik ben katholiek maar ik ben een geboren ketter’

Kinderspelletjes

In het paviljoen van Oman neemt een collectief aan kunstenaars de fysieke mens in bescherming tegenover de opkomst van robots. Ook op het mooie Libanese paviljoen gaat het om het contrast tussen de technologische toekomst van de mens en degenen die door die opkomst vermorzeld dreigen te worden. Japan en Korea integreren heden en verleden juist in futuristische technologische installaties en bij de Deense bijdrage is het lichaam teruggebracht tot een apocalyptisch toekomstbeeld van hybride mens-dierwezens.

Het klinkt allemaal zwaar en beladen, maar dat pakt lang niet altijd zo uit. Turkije komt met minimalistische figuren van Füsun Onur, die een autobiografisch verhaal vertellen op knutselformaat. Buiten voor het Belgische paviljoen hoor je al het gelach van kinderen. Francis Alÿs maakte films van kinderen die spelen over de hele wereld: vliegeren in Afghanistan, met een autoband een kolenmijn af rollen in Congo, touwtjespringen in Hongkong, in de sneeuw spelen in Zwitserland en een slakkenrace organiseren in België. Het project van Alÿs was deels al te zien in Eye in 2019, hier levert het een geweldig, optimistisch, universeel geheel op. In het Britse paviljoen wordt er gezongen en is het paviljoen in jarentachtig-discosferen verbouwd met veel glitters. Het Franse paviljoen verwelkomt je met tangodansers die samen de aftrap vormen voor een filmsetting uit de jaren zestig waarmee Zineb Sedira niet alleen een film van haar jeugd reconstrueert, maar ook racisme plaatst tegenover vrijheid, trots, en humor.

In Frankrijk zelf was er twee jaar geleden nog discussie ontstaan over haar deelname en vonden Frans-joodse gemeenschappen dat Frankrijk deze Biënnale maar beter de inzending kon terugtrekken omdat ze te pro-Palestina zou zijn. Gelukkig werd aan die oproep geen gehoor gegeven, want het Franse paviljoen is het hoogtepunt van deze Biënnale, die over het geheel genomen opvalt door veel kleuren en een rijke zoektocht naar intimiteit en bescherming. Stel dat die elementen het resultaat zijn van wereldtentoonstellingen waarbij vrouwelijke kunstenaars de meerderheid vormen: kom maar door dan met nog meer vrouwen.

Lees ook: Hoe Estlandse kunst zich losmaakte van Duitsers en Sovjets