Het dolzinnige smachten van een eerste verliefdheid

Liefde De Boekenweek 2022, die dit weekend begint, is een ode aan de eerste liefde. Jannah Loontjens was zeven jaar en verliefd – en kon zich de toekomst zonder hem niet meer voorstellen.

Illustratie
Illustratie Myrthe van Heerwaarden

Zeven jaar was ik, de eerste keer dat ik verliefd werd. Of misschien was dat de tweede keer. Van daarvoor herinner ik me ook wazig en toch hevig, als een droom die al aan het wegzakken is maar waarvan het gevoel nog door je lijf gonst, mijn verlangen om samen met Björn van de glijbaan te slieren. Björn, met wie ik hand in hand naar de voorlezende leidster luisterde op de peuterschool. Zo dicht mogelijk tegen elkaar aan, dijbeentje tegen dijbeentje, schoudertje tegen schoudertje. Björn was, denk ik, niet zijn echte naam. Ik ben vergeten hoe hij heette.

Terug naar die eerste keer, die waarschijnlijk de tweede of misschien wel derde keer was, maar waarvan ik me meer details herinner. Mijn hevige verlangen ging dit keer uit naar het zoontje van de kruidenier in een Zweeds dorp waar we destijds vlakbij woonden. De setting zal misschien ouderwets aandoen, maar dat doet niets af aan de intensiteit van voelen. Dat blijft toch mysterieus aan liefde, evenals aan verdriet en woede en jaloezie en pijn en verlangen, dat ze in de kern onveranderlijk lijkt, dat ze van alle leeftijden én van alle tijden is. Ergens geloof ik niet in dat tijdloze of universele, ook gevoelens worden immers beïnvloed door de historische epoche waarin we leven: brieven die wekenlang onderweg waren, elkaar maanden, soms jaren niet zien en het smachten dat onverminderd doorging. Zo’n beleving verschilt toch wezenlijk van het hedendaagse altijd met elkaar in contact zijn, digitaal bij je geliefde in Japan op bezoek? Toch is er iets in de aard van verliefdheid dat onveranderlijk is. Het verlangen dat zindert in Sappho’s poëzie – van achtentwintig eeuwen geleden – is nog altijd even herkenbaar, zoals ook het smachten in Shakespeares sonnetten, het hunkeren dat Plato ontleedt, de begeerte in de romans van Marcel Proust of Carry van Bruggen, om maar een paar voorbeelden te noemen. In essentie is het diepe voelen bewonderenswaardig vormvast en dicht bij zichzelf gebleven.

Lees ook: Liefde zonder verliefdheid, want soms komt de liefde wat later

De idealisering van de eerste liefde lijkt al even tijdloos. De winkelierszoon dus, laat ik hem Jonathan noemen. Jonathan woonde met zijn ouders boven de winkel, waar ze naast verse groenten en diepvriesproducten ook speelgoed, schrijfgerei en kranten verkochten. De winkel besloeg een deel van het losstaande huis, dat je bereikte door een tuin te doorkruisen, waarin een grote kersenboom stond. Het huis had in het midden een trapje van een paar treden, ramen aan weerszijden van de deur. Boven de deur, vlak onder de Zweedse vlag, hing een bord met ‘Affär’, het woord voor winkel maar ook voor een vluchtige liefdesrelatie.

Het was er duurder dan in de supermarkt een paar kilometer verderop, maar het was de dichtstbijzijnde winkel, dus gingen we er soms toch naartoe. Op een van die dagen zag ik bij de kersenboom een jongen in de weer met een ladder. Hij leek een beetje onhandig, maar ook stoer, zoals hij in zijn eentje dat houten gevaarte tegen de boom probeerde te zetten. We stapten uit onze oude Saab. Mijn moeder liep met kordate passen naar de winkel, terwijl ik bij de auto bleef hangen en naar de jongen keek. Hij was van mijn leeftijd, misschien net iets ouder. Acht of negen. De kersen in de boom hingen dieprood en zwaar aan de takken. Als vanzelf werd ik erheen getrokken. „Ik durf er wel op”, zei ik en wees naar de ladder die scheef tegen een tak leunde. „Ga dan.” Hij lachte uitdagend, alsof ik het toch niet zou durven. Maar ik zette mijn voet al op de eerste sport. Meteen voelde ik dat als ik iets meer naar rechts zou leunen, de trap zou kantelen. Ik hield me goed aan de linkerkant, desondanks begon de ladder opzij te schuiven, hortend gleed hij steeds een stukje richting de boomstam. Daar zou hij kalm doorschuiven en met versnelde vaart samen met mij in het gras ploffen. Jonathan begreep wat mijn lot zou zijn, sprong naar voren en met alle kracht die hij in zijn smalle jongenslijf had, duwde hij tegen de ladder. Zo snel ik kon, klom ik de laatste sporten op en greep me vast aan de tak. Nu ik op mijn onderarmen leunde en niet zoveel gewicht meer op de ladder hoefde te zetten, was ik veilig. Ik nam nog een stap, duwde met het laatste zetje de ladder van me af en trok mijn been over de tak. Ik zat. Dit was een volmaakte plek. Om mij heen hingen de kersen rijp en donker te glimmen. Ik plukte er een paar en stopte ze in mijn mond, de zoetigheid ontplofte onder mijn gehemelte. Het volgende trosje wierp ik omlaag naar Jonathan. Hij ving het en zijn handpalmen kregen paarsrode vlekken, zoals ook mijn lippen en kin bordeaux begonnen te kleuren. Mijn handen, armen, mijn rokje, alles werd rood, algauw zou ik zelf een vrucht zijn.

Cocktail van chemische stoffen

Dat de eerste verliefdheid zoveel indruk maakt, wordt door wetenschappers verklaard door de cocktail van chemische stoffen die voor het eerst door je lijf giert. In die cocktail zitten dopamine, serotonine en oxytocine, die je tezamen intense geluksgevoelens doen beleven, vooral als de verliefdheid gepaard gaat met aanrakingen. Oxytocine schijnt bovendien je hersenen een impuls te geven die je laat geloven dat er een onverbrekelijke band gesmeed moet worden met het object van liefde. De eerste ervaring met deze intoxicatie zou bij velen een onuitwisbare indruk maken, waar ze de rest van hun leven naar terugverlangen.

Toch moet ik toegeven dat ik niet alleen die eerste keer, maar elke keer opnieuw diezelfde gekte in werd gesleept: de vorige verliefdheid werd plotseling onbegrijpelijk, nu had ik werkelijk de enige échte ware zielspartner gevonden met wie ik voor altijd verstrengeld wilde voortbestaan. De nieuwe liefde overtrof niet alleen de vorige, ik ging ook kopje onder in de waan dat het dit keer echt voor altijd zou zijn. „Het is immers ondenkbaar, dat iemand in de aanvang het einde zou zien of maar erkennen”, laat Carry van Bruggen haar immer hunkerende personage Ina denken. „Het eigenaardige is juist, dat het altijd naar „eeuwigheid” smaakt.” Je kunt je afvragen of dat dolzinnige smachten eigenlijk wel iets met ‘liefde’ te maken heeft. Vooral het opvlammen van die hevige gevoelens als je elkaar nog amper kent; hoe een enkele blik of ontmoeting je al in de ban kan doen raken van dat mysterieuze gevoel dat iets jou met hem of haar verbindt; dat er sprake is van een verbondenheid die onbenoembaar noch verklaarbaar is, maar toch van wezenlijk belang.

Je kunt je afvragen of dat dolzinnige smachten wel iets met ‘liefde’ te maken heeft

Misschien kent niet iedereen dit in even sterke mate. Het is ook niet bepaald iets om trots op te zijn. Hoewel ik graag de controle heb, heeft het me als kind, maar ook als volwassene, alle sturing doen verliezen. Het heeft me afhankelijk en kwetsbaar gemaakt, me uit evenwicht gebracht en al mijn gedachten gedomineerd, het heeft me tot uitspraken en daden aangezet waartoe ik in geen enkele andere gemoedstoestand in staat zou zijn geweest, het is een kracht die me even hard de grond in heeft gehamerd als me bruisend heeft doen opstijgen. Ik heb wel gedacht dat dat hevige verlangen naar wezenlijke verbinding eigenlijk op een tekort in mezelf wijst. Uiteindelijk blijkt het werkelijke hechten voor mij een lastige opdracht. Misschien komt het wel daardoor dat ik steeds opnieuw naar versmelting verlang?

Ik kan me niet meer herinneren hoe ik uit de boom ben gekomen, maar hoe ik daar in de kersenboom zat, herinner ik me nog levendig, met de wat ruwe tak tussen mijn benen, waarvan de schors schrammen op de binnenzijden van mijn dijen zou achterlaten, maar die me het gevoel gaf stevig en veilig te zitten, en die klare, bijna zwart glanzende kersen, die mijn mond met zoet vruchtvlees vulden, waarvan ik misschien nog het meest genoot door mijn plek, zo hoog boven Jonathan uit tronend, in de machtige positie van verdeler. Die macht buitte ik niet uit, ik gaf hem zoveel ik kon, meer nog dan hij kon eten. Ik gooide ze omlaag en genoot ervan als hij met een lach riep „wacht even”, dan probeerde hij de kersen toch te vangen en soms vielen ze naast hem in het gras en raapte hij ze alsnog op. Hij vouwde zijn trui tot een buidel en ik mikte op zijn buik. Zijn trui werd hoe langer hoe paarser.

Zacht roze vruchtvlees

Als ik aan dit moment terugdenk, stel ik me voor hoe het zachte roze vruchtvlees onze monden vult, de donkere kersenvelletjes en de pitten, die we met de tong naar buiten duwen of soms, zonder te kauwen, met vrucht en al doorslikken. Ik geloof niet dat ik me destijds bewust was van de sensualiteit. We hadden maar een paar woorden gesproken en zeiden elkaar amper gedag toen ik weer vertrok, daar ging ik: een inktvlek op meisjesbenen, diep wijnrood. De dagen en weken erna gloeide ik vanbinnen. ‘Je hebt in mijn hart een hevige liefde ontbrand’, dichtte Sappho van Lesbos in de 7e eeuw voor Christus en inderdaad, zo voelde het, er brandde een vuur in me, waaraan, van alle mensen op aarde, alleen Jonathan zich zou kunnen warmen. Ik smeekte mijn moeder om weer langs de kruidenier te gaan. Ze weigerde, vond het er te duur, maar ze stemde ermee in om het extra stukje door te rijden, zodat we op weg naar huis langs de winkel zouden komen. Ik tuurde met mijn neus tegen het raampje, maar zag hem niet. Eén keer ontwaarde ik een beweging langs de schors van de kersenboom, mijn hart maakte een sprongetje --– het was een eekhoorn die razendsnel de boom in vloog. O, wat had ik graag van bestaan gewisseld: ik voortaan een eekhoorn, mijn geliefde bespiedend vanuit de tuin.

Lees ook dit interview met wetenschapsjournalist Werner Bartens: ‘Elke romantische liefde is na anderhalf jaar over’

De verheerlijking van de eerste verliefdheid kan door wetenschappers wellicht verklaard worden door de chemische stoffen waarvan de bedwelming de eerste keer zo’n overweldigende indruk maakt, maar er speelt toch ook culturele beeldvorming mee: de eerste liefde wordt vaak geïdealiseerd door associaties met onbevlektheid, puurheid en maagdelijkheid. Die reinheid verdient religieuze goedkeuring, maar heeft ook een romantische glans, die in popmuziek en films bezongen wordt, die je in Disney-sprookjes aantreft en nu dus ook in het thema van de Boekenweek. De glans van de eerste keer blinkt bij latere verliefdheden minder helder, de mogelijkheid tot vergelijken duidt op bezoedeling, bevuiling van het zuivere. Deze fetisjistische nadruk op de eerste keer is niet altijd onschuldig; het is immers vaak genoeg vooral de vrouwelijke ongereptheid die uitgelicht wordt. Bovendien wordt in de romantisering van die eerste keer genegeerd dat oefening en ervaring vrijwel iedere beleving rijker, interessanter en waardevoller maken, óók in de liefde. Al was het maar omdat je je in de loop der jaren beter leert weren tegen de zelfmisleiding waar de chemische zinsbegoocheling je toe brengt. Iets waar ik destijds nog lang niet toe in staat was.

Ik ben van jou

Al zag ik Jonathan niet meer, ik geloofde met hem verbonden te zijn en kon me mijn toekomst niet zonder hem voorstellen: ooit zou ik hem weer tegenkomen en zouden we ons leven delen. Ik had geen idee of Jonathan ook aan mij dacht, maar dat veranderde niets aan mijn hunkeren. Terwijl ik dit schrijf hoor ik in gedachten Nina Simone slepend zingen: ‘I don’t care if you don’t want me, I’m yours right now’. Al wil je me niet, ik ben van jou. De tekst is oorspronkelijk van Screamin’ Jay Hawkins, die het minder tragisch zingt, maar wel met de waanzin in zijn stem waartoe verliefdheid je kan drijven.

Dat idee, dat het er niet eens toe doet of iemand je afwijst of überhaupt in je geïnteresseerd is, dat je er toch van overtuigd blijft dat jij bij diegene hoort, heeft een kiem van krankzinnigheid in zich. Ik moet bekennen dat ik ook als volwassene, toen ik wel degelijk wist dat het van voorbijgaande aard was en dat het zich de volgende keer zomaar op een ander zou kunnen richten, golven van verlangen alle redelijkheid uit me heb laten zwiepen. Het heeft even geduurd voordat ik begreep dat, ongeacht de hardnekkige boodschap van vele films en liedjes, de aanvankelijke intoxicatie beslist geen betrouwbare indicator is voor het verloop van het samenzijn. En al romantiseer ook ik graag mijn prille verliefdheid op Jonathan, latere liefdes zijn vanzelfsprekend van veel grotere betekenis geweest. Gelukkig heeft dan ook niet de eerste, maar juist de laatste, recentste verliefdheid, mij het stevigst in haar greep.

Dit is een bewerking van een verhaal dat Jannah Loontjens schreef voor Thuis. Een bloemlezing over verbondenheid van NIAS en KNAW.