In een schilderachtig straatje in Italië, nabij de wijngaard die ze net hebben bezocht, wrijft Truus van Gaal een traan uit haar ogen. Ze heeft het allemaal in haar notities bijgehouden, vertelt ze, hoe haar man werd „afgebrand” in aanloop naar het WK 2014, zijn eerste en laatste eindtoernooi als bondscoach. „Louis slaapt als een marmotje, maar ik lig daar dus wakker van.”
Dus wat haar betreft, zegt ze stellig, gaat hij dus „nóóit meer” het Nederlands elftal leiden. „Laat ze maar niet bellen.”
Louis van Gaal , die net nog trossen rijpe druiven stond te bewonderen zoals je dat een pensionado ziet doen tijdens zijn vakantie, staat ernaast en zegt: „Dus dat gaat niet gebeuren.”
Zij: „Nee, dat is onzin.”
Inderdaad was het onzin. De inmiddels zeventigjarige oefenmeester heeft in interviews altijd doen overkomen dat niét hij maar Truus de broek aan heeft in huize Van Gaal, maar als Louis, de twee uur durende film over zijn leven en carrière die maandag in première ging, iets leert dan is het dat niets of niemand hem kan weerhouden van wat hij als een plicht beschouwt. Niet zijn wederhelft, niet de media, noch de serieuze vorm van prostaatkanker waarvoor hij al werd behandeld vóór hij zich voor de derde maal tot bondscoach liet benoemen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data84539557-795839.jpg)
Of zoals de ex-pensionado het zelf zegt: „Wie moet het anders doen?”
Tegen dat grote verantwoordelijkheidsgevoel, blijkt uit de film van regisseur Geertjan Lassche, kan het vooruitzicht van een rustige oude dag aan de Algarve niet op. Roept de plicht, dan gaat Van Gaal het veld op. Nu, maar ook in de jaren negentig, rond het overlijden van zijn eerste vrouw Fernanda, aan kanker.
„De dag dat zij niet heel goed was, ging ik toch naar Ajax”, vertelt Van Gaal in het ontroerende deel over het verlies van de moeder van zijn twee dochters. Bij thuiskomst had ze hem zoals altijd gevraagd of hij had gewonnen. Intussen zag hij hoeveel pijn ze had. Ze nam meer pijnstillers, raakte in een coma en zou overlijden op een ogenblik dat hij net even zijn ogen dacht te kunnen sluiten tijdens het waken naast haar bed. Geen afscheid kunnen nemen – dat doet hem nog altijd veel pijn.
Had hun vader het voetbal nodig in die tijd? Ter verwerking, ter afleiding? Nee, zeggen Renate en Brenda van Gaal tijdens hun zeldzame optreden voor de camera „Hij had het niet nodig. Het was plichtsbesef”, zegt Renate. Het idee dat Ajax hem nodig had. Brenda: „Thuis was het ook van: gaan met die banaan.”
Gekooide leeuwen
In de documentaire komt de ‘totale mens’ aan bod, om zijn eigen terminologie te gebruiken. De vader, de opa, de geliefde, de (fanatieke) golfer. En uiteraard: de trainer Van Gaal. Alle clubs waar hij werkte komen voorbij, inclusief gesprekken en ontmoetingen met hoofdrolspelers van toen. En of hij nu oud-Ajacied Edgar Davids of zijn blikvanger bij Oranje, Arjen Robben treft, dan wel Bayerns erevoorzitter Uli Hoeness, altijd maakt Van Gaal een grapje over op tijd komen. Het zal de kijker niet verbazen dat hij er altijd eerder is dan de ander.
Luis Figo, wereldster bij FC Barcelona, zegt die hang naar orde en discipline nog goed te herinneren als hij Van Gaal treft op een terras aan zee. „We moesten om de beurt opscheppen bij het buffet en moesten onze stropdas altijd netjes om hebben.” Soms kwam het op hem over alsof Van Gaal zijn sterren kooide, zegt Figo. „En dan krijg je dat iemand als Rivaldo ontploft.”
Van Gaal noemt dat een van de grootste fouten in zijn carrière: dat hij boog voor de wensen van Rivaldo en die op een positie liet spelen waar hij de Braziliaan niet vond passen. Gevolg: slechtere prestaties. Niet veel later stapte Van Gaal zelf op bij Barcelona. Daardoor liep hij wel acht miljoen gulden mis, schatte Truus. „Maar hij zei: we hebben het toch goed?”
Omdat bij Van Gaal alles om het team draait, had hij soms moeite om spelers meer ruimte te geven, wat Guus Hiddink en Johan Cruijff beter konden als trainer. Het is ook wat Frank en Ronald de Boer zeggen wanneer zij met hem terugblikken op het dieptepunt in zijn trainersloopbaan: het mislopen van het WK 2002.
Frank: „De meeste jongens waren in de dertig. We wisten zelf wel wat we moesten doen.”
Ronald: „Misschien moest je niet op tactiek, maar het persoonlijke vlak coachen.”
Van Gaal: „Nou, dat geloof ik niet.”
Ronald: „Je hebt ook pech gehad.”
Van Gaal: „Je kon toch denken: we doen het gewoon, ondanks zijn strengheid.”
A4’tjes met opstellingen
Toch hoort de kijker vooral lof voor zijn werk. Mounir el Hamdaoui, spits in Van Gaals kampioenselftal bij AZ in 2009: „Later dacht ik: kon ik nog maar één training van hem krijgen.”
Dat Van Gaal zo goed is geworden als hij hoopte toen hij als vijftienjarige besloot trainer te worden, naar het voorbeeld van zijn idool Rinus Michels, staat vast. De prijzenkast die hij de regisseur toont, blinkt van het zilver. Maar wáárom is hij nu zoveel succesvoller, beter en gewilder dan de meeste andere trainers? Dat aspect wordt niet helemaal duidelijk – minder in elk geval dat de gedrevenheid waarmee hij zijn vak ook in tijden van ziekte blijft uitoefenen.
De KNVB-functionarissen die hem vorig jaar kwamen verleiden om bondscoach te worden, waren nog niet de deur uit of Truus trof op zijn bureau alweer A4’tjes met opstellingen aan. Zij wist toen alweer hoe laat het was. Eens een trainer, altijd een trainer.