Los van de oorlog in Oekraïne die de zelfgenoegzaamheid in Nederland en de rest van Europa over landbouw en voedselvoorziening aan het wankelen brengt, is het al langere tijd een cliché dat we aan de vooravond of zelfs al midden in een ‘transitie’ staan. Alles moet zich voegen in de nieuwe orde, een nieuwe economie, een nieuwe samenleving. Tegenover de sluimerende verdeeldheid rond Covid-19 en de dieperliggende gevoelens van onvrede en ongelijkheid, wordt die gedachte gretig omarmd. Echter, wie bereid is een portie nuchterheid toe te laten, beseft dat er geen magische oplossingen in zicht zijn.
Veel van de oplossingen die nu voorliggen gaan gehuld in abstracte termen zoals eerlijk, duurzaam, inclusief, natuurlijk, circulair. Die kunnen op veel manieren worden geïnterpreteerd en de concretisering en de meetbaarheid zijn uiterst ingewikkeld. Het is dan ook noodzakelijk om onder ogen te zien dat een werkelijke transitie alleen mogelijk is op basis van weloverwogen keuzes. Die zullen nooit ieder naar de zin zijn en aan elk belang voldoende recht doen. In onze democratische orde is transparantie over aannames en gegevens en onderling respect de enige manier om tot breedgedragen uitvoerbare besluiten te komen. Dit strekt zich uit tot de kosten die aan keuzes verbonden zijn, op alle maatschappelijke terreinen, niet in de laatste plaats voor voedsel, landbouw, energie en ruimtelijke ordening.
Een paar voorbeelden. Het is een Europese doelstelling dat in 2030 een kwart van het landbouwareaal biologisch is (nu is dat 5 procent). Dat heeft consequenties voor de inzet van chemische middelen, waardoor de opbrengsten, zeker in het begin, zullen dalen. Extra areaal zal nodig zijn voor de productie van dierlijke mest en vruchtwisseling. Dat betekent dat de voedselprijzen zullen stijgen, zoals bijvoorbeeld het Amerikaanse ministerie van Landbouw voor Europa heeft berekend.
Twee knelpunten
Het brengt ook met zich mee dat de jonge boeren het zich economisch niet snel kunnen permitteren om de overstap naar biologisch te maken. Nieuwe biologische initiatieven zijn er genoeg, maar op z’n minst twee knelpunten moeten worden overwonnen: voldoende laagbetaalde (hand)arbeid en een toegewijde koopkrachtige klantenkring. Deze ontwikkelingsrichting kan de juiste zijn, maar de vraag is hoe nu deze reusachtige stap van 5 naar 25 procent biologisch areaal in acht jaar kan worden vormgegeven.
Gezond, veilig en betaalbaar voedsel produceren is niet simpelweg ‘de natuur volgen’, zoals graag wordt beweerd. De natuur is in wezen een onbarmhartige strijd op leven en dood tussen organismen. Voedselproductie vereist enorme precisie om zo min mogelijk schade te doen aan andere soorten om datgene te beschermen wat we willen oogsten.
De natuur is in wezen een onbarmhartige strijd op leven en dood tussen organismen
Hoogtechnologische landbouw – dus met sensoren en kunstmatige intelligentie en hoge opbrengsten – is door zijn zo klein mogelijke voetafdruk natuurvriendelijker dan alle andere vormen, omdat hij meer ruimte laat voor natuur. Als deze optie maatschappelijk niet acceptabel is dan bestaat de mogelijkheid om minder intensief te werken. Maar dat betekent onmiddellijk meer land, meer arbeid en hogere kosten per eenheid product.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data68120452-9f5da4.jpg)
Een ander voorbeeld is de krimp van de veestapel en de vele claims op landbouwgrond voor infrastructuur, woningbouw, natuur en landschapsherstel. Voor deze mega-operatie van vele jaren zijn de bestuurlijke instrumenten, zoals een stikstoffonds en een ruimtelijk plan, nog niet ontwikkeld. De maatschappelijke druk, politieke ambities en enorme fondsen die klaarstaan, bergen het gevaar in zich van opportunisme en het vermorsen van publieke middelen. Daarom is de sterke focus op uitkopen onverstandig en duur.
Erbarmelijke omstandigheden
Dezelfde transparantie is nodig bij energie. Wie Gronings gas en de meest moderne kolencentrales in de ban doet, dwingt de import van gas en elektriciteit af, met de geopolitieke afhankelijkheid van dien. ‘Elektrisch’ moet in alle complexiteit besproken worden. Het betekent schaarse grondstoffen, onder vaak erbarmelijke omstandigheden gewonnen, en giftig en moeilijk afbreekbaar afval, om te zwijgen over de weerstand tegen zonnepanelen op landbouwgrond of windmolens in de nabijheid van woonwijken, en de additionele kosten van windmolens op zee. Ook beloften voor de toekomst, zoals waterstof, verdienen geen ideologen maar nuchtere rekenaars. Ambities als ‘van het gas af’, reductie van de stikstofuitstoot, CO2-neutraliteit in 2050, vormen stippen op de horizon, maar vragen een diepgaand debat over keuzes, uitvoerbaarheid en maatschappelijk draagvlak.
Verder zullen in de ruimtelijke ordening voor- en nadelen afgewogen moeten worden ten aanzien van welke bedrijven waar mogen blijven produceren. Een zonering van Nederland kent verliezers en legt mogelijkheden voor langere termijn vast.
De fraaie intenties van Nederland en Europa verdienen een zorgvuldige en eerlijke discussie over voors en tegens en niet een soort magisch denken waarbij alles mogelijk lijkt zonder al te zware kosten en compromissen. Hooggespannen verwachtingen en ambitieuze plannen wekken enthousiasme, maar dragen tegelijkertijd het zaad van de teleurstelling en chagrijn in zich als niet wordt geleverd. Nederlandse burgers verdienen nuance en bezonnenheid, niet om overspoeld te worden door wensdenken en het verzwijgen van kosten.