Kunst moet op zoek naar waarheid

Wereldkunst#27 Waar kunstenaars vroeger de werkelijkheid steeds rijker en complexer probeerden te maken, zou er nu wel eens behoefte kunnen ontstaan aan kunst die de werkelijkheid ordent.

Ron Mueck, Dead Dad, 1996-1997, Mixed media, 20×38×102 cm
Ron Mueck, Dead Dad, 1996-1997, Mixed media, 20×38×102 cm Foto Eva Herzog/ Thaddaeus Ropac gallery

Als we ergens behoefte aan lijken te hebben dezer dagen dan is het waarheid. Waarheid, en troost, en empathie. Om met dat laatste te beginnen: het is fascinerend om te zien hoe de gruwelijke oorlog in Oekraïne empathie ineens weer tot een onderwerp heeft gemaakt. Kijk naar de roerend-genereuze wijze waarop mensen in heel Europa de Oekraïense vluchtelingen opvangen, zich zonder veel twijfel openstellen voor anderen en zich heen zetten over het verlies van privacy. Maar ook, in het verlengde daarvan, de vraag waarom Oekraïners wél ruimhartig onderdak wordt gegund en Afghanen, Syriërs minder – blijkbaar is er zelfs voor enorm genereuze mensen een grens aan de mate waarin je je kunt verplaatsen in mensen uit een andere cultuur, met een ander uiterlijk (en hé, daar is de Zwarte Piet-discussie weer). En dan heb ik het empathie-technisch nog niet eens over de reacties van westerse Poetin-verstehers op de slachtpartij in Boetsja of de aanval op het station van Kramatorsk. Wat speelt er zich af in je hoofd als je eerste reactie op zulke beelden van ontreddering en vernietiging en dood is om ze te gaan afspeuren op een bewegende hand of een verplaatst been om te bewijzen dat ze fake zijn? Zie je dan de doden niet, de verminking, de meedogenloosheid? Of denk even over de gruwelijke taferelen die zich in Boetsja buiten het oog van de camera moeten hebben afgespeeld: aanbellen, komt u even naar buiten, hallo, kogel door het hoofd, dood, volgende deur. Als je hier niets bij voelt, waarbij dan wel?

Bestaat er zoiets als medeleven voor Joost Niemöller, Thierry Baudet, Marianne-dor-hout-Zwagerman en de hunnen?

Empathie-mechanisme

Dit intrigeert me mede omdat dit empathie-mechanisme ook bij kunst een belangrijke rol speelt. Wat is kunst: beelden, klanken, die gevoelens oproepen, ideeën, angsten, fascinaties die je niet kent – in ieder geval niet op die manier. En daardoor iets in je lijf of je geest op hun kop zetten. Daarbij is altijd empathie nodig, al is het maar in de vorm die supsension of disbelief wordt genoemd: je weet dat een schilderij, een film, een muziekstuk een constructie is, verf, pixels, verplaatste lucht, maar omdat je óók weet dat die kunstmatige constructie de eerste stap is naar ontroering, verbazing, verdieping, zet je je over je eerste ongeloof heen – dit mechanisme is bij het ervaren van kunst zo elementair dat je er zelden over denkt. Kunstenaars, op hun beurt, maken daar weer gebruik van: doordat je over de drempel van het ongeloof bent heengestapt, laat je je veel makkelijk meeslepen in een geconstrueerde, fictieve wereld met andere wetten dan in de wereld van alledag. Niet voor niets gelden meerduidigheid en ongrijpbaarheid al decennia als enkele van de belangrijkste kenmerken van hedendaagse kunst – kunstenaars worden niet geacht conclusies te trekken, maar nieuwe vergezichten te openen. Verbeelding, geen waarheid.

Maar wat als de waarheid de verbeelding overstijgt?

Door de ingrijpende gebeurtenissen van de afgelopen weken dacht ik af en toe aan de dood van mijn moeder, bijna een jaar geleden. Haar dood kwam niet onverwacht, ze was niet meer bij bewustzijn, maar toch was de ervaring, zittend aan haar sterfbed, ingewikkelder en verwarrender dan ik had gedacht. In die laatste dagen, uren, werd de toekomst die zij en ik altijd hadden gedeeld zichtbaar kleiner, straks moest ik onze gezamenlijke herinneringen alleen verzorgen – kon ik dat wel? Zouden ze me niet ontglippen? Zittend aan haar bed klampte ik me vast aan beelden, geuren uit het verleden, die hun betekenis allemaal ontleenden aan gedeelde herinneringen (oranje dakpannen tegen een blauwe lucht, het schrobben van de grijze stoep, kerstdiner, met je hak een streep trekken in de kiezels op het grindpad, het woelen in de vacht van een hond, inclusief de geur die loskomt, spaghetti met tomatensaus en gehaktballen, kristallen glazen in een wankel kastje, de eerste keer zalm in Schotland) die straks alleen nog in mijn hoofd zouden leven. Uit beroepsdeformatie zocht ik naar kunstwerken die dit verbeelden, maar ik vond niks. Ik had geen behoefte aan meerduidigheid, die was er al genoeg. Ik wilde waarheid.

Langzaam is de werkelijkheid complexer, gelaagder en verwarrender geworden dan een kunstwerk ooit kan zijn

Toen ze was gestorven wilde ik dat moment vasthouden, de herinneringen doen stollen in mijn hoofd, maar toen gebeurde er iets vreemds: ik zag dat ze kleiner was geworden. En ineens was daar een kunstwerk: Ron Muecks beeld Dead Dad. Mueck heeft veel kitscherige onzin op z’n naam staan (vooral z’n gigantische baby’s zijn vrij erg), maar Dead Dad vond ik altijd ontroerend: een wassen beeld van zijn overleden vader, naakt, levensecht, met één verschil: het is slechts 102 centimeter lang. Ik had altijd gedacht dat Mueck met dat formaat zijn machteloosheid ten opzichte van zijn dode vader had willen uitdrukken. Maar nu begreep ik dat er meer was: mensen worden écht kleiner als ze sterven, maar het formaat verbeeldde ook de manier waarop een dode wegglipt, naar een andere werkelijkheid vertrekt, en jou als levende achterlaat met je herinneringen. Ik hoefde Dead Dad niet eens te zien: Muecks beeld, zelfs de gedachte eraan al, maakte de werkelijkheid overzichtelijker, en daar had ik behoefte aan.

Oekraïense posterijen

Heel af en toe hoor je het wel: dat kunst zo’n marginale rol speelt in de ontredderde wereld van dit moment. Alsof kunst, kunstenaars zich schielijk, bescheiden terugtrekken. Gul doneren ze werk aan goededoelenveilingen. In Rusland en Oekraïne waagt een enkele kunstenaar (met gevaar voor eigen leven) zich aan protest, zoals de anonieme Rus die liggend op straat in Moskou een in Boetsja afgeslachte man nadeed, handen vastgebonden op zijn rug. Veelzeggend is het dat het succesvolste ‘kunstwerk’ van deze oorlog de zegel van de Oekraïense posterijen is, met daarop de Oekraïense soldaat die zijn middelvinger opsteekt naar het Russische vlaggenschip Moskva. De zegel refereerde aan het zogenaamde ‘fuck you’-incident uit het begin van de oorlog, maar toen vervolgens, door stom toeval, de Moskva zonk vlak nadat de zegel was uitgebracht, werd die een symbool van trots en hoop: Oekraïners stonden in lange rijen om hem te bemachtigen. Ook hier werd geen complexiteit of gelaagdheid gevierd, maar een waarheid en een heldere belofte voor de toekomst.

Juist die behoefte aan waarheid, aan een helder perspectief, maakt de situatie voor kunstenaars lastig. Je voelt aan alle kanten dat ze iets willen doen, bijdragen, steunen, empathie betuigen. Tegelijk is artistieke empathie sinds de vorige, grote oorlog in Europa verbonden geraakt met meerduidigheid – noem het artistieke vrijheid, of autonomie. Daar was alle reden toe: de Tweede Wereldoorlog werd veroorzaakt door een aantal autoritaire regimes die de wereld hun ideologie wilden opleggen – het na-oorlogse ‘dit nooit meer’ betekende ook: weg met zulke autoriteit. En dat is gelukt, zou je kunnen zeggen: tegenwoordig, in 2022, heerst er een breed wantrouwen tegen kunstenaars die streven naar waarheid, of naar universaliteit – dat hebben we heel lang met kitsch, vermaak en platheid geassocieerd.

Complotfascisten

Maar de afgelopen jaren vond er een omslag plaats: langzaam is de werkelijkheid complexer, gelaagder en verwarrender geworden dan een kunstwerk ooit kan zijn. Sociale media, alternatieve wereldvisies, propaganda stuiteren over elkaar heen, Poetin, Willem Engel, Kim Jong-un en Gideon-de-complotmarmot bijten in elkaars staart, stuwen hun publiek op tot hoogtes van fantasie waar je gezond verstand niet meer bij kan – het laatste waar je als toeschouwer behoefte aan hebt is nóg meer van zulke verwarring. Pijnlijker nog: de strategie van ontregelen en verwarren, die decennialang door kunst werd beheerd, behoort tegenwoordig, weliswaar op een net andere manier, tot het standaardarsenaal van de complotfascisten, waarmee je als kunstenaar niet graag wordt geassocieerd.

The Nature of the Game – Francis Alÿs.

Foto: Roberto Ruiz

Dat zou wel eens een omslag kunnen betekenen. Waar kunstenaars vroeger vanuit hun romantische kunstenaarspersoonlijkheid de werkelijkheid steeds rijker en complexer probeerden te maken, zou er nu wel eens behoefte kunnen ontstaan aan kunst die de werkelijkheid ordent, samenbalt, die universele thema’s destilleert uit de chaotische werkelijkheid. Kunst die zichzelf radicaal de waarheid toe-eigent. Hoe dat precies moet weet ik niet, gelukkig niet, maar ik weet wel dat ik me, bijvoorbeeld, zeer verheug op het Belgische paviljoen op de Biënnale van Venetië. Hier gaat Francis Alÿs een nieuwe versie tonen van zijn Children’s Games: korte filmpjes (al eerder te zien in Eye in Amsterdam) waarin kinderen van over de hele wereld verschillende spelletjes demonstreren, variërend van hinkelen en stoelendans tot knikkeren tot sprinkhaan trekken. De spelen verschillen, maar de patronen zijn universeel: de regels, de competitie, het kibbelen, de gedeelde emoties, de verbondenheid. Het maakt Children’s Games aards en utopisch tegelijk: zie de homo ludens in volle glorie, pretentieloos, maar ook in diepste wezen met elkaar verbonden. De waarheid als troost, mooier kan het bijna niet.