‘Ik ben geboren in Paramaribo. Mijn vader was brouwingenieur en maakte in Suriname Parbo Bier voor Amstel. Ik was een nakomertje. Mijn oudste broer was elf jaar eerder in het toenmalige Belgisch Congo geboren; mijn vader werkte toen voor de Belgische brouwer Wiels. Mijn middelste broer is het enige kind dat in Limburg ter wereld kwam. Mijn ouders moesten vluchten uit Congo na de moord op Lumumba en gingen naar hun thuisbasis in Echt. Limburg was een tussenstation. Niet lang daarna ging mijn vader voor Amstel werken en vertrok ons gezin naar Jordanië.
„Ik heb geen herinneringen aan Suriname. Dat wat ik weet, ken ik van foto’s en films. En natuurlijk van de verhalen. Toen ik twee jaar was, gingen we terug naar Nederland omdat mijn broers naar de middelbare school moesten. We woonden tijdelijk in Echt, het dorp waar mijn opa en ook zijn vader een bierbrouwerij hebben gehad. De bedoeling was dat mijn vader die brouwerij zou overnemen, maar mijn opa had in 1955 alles aan Heineken verkocht. Volgens mijn vader was de afspraak dat hij mocht blijven brouwen, maar Heineken ontmantelde de brouwerij. Vandaar dat hij voor Wiels ging werken. En later voor Amstel. En uiteindelijk ook voor Heineken, nadat die concurrent Amstel in 1968 overnam.
Mijn opa had de brouwerij in 1955 aan Heineken verkocht
„Terwijl we na Suriname in Limburg bivakkeerden, bouwden mijn ouders een huis in het Brabantse Esch. Daar gingen we wonen. Het huis stond vol souvenirs uit de tijd als rondtrekkend gezin. Heel mooi. Maar ik zag aan mijn ouders en broers dat het aangaan van vriendschappen lastig is als je steeds naar een ander land verhuist. Je maakt makkelijk contact, maar vriendschappen zijn niet intens en verwateren na verloop van tijd. Ook ben je als expatgezin heel erg op elkaar gericht. Een beetje naar binnen gekeerd. Zo’n leven heb ik nooit geambieerd.
„Ik begon aan mijn examenjaar toen mijn vader voor Heineken naar Japan vertrok. Mijn moeder reisde hem na mijn havo-examen achterna. Ik was achttien en bleef in mijn eentje achter in Esch. Ik woonde in een groot huis waar wekelijks een schoonmaakster en een tuinman langskwamen. Ik heb veel gefeest. Maar ik was al snel kind aan huis bij de ouders van mijn vriendin, nu mijn vrouw. Haar ouders hadden een horecazaak en daar ging ik helpen. En haar moeder werd een tweede moeder voor mij.
„Mijn ouders belden iedere zondagavond vanuit Japan. Ik was al na een paar maanden met de Pabo gestopt, en werkte bij Heineken voor ik aan de vakschool voor edelsmid in Schoonhoven kon beginnen. Maar dat vertelde ik hun allemaal pas toen dat geregeld was. Dat zorgde voor lichte paniek. Ze kwamen naar Nederland en regelden dat ik doordeweeks in Schoonhoven bij een gepensioneerd stel kon wonen dat altijd pleegkinderen had gehad en nu twee studenten een thuis bood. Daar was het heel gezellig. We aten samen en ik vond het fijn om onderdeel van een gezin te zijn.
„Dat sieraden maken was op mijn pad gekomen door een beeldhouwer die ik in het restaurant van mijn schoonmoeder had ontmoet. Ik hielp hem in zijn atelier en ontdekte dat ik het heel leuk vond om dingen te maken. En het inspireerde ook dat mijn middelste broer edelsmid was. Vrij snel na mijn opleiding ben ik voor mijzelf begonnen. Ik was 25 toen ik hier in het dorp mijn winkel voor exclusieve sieraden opende.
‘Bijna tien jaar geleden hield mijn zoon een spreekbeurt over de brouwerij van mijn opa. Ter voorbereiding zijn we samen naar een bierbrouwer in Oirschot gegaan. Daar is mijn fascinatie voor brouwen begonnen. Via hem heb ik materiaal bij elkaar gescharreld, en samen met mijn oudste broer heb ik hier in de keuken mijn eerste bier gebrouwen. Ik had geen idee dat er zoiets als hobbybrouwen bestond. Ik ontdekte dat je heel veel moest weten om een goed bier te kunnen maken. Een echte brouwmeester laat namelijk niets aan het toeval over.
„Toen mijn vader overleed, vond ik allerlei recepten voor bieren die onze familie vroeger produceerde. In 2015 maakte ik het eerste Munich thuis in de keuken. Ik had een kratje of zes en die deelde ik uit. Ik was naar Echt gereden, de plek waar vroeger brouwerij Smeijsters stond. Ik had in cafés wat flesjes achtergelaten en toen begon het te lopen. Al snel moest ik opschalen. Eerst maakte ik Munich in een brouwerij in Amsterdam. Maar nu doe ik het in Weert. Limburg is toch de plek waar dit bier thuishoort.
„Ik produceer nu twee keer per jaar zo’n duizend liter Munich. We hebben nieuwe glazen laten maken, bierviltjes. Het is een echt bedrijf geworden. De Belastingdienst stond hier laatst zelfs op de stoep om te controleren of we wel accijns betalen.
„Volgens mijn oom zou mijn vader dit geweldig hebben gevonden. En heel trots zijn.
„Ik denk dat mijn vader het wat amateuristisch zou vinden. Want ik ben geen brouwmeester. Ik ben edelsmid. Maar blijkbaar zit het bier ook in mijn bloed.”