Wees gerust, we zijn altijd bang

Bom-Angst Poetins ‘Bom’-dreigementen roepen bij veel mensen angst op. Maar de vrees voor de ondergang van de wereld is even oud als de wereld zelf, schrijft .

Testexplosie atoombom op Bikiniatol in de Grote Oceaan, 1946
Testexplosie atoombom op Bikiniatol in de Grote Oceaan, 1946 Foto Getty Images

Het was zo’n lucide droom. Ik ben met iemand in gesprek, we staan in de stad, op een brug, de lucht is schoon blauw. We keuvelen, geen idee waarover, dat is in de droom al van ondergeschikt belang. Veel belangrijker is het moment dat mijn gesprekspartner en ik onze blik plotseling naar de horizon richten, waar een rozerode bal is ontstaan, die zwelt en zwelt en dan, na een geluidloze flits, de gehele hemel roze kleurt. Het is gebeurd, weten we intuïtief. De Bom is gevallen. Wat we ook weten: we zullen niet omkomen in de nuclear blast, daarvoor is de inslag te ver weg. Maar we weten dat we vanaf nu in het Erna leven, in een nieuw nucleair tijdperk. Als ik wakker word ben ik ervan overtuigd dat het inderdaad gebeurd is, ik ontwaak in een postapocalyptische dystopie, die pas na een minuut begint te vervagen.

Die avond ga ik bij een vriendin eten. Zij vertelt me dat ze in een min of meer voortdurende staat van angst verkeert, vrezend dat al het leven binnenkort wordt weggevaagd. „Er is maar één druk op de knop voor nodig. Alles weg”, zegt ze, terwijl zij de orecchiette afgiet. De laatste dagen vallen haar extra zwaar, ze zoekt geruststelling, leest de inschattingen van wapenexperts, en vraagt aan vrienden of zij ook het gevoel hebben dat ze in blessuretijd leven. Sommigen hebben dat inderdaad. Anderen niet. Weer anderen erkennen de dreiging maar troosten zich met de gedachte dat ze niks aan de situatie kunnen doen. Die redenering overtuigt mijn vriendin niet. „Die volstrekte machteloosheid is juist het probleem. Wat als Poetin het contact met de werkelijkheid verliest, houdt iemand hem tegen? En wat als hij wel op de knop drukt?”

Mijn vriendin staat hier niet alleen in. Sinds de oorlog in Oekraïne uitbrak is er, zo meldde de Amerikaanse site Vice onlangs, een hausse aan paniekerige tweets, noteerde Google een sterke toename in zoektermen die te maken hebben met de Bom, en klikte men massaal op de site NUKEMAP, waar je kunt zien of je huis zal worden weggevaagd als een kernbom op x aantal kilometers van je huis terechtkomt. De bedenker en curator, Alex Wellerstein, nucleair historicus aan het Stevens Institute of Technology in New Jersey, heeft moeite de overbelaste site in de lucht te houden.

Ook Nederlanders ontkomen niet aan de paniek. „Twee weken geleden had ik een mevrouw aan de lijn die doodsbang was voor de situatie in Oekraïne”, zegt Marja Bosch, coördinator telefonische hulpdienst van de Angst-, Dwang- en Fobiestichting (ADF), de grootste Nederlandse patiëntenvereniging, als ik haar vraag of ze veel angstige telefoontjes over de oorlog krijgt. „De hele dag volgt ze het nieuws, intens bang als ze is voor oorlog, ook voor haar kinderen.” Haar voornaamste advies aan deze vrouw (en andere mensen met angst voor de oorlog): beperk het aantal malen dat je het nieuws tot je neemt. Bij de ADF komen met enige regelmaat zulke telefoontjes binnen, en Marja Bosch vreest dat het er meer zullen worden. „Dat zagen we bij corona ook. De eerste drie weken viel het nog mee, maar toen de dreiging aanhield, kwamen de angsttelefoontjes echt op gang.”

De fantaserende mens

Ik kon mijn vriendin niet goed geruststellen, omdat wat-als-vragen over een toekomst die we niet kennen per definitie onbeantwoordbaar zijn; als er eentje is ontmanteld, steekt de andere vraag de kop op. Voorstellingsvermogen en angsten zijn nauw met elkaar verbonden, weet ik van de research voor mijn vorig jaar verschenen boek De bange mens. We zijn homines imaginati, denkende en fantaserende mensen, een term die de Britse wetenschapsjournalist Philip Ball onlangs muntte. We leven niet simpelweg in het heden. We begeven ons ook vaak in het verleden, om een begrijpelijk, coherent narratief te maken van wat ons allemaal is overkomen, een logisch verhaal, in plaats van een reeks willekeurige gebeurtenissen en ervaringen. Maar even vaak drijven onze gedachten af naar de toekomst, we peinzen over scenario’s, over onze keuzes en gebeurtenissen die buiten onze macht liggen en hun impact op ons leven. Dit voorstellingsvermogen heeft ons veel evolutionaire voordelen gebracht (het stelt ons in staat te anticiperen op toekomstige gevaren) maar is niet zonder nadelen, zeker niet in periodes van dreiging, zoals nu. Omdat we fysiek en neurologisch vrijwel even heftig reageren op imaginaire doemscenario’s als op acute reële gevaren, kan dat voorstellingsvermogen leiden tot grote angsten. De 13de-eeuwse filosoof Thomas van Aquino onderkende dat risico al, hij noemde angst dan ook een kwaal van de verbeelding.

Ik zou mijn vriendin, en wie daar ook maar om verlegen zit, graag een ander type geruststelling bieden. Een die geen betrekking heeft op de toekomst, maar op het verleden. Een relativering, in plaats van een ontkenning.

Onze Bom-angst is namelijk niet nieuw of uniek. We lopen er al tachtig jaar mee rond, of nog veel langer, als je de Bom-angst ziet als de nieuwste update van onze angst voor het Einde der Tijden.

Ideeën, fantasieën en beelden over het einde der tijden hebben altijd deel uitgemaakt van religies en mythen

Enkele dagen nadat Amerikaanse kernbommen in 1945 insloegen op Hiroshima en Naga-saki schreef de invloedrijke journalist Norman Cousins in het Amerikaanse weekblad The Saturday Review: ‘De angst voor een redeloze dood is uit ons onderbewuste gebarsten en in ons bewustzijn terechtgekomen, en vult ons verstand met primitieve vrees.’ Ook schrijver en risico-specialist David Ropeik zag een verschuiving op dit gebied: het praten over de apocalyps verschoof van de periferie van religieus fundamentalisme (mensen die het einde der tijden in de Bijbel aangekondigd zagen) naar het centrum van de westerse wereld. Simpeler gesteld: doemgesprekken hoorde je vanaf 1945 niet alleen in de kerk, maar ook op straat.

Maar ideeën, fantasieën en beelden over het einde der tijden hebben altijd deel uitgemaakt van religies en mythen, van Noorse sagen tot aan het Nieuwe Testament. De vooraankondigingen van dat einde bevatten: oorlogen, hongersnood, besmettelijke ziekten, aardbevingen en hemeltekenen. Middeleeuwse schilderijen tonen ons een verduisterde, soms rode hemel, afbrokkelende paleizen en kolkende rivieren.

Het enige dat op die schilderijen ontbreekt: de beroemde paddestoelwolk. Het moment waarop we het dichtst bij een nucleair conflict waren, was relatief vroeg in de Koude Oorlog. Tijdens de Cubacrisis, in 1962, naderden de spanningen tussen de kernmogendheden de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie het kookpunt. Kinderen in westerse landen (ook in Nederland) leerden op school waar te schuilen als het zover zou zijn: onder een tafel of de trap.

Behoefte aan geruststelling

Het zou tot de jaren tachtig duren voordat de Bom-angst een nieuw hoogtepunt bereikte, en zelfs tot een piek in ons algemene angstniveau leidde. Die zorgen krijgen, althans bij mij, automatisch iets knulligs, omdat we weten hoe de geschiedenis is gelopen, en welke rampscenario’s allemaal niet zijn uitgekomen. Maar onze toekomst is nu even ongewis als de toekomst van destijds. Onze onzekerheid is dezelfde gebleven, en hetzelfde geldt voor onze behoefte aan geruststelling.

Misschien komen de deprimerende jarentachtigbeelden bekend voor: de massale betogingen tegen de kernbom, de krakers, de eschatologische graffitileuzen in de steden, het werkloosheidscijfer dat boven de 10 procent bleef, de verhalen over een ‘verloren’ generatie, Van Kooten en De Bie die het algemene cultuurpessimisme typeerden met het neologisme ‘doemdenken’, Doe Maar die zong over de druk om carrière te maken – voordat de bom zou vallen. (‘En als de bom valt, dan lig ik in mijn nette pak, diploma’s en mijn cheques op zak. Mijn polis en mijn woordenschat… onder de flatgebouwen van de stad naast jou.’)

De angst voor de Bom was een essentieel onderdeel van dit sombere tijdsgewricht. Krantenartikelen en radio-items gingen over de vraag of het wel verdedigbaar was om kinderen op deze wereld te zetten. Sommige Nederlandse huisartsen hielden een ‘kernwapenspreekuur’ voor patiënten met Bom-angst. Een groep artsen verenigd in de Werkgroep Uiterst Medisch Handelen eiste dat de regering een day after pill beschikbaar zou stellen, zodat iedereen nadat de Bom was gevallen waardig kon sterven. Vergelijk dit met de recentelijk sterk toegenomen verkoop van jodiumtabletten, die ons zouden moeten beschermen tegen fall-out; radioactieve neerslag. Dezelfde angst, andere pillen.

Die angsten sloegen over op kinderen, zag ook Marina de Wolf-Ferdinandusse, angstpatiënt en grondlegger van de eerder genoemde Angst, Dwang en Fobie-stichting. Die ontving in de jaren tachtig duizenden brieven van ouders en kinderen die hun vrees uitspraken over alles wat met kernenergie of de Bom te maken had. „Wat mij de laatste tijd in het bijzonder opvalt”, schreef ze in een overdenking in 1983, „is dat ik zo vaak word gebeld door ouders die met het probleem zitten dat hun kinderen door verhalen op school allerlei dwanggedachten krijgen over luchtverontreiniging en kernafval.” Tussen 1980 en 1987 verdrievoudigde het aantal mensen dat bij de stichting voor informatie aanklopte, stelde ze in 1987 vast.

De kans op een nucleair conflict is nooit nul

Hoe angstig was men in de jaren tachtig nou echt? Die vraag is moeilijk te beantwoorden, want hoe meet je iets wat zo subjectief en slecht definieerbaar is als angst? Maar die is daarom niet minder belangrijk, vond ook de Amerikaanse hoogleraar psychologie Jean Twenge. Zij zette in 2000 een omvangrijk en toonaangevend vergelijkend angst-onderzoek op, het eerste in zijn soort. Twenge bestudeerde honderdzeventig studies gebaseerd op uit eigener beweging gemelde angstklachten van Amerikaanse studenten en scholieren. Twenges conclusies waren verontrustend: de angstklachten onder studenten namen tussen de jaren vijftig en negentig met zo’n 20 procent toe (de toename van het aantal studenten is hierin verdisconteerd), met de jaren tachtig als uitschieter. De gemiddelde scholier in de jaren tachtig, concludeerde zij, ervoer zelfs meer angst dan de gemiddelde jeugdige psychiatrische patiënt in de jaren vijftig. De redenen die de studenten en scholieren vaak noemden: slechte economische vooruitzichten en angst voor de Bom.

Zo’n onderzoek is in Nederland nooit gehouden, maar het is aannemelijk dat de Nederlandse situatie veel weg heeft van de Amerikaanse. Ja, ‘we’ waren ongekend bang in de jaren tachtig. En het duurde, zo liet Twenge ook zien, tot de val van de Berlijnse Muur in 1989 voordat het angstniveau in de westerse wereld weer begon te dalen.

Hoe zou ik mijn vriendin voortaan kunnen geruststellen?

Misschien door te onderkennen dat we al in onzekere tijden leven sinds we kernwapens inzetten om de vrede te bespoedigen, zoals de Verenigde Staten in 1945 deden. De kans op een kernoorlog is nooit nul. Over hoe groot de kans nu is kun je redetwisten, al zegt vrijwel elke kenner dat een grootschalig nucleair conflict uiterst onwaarschijnlijk is, gewoonweg omdat het in ieders nadeel is. Dat is het enige rationele houvast dat we hebben.

De paddenstoelwolk na de ontploffing van de atoombom op Nagasaki, 9 augustus 1945.

Foto Getty Images

Pleisters en pindakaas

Angsten over de ondergang van de wereld zijn even oud als de wereld zelf. We dragen ze met ons mee, in tijden van crisis komen ze omhoog en lijkt het alsof ze ons leven bepalen, maar als de aanleiding verdwijnt, vergeten we ze meestal grotendeels. Mijn in New York wonende geliefde herinnerde zich onlangs dat ze in 2017, toen president Trump en de Noord-Koreaanse heerser Kim Jung-un in een egostrijd verwikkeld waren waarbij beiden dreigden met ‘de rode knop’, net als haar vrienden een rugzak had klaarliggen met daarin 500 dollar aan cash, pleisters, ondergoed, een lamp en twee potten pindakaas. Daarmee konden ze het even uitzingen, als ze naar New Jersey zouden vluchten, waar geen fall-out zou zijn. Trump verloor de verkiezingen, de aanleiding verdween en werd goeddeels vergeten en de angst van mijn geliefde en haar vrienden ebde weg. Destijds was ze echt bang, nu is het een anekdote.

Ik beweer niet dat onze Bom-angst onzinnig of irreëel is, dat valt nooit te bewijzen, en ik pleit er evenmin voor om onze waakzaamheid geheel op te geven. Maar het lijkt me voor onze mentale gezondheid verstandig om deze historische relativering goed tot ons te laten doordringen. Verder helpt het om niet voortdurend het oorlogsnieuws in de gaten te houden, om geen geruststelling te vragen van wie dan ook, omdat niemand weet wat er te gebeuren staat en om te beseffen dat onze verbeelding geen feiten voortbrengt die ons zouden kunnen beschermen. En om voor ogen te houden dat angst altijd in golven komt, en dus relatief is.

We hoeven niet overweldigd te raken; deze angsten hoorden al bij ons voordat we geboren werden. Zolang we bestaan, vrezen we de ondergang. En dat zullen we blijven doen. Tot het einde der tijden.