Het zal je maar gebeuren: je ouders werden slachtoffer van het Toeslagenschandaal, ze bouwden schulden op, misschien gingen ze als gevolg daarvan wel uit elkaar of verloren zij – en dus jij – hun huis. Tot overmaat van ramp haalde de overheid je weg bij je ouders, broertjes en zusjes. Omdat je ouders niet meer voor je konden zorgen. Omdat Jeugdzorg besloot dat het beter voor je zou zijn als je uit huis zou worden geplaatst.
Dat overkwam 1.115 kinderen tussen 2015 en 2020, berekende het CBS onlangs. Hoeveel daarvan inmiddels terug zijn bij hun ouders is onbekend – daar heeft de overheid geen zicht op. Wel verbleven er volgens het CBS eind 2020 420 uithuisgeplaatste kinderen van toeslagenouders nog „elders”. Aan die gezinnen biedt een „onafhankelijk” team sinds vorige week gratis ondersteuning.
De kwestie leidde tot grote beroering, al helemaal nadat cabaretier Peter Pannekoek in het tv-programma Dit was het nieuws sprak van „staatsontvoeringen”. Het maakte eens te meer duidelijk dat het Toeslagenschandaal weliswaar heeft geleid tot het aftreden van het kabinet-Rutte III in januari 2021, maar dat de gevolgen nog altijd worden gevoeld bij duizenden mensen thuis.
Jaarlijks worden ongeveer 20.000 kinderen uit huis geplaatst omdat hun ontwikkeling gevaar zou lopen thuis. Dat het aantal van 1.115 kinderen, die allemaal ouders hebben die door de overheid werden aangemerkt als fraudeur, 6 procent meer is dan normaal, kon volgens emeritus hoogleraar Jeugdbescherming Ido Weijers „haast geen toeval” zijn.
Minister Franc Weerwind (Rechtsbescherming, D66) zei in talkshow Op1 dat aan uithuisplaatsingen „een heleboel redenen ten grondslag” liggen – en dat is natuurlijk waar. Wel beginnen – of verergeren - spanningen in huis niet zelden onder druk van financiële problemen. En juist daarvoor is de overheid in het Toeslagenschandaal verantwoordelijk geweest. Dat maakt juist dit overheidsingrijpen in het gezinsleven zo onverteerbaar.
Zeker omdat vele tientallen kinderen nog altijd niet terug zijn bij hun biologische ouders. Kinderen zouden gaan hechten aan hun pleegouders, het zou in hun belang zijn daar te blijven, omdat het stabieler en rustiger voor ze is. Het belang van het kind moet altijd het uitgangspunt zijn en als het enigszins kan is hereniging met de biologische ouders daarvoor van onschatbare waarde – en het grootste belang.
Uithuisplaatsing is soms nodig, maar vaak belanden die kinderen van de regen in de drup. Alleen al het feit dat broertjes en zusjes vaak uit elkaar gehaald zijn, is funest, bleek uit het boek Een moeilijke Jeugd van kinderrechter Anita Leeser in 2008. Zij bezocht een aantal kinderen die ze zelf in haar loopbaan uit huis had laten plaatsen op advies van de Kinderbescherming en/of Jeugdzorg. Broertjes en zusjes verliezen, vonden de kinderen een van de ergste dingen, vertelden ze haar achteraf. Bovendien, zo luidde haar wrange conclusie: slechts een derde van de kinderen was beter af door de uithuisplaatsing. Anderen verkasten van pleeggezin naar pleeggezin of van instelling naar instelling.
Veel beter is het met de jaren niet geworden, gezien de vele problemen in de jeugdzorgketen. De overheid heeft, vanwege de vele fouten in het Toeslagenschandaal, een zware verantwoordelijkheid voor het herstel van de band tussen uithuisgeplaatste kinderen en hun biologische ouders, hoe complex de situaties ook zijn. Dat zou prioriteit moeten zijn.