De aanval van twee Nederlandse F-16’s op een bommenopslagplaats van terreurorganisatie IS in de Iraakse stad Hawija in juni 2015 heeft veel meer leed en schade veroorzaakt dan tot nu toe door Nederland en haar bondgenoten is gerapporteerd.
Door de aanval en de daarop volgende ontploffing van 18.000 kilo explosief materiaal vielen niet 70 doden, zoals de VS meldden, maar ten minste 85 doden. Naar schatting van lokale bestuurders werden zesduizend winkels, woningen en andere gebouwen vernietigd of beschadigd, en niet zevenhonderd zoals de VS meldden. Vijftien schoolgebouwen werden vernietigd of dusdanig beschadigd dat er lange tijd beperkt les kon worden gegeven. De aanval vernietigde ook veel infrastructuur (energie-, irrigatie- en drinkwatervoorziening) en zorgde ervoor dat veel professionals zoals leraren en zorgmedewerkers hun heil elders gingen zoeken.
Dit blijkt uit het vrijdag gepubliceerde rapport After the strike, een inventarisatie van de schade door onderzoekers van de Universiteit Utrecht, vredesorganisatie Pax en de Iraakse hulporganisatie Al Ghad. Een team van vijf mensen, afkomstig uit Hawija, onderzocht in 2021 de gevolgen van de luchtaanval op de bommenfabriek van IS, die in de buurt van woongebieden stond. Het team sprak met 160 mensen, van wie 119 slachtoffers (gewonden, nabestaanden, mensen die hun huis, winkel of werk verloren). Specialisten in Nederland analyseerden satellietbeelden, documentatie en persoonlijke berichten.
Eerste onderzoek
Het onderzoek is het eerste in zijn soort. Nederland zelf deed – sinds de onthulling in oktober 2019 door NRC en NOS van de Nederlandse betrokkenheid – geen onderzoek ter plekke, omdat het gebied te onveilig zou zijn. De onderzoekers wijzen nadrukkelijk op de langetermijngevolgen van het bombardement. Door de verwoesting van een deel van de infrastructuur en het vertrek van goed opgeleide mensen uit de stad liep Hawija schade op bij zijn ontwikkeling als handels- en agricultureel centrum in het noorden van Irak.
De inwoners hebben behoefte aan oprechte excuses van de regering
Lauren Gould onderzoeker
Het bombardement was een van de bloedigste aanvallen voor burgers in de luchtoorlog tegen IS (2014 tot en met 2019), zo bleek in december uit een inventarisatie van The New York Times. Een van de onderzoekers, Lauren Gould van de Universiteit Utrecht, was begin deze week in de stad. Ze zegt dat de inwoners behoefte hebben aan „oprechte excuses van de Nederlandse regering, een heldere uitleg waarom het zo mis kon gaan, en meer middelen voor wederopbouw.”
Anderhalf jaar geleden zegde het kabinet een „vrijwillige bijdrage” (zonder schulderkenning) van 4,4 miljoen euro toe voor herstel van onder meer de elektriciteitsvoorziening en het stimuleren van bedrijvigheid. De schade aan vastgoed ramen de onderzoekers op zo’n 10 miljoen, Daar komt een onbekende schadepost bij vanwege kapotte infrastructuur van de stad en medische kosten van de slachtoffers.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/04/data84352252-ff88a4.jpg)
Red Card Holder
De onderzoekers doen aanbevelingen om de kans op herhaling te verkleinen. Zo zouden aanvallen op bomopslagplaatsen in de buurt van woongebieden niet meer mogen plaatsvinden. Een nog op te richten onafhankelijke eenheid van militairen en experts van buiten defensie zou tijdens een missie aanbevelingen moeten doen voor een alternatieve aanpak van riskante aanvallen, met name in stedelijke gebieden.
De onderzoekers bepleiten ook versterking van de informatiepositie van de militair, de zogeheten Red Card Holder, die groen licht moet geven voor aanvallen van Nederlandse gevechtsvliegtuigen. In het geval van het bombardement op Hawija was de Red Card Holder niet op de hoogte van de twijfels van Amerikaanse planners van deze aanval, dit gezien de risico’s voor bewoners van naburige wijken.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/data50747892-93ea43.jpg)
Het ministerie van Defensie toont zich in een reactie niet verbaasd over de bevindingen. „Al langere tijd is bekend dat de schade aan de omgeving en infrastructuur in Hawija groot is,” aldus een woordvoerder. Defensie baseert zijn kennis onder meer op contacten met organisaties zoals de UNDP – de ontwikkelingsorganisatie van de VN – die het wederopbouwproject van Defensie in Hawija uitvoert. Ook laten de nieuwste bevindingen volgens Defensie zien hoe moeilijk het is het aantal burgerslachtoffers vast te stellen van de aanval op Hawija. Anders dan de VS heeft Nederland zich daarom nooit op een aantal willen vastpinnen. Premier Mark Rutte noemde het getal van 70 zelfs „een gerucht”.
Defensie wil nog niet reageren op de aanbevelingen in het rapport. Het ministerie wil niet vooruitlopen op de bevindingen van een onafhankelijke commissie onder leiding van oud-minister Winnie Sorgdrager. Die onderzoekt momenteel de toedracht van de luchtaanval en formuleert lessen voor de toekomst. Het rapport wordt komende zomer verwacht.
Interview Lauren Gould pag. 11