‘We zullen alles doen wat nodig is – en ik denk dat ik hier stop omdat we in de stille periode zitten – om tijdelijke inflatie niet structureel en permanent te laten worden.” Aan het woord was Yannis Stournaras, baas van de Griekse centrale bank en daarmee lid van het bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB). Tijd: vrijdag 8 april om 15.00 uur. Plaats: het Delphi Economic Forum. Stournaras’ uitspraken vielen inderdaad binnen de stille periode, de zogenoemde purdah, voor de bestuursvergadering van de ECB deze donderdag.
De bedoeling is dat iedereen dan zijn mond houdt in het openbaar. Dat is sowieso moeilijk voor centrale bankiers. Op individueel niveau en op institutioneel niveau. Over dat eerste: in de hele samenleving verwarren mensen steeds vaker de functie die zij bekleden met het individu dat zij zijn. Van ceo’s die zich gaan gedragen alsof het bedrijf hun eigendom is, tot journalisten die schrijven in de ik-vorm. Maar jij bent niet belangrijk, het is je functie.
Dat komt niet altijd over, kennelijk. De Financial Times vergeleek de babbelziekte van Amerikaanse centrale bankiers deze week met een realityshow. Was het volgen van een centrale bank ooit een soort kremlinwatchen, nu heb je als bewoner van een dealingroom een dagtaak aan het volgen van optredens, speeches en losse flodders.
Nu zal op deze plek niet snel worden geklaagd over dergelijke loslippigheid. Maar op institutioneel niveau speelt het ook, en dat kan strijdig raken met de taak van centrale banken. Die zijn al een jaar of vijftien geleden overgegaan op wat forward guidance heet: het van tevoren aan de financiële markten vertellen wat je gaat doen op de middellange termijn. Klinkt goed, maar is dat wel optimaal? Financiële markten – en de samenleving eromheen – zijn gebaat bij enig risicobewustzijn. Neem een rallyrijder op een bochtige zandweg. Als daar een bijrijder naast zit die zegt: over 500 meter flauwe bocht naar rechts, dan zal de bestuurder veel meer risico’s nemen dan als hij of zij niet helemaal weet wat er komen gaat.
Dat laatste klinkt gezond. Alweer vier jaar geleden schreef de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) dat er iets mis is met het concept van forward guidance. Een centrale bank krijgt een deel van zijn informatie van de koersen van leningen, van liquiditeit, van beweeglijkheid op de financiële markten.
Maar als de centrale bank zelf die informatie beïnvloedt met ‘voorwaarts gidsen’? Dan, zo haalt de BIS de beroemde econoom Paul Samuelson aan, is die centrale bank net een aap die voor het eerst voor een spiegel staat. „Hij denkt dat hij, door te kijken naar de reacties van die andere aap – inclusief zijn verrassingen – nieuwe informatie krijgt.” Terwijl hij het zelf is.
Bovendien: wat als centrale banken met hun forward guidance in een situatie terechtkomen waarin ze niet weten wat te doen? Dat is, inderdaad, op dit moment het geval met inflatie die al dan niet tijdelijk uit de hand loopt. Maar beleggers eisen nu óók de zekerheid waaraan ze gewend zijn geraakt, en die de centrale bank als instituut nu helemaal niet meer kan geven. En dan krijg je al snel die kakofonie van individuele centrale bankiers.
Misschien vergroot de huidige tijd het risicobewustzijn weer wat. Want niets zo destructief als een zekerheid die anders uitpakt dan je dacht. Het beste voorbeeld komt, toevallig, uit Delphi zelf. Croesus, de koning van Lydië, vroeg daar of hij ten strijde moest trekken tegen de Perzen. Het antwoord van de Pythia, het orakel van Delphi, was dat hij „een machtig rijk zou verwoesten”.
Het bleek dat van hemzelf.