‘Ramses was een musicus die tegelijkertijd ook weer geen musicus was’

Boekenbox Ramses Shaffy Je moest hem niet vragen een akkoord te benoemen. „Ramses Shaffy wist niet wat hij deed en toch deed hij het.” Zijn pianist Nico van der Linden verzamelde het hele oeuvre en legde van 211 composities noot voor noot de muziek vast.

Ramses Shaffy
Ramses Shaffy Foto ANP Kippa

Sammy (1966) Uitgeverij Leporello

Het was een opmerkelijke conclusie die pianist en arrangeur Nico van der Linden moest trekken toen hij klaar was met het samenstellen van de driedelige boekenbox ’t Is Stil in Amsterdam. Alle Bladmuziek en Teksten van Ramses Shaffy. „Nu dit boek af is,” schreef hij in zijn nawoord, „realiseer ik me dat ik eigenlijk helemaal niets over Ramses Shaffy als musicus weet of begrijp, maar dan ook helemaal niets. Toen ik hem de eerste malen ontmoette, vroeg ik hem regelmatig van alles over hoe hij te werk ging, maar achteraf kan ik me geen enkel zinnig antwoord op die vragen nog herinneren. Ramses was een musicus die tegelijkertijd ook weer geen musicus was. Hij deed, als ik het moest geloven, alles vanzelf uit het niets.”

Het muzikale oeuvre van de roemruchte dichter-zanger Ramses Shaffy (1933-2009) omvat in totaal 211 liederen waarvan nummers als ‘We zullen doorgaan’, ‘Laat me’, ‘Sammy, ‘’t Is stil in Amsterdam’ en ‘Zing vecht huil bid etc.’ tot het klassieke Nederlandse lichteliedrepertoire zijn gaan behoren. Veel zangteksten verschenen in de loop der jaren al in boekvorm. Maar bladmuziek bestond er nauwelijks. Zelf heeft Shaffy nooit iets van zijn muziek genoteerd, omdat hij die vaardigheid eenvoudigweg niet had. Hij speelde alles uit het hoofd. En als hij iets moest laten horen aan musici die hem gingen begeleiden, speelde hij de nummers die op het programma stonden, voor op cassettebandjes. Daarvan zijn er vele tientallen bewaard gebleven.

Nico van der Linden was ruim twintig jaar lang Shaffy’s vaste pianobegeleider, als derde na Polo de Haas en Louis van Dijk. Uit bewondering begon hij langzaam maar zeker alles te transcriberen waarop hij de hand kon leggen – in de vorm van platen, bandjes en concertopnamen. Nauwgezet, noot voor noot, zette hij de bladmuziek op papier, ook de verschillende versies die Shaffy van sommige nummers bleek te hebben vastgelegd. Na jarenlange noeste arbeid verscheen al in 2005 een eerste boek met pianopartijen en gitaarakkoorden van 58 liedjes (Ramses Shaffy Songbook) en in 2014 volgde een tweede deel.

Daarna werd het tijd voor het complete werk. Van der Linden werkte eraan tot hij vorig najaar stierf, na een langdurige ziekte, op 71-jarige leeftijd. Anderhalve week voor zijn dood kon hij nog het contract met de uitgever ondertekenen. De nieuwe, integrale bundel was toen al ruimschoots in productie. „Ik wil dat het helemaal de originele Shaffy-pianomuziek wordt”, had hij jaren eerder al gezegd, in een interview op de site Shaffy.nl. „Niet een of andere lullige uitgave, zodat een kind van vier het ook kan spelen. Zo gaat dat meestal met bladmuziek, dan hou je alleen maar die melodie over. Bij Ramses is het toch meer dan alleen die melodie.”

Ik laat gewoon mijn handen willekeurig op de toetsen vallen en dan zien we wel hoe ik mijzelf muzikaal uit deze verrassing ga redden

Ramses Shaffy

Wat het nog méér was, laat zich lastig omschrijven. „Ramses maakte teksten met woeste beelden en zette die op woeste akkoorden”, zegt componist-arrangeur Bob Zimmerman. „Hij wist niet wat hij deed en toch deed hij het. Je moest hem niet vragen een akkoord te benoemen. Ook een term als cadans zei hem niets. Mensen als ik vroegen ons voortdurend af hoe die nummers van hem tot stand kwamen. Hoe deed hij dat? Geen idee. Hij had een soort buitenissigheid die altijd in de roos was.’

Vrijste vogel

Zimmerman herinnert zich hoe hij ooit voor een tv-optreden de opdracht kreeg Shaffy’s befaamde hymne ‘Zing, vecht, huil bid’ te arrangeren voor piano en orkest. „Het eerste wat je dan als arrangeur doet, is vragen in welke toonsoort we het gaan spelen. Maar daar had Ramses nooit antwoord op. Hij was de vrijste vogel die je je kunt voorstellen. Ik heb heel lang aan die opdracht gewerkt, maar het bleek ondoenlijk het orkest te combineren met zijn pianospel. Uiteindelijk hebben we het opgelost door de coupletten met piano te doen en alleen de refreinen met het orkest. Typerend voor Ramses was dat hij dan zei: ik begin gewoon en dan moet het orkest maar zien waar ze invallen.”

„Ik heb het grote geluk gehad dat ik Ramses een paar keer heb mogen begeleiden”, vult pianist Cor Bakker aan. „Hij was toen al lichtelijk beneveld door drank en pretsigaretjes en raakte op een gegeven moment de weg kwijt. Ik zat aan de piano te denken: waar gaat-ie nou naar toe? Maar uiteindelijk vonden we elkaar tóch weer. Geweldig was dat.”

Nico van der Linden vertelt in zijn nawoord dat hij Shaffy tijdens een gezamenlijke reeks concerten van heel dichtbij op de vingers heeft kunnen kijken. Maar ook hij kreeg geen gefundeerd antwoord op de vragen die hij stelde. „Ik laat gewoon mijn handen willekeurig op de toetsen vallen”, liet Shaffy zich eens ontvallen. „En dan zien we wel hoe ik mijzelf muzikaal uit deze verrassing ga redden.” Hij werkte puur op intuïtie, zei hij steevast tegen zijn begeleider. „Over zijn muzikale opleiding liet hij nooit iets zinvols of gedetailleerds los”, schreef Van der Linden. „Hij werkte zogenaamd niet met enige theoretische kennis of houvast.”

Rachmaninov

Als het over Shaffy’s muzikale achtergrond gaat – of over het gebrek daaraan – valt vaak de naam van de Russische componist Rachmaninov (1873-1943). In het Leidse artsengezin waar hij vanaf zijn zesde jaar woonde – als geadopteerd kind van een Egyptische vader en een Pools-Russische moeder – stond een vleugel waarop zijn pleegvader geregeld Rachmaninov speelde. En de jonge Shaffy deed hem dat graag na. Zo graag dat hij in zijn jongensjaren enige tijd pianolessen volgde, tot hij daar genoeg van kreeg. Gebrek aan discipline. Op zijn veertiende werd hij zelfs ‘nootblind’, vertelde hij later – een verbastering die vermoedelijk ontsproot aan zijn rijke fantasie, maar wel veelzeggend mag heten. „Ik vond altijd dat er heel wat Rachmaninov in zijn liedjes zat”, zei Nico van der Linden in het interview op Shaffy.nl.

Ook wordt, sprekend over Shaffy, veelvuldig verwezen naar de term ‘slavisch’. Bob Zimmerman zegt weliswaar te weinig van de slavische muziek te weten om dat stempel erop te kunnen plakken, maar herkent bij Shaffy wel „een bepaalde combinatie van melancholie en wildheid” die zulke associaties oproept. „Ja, met al die uithalen”, beaamt Cor Bakker. „Als hij het niet meer wist, ging hij galmen.”

„Het is geen ritmische muziek, het is heel klassiek allemaal”, stelde Nico van der Linden vast. „Het is ook niet wetmatig. Lichte muziek is altijd acht maten of twaalf maten, het is heel symmetrische muziek. Ramses’ muziek is helemaal niet symmetrisch, maar dat heb je niet in de gaten.”

Cor Bakker is het daarmee eens: „Zijn muziek blijft prikkelen. Hij was onvoorspelbaar, hij hield zich nooit aan de regels, de tradities. Neem zo’n nummer als ‘Sammy’ – dat staat eerst in drieën en daarna in vieren. Toch zit dat zó goed in elkaar.” Veel beter dan de versie die destijds op de hitsingle stond, meent Bob Zimmerman: „Die plaatopname is een travestie. Zelf speelde Ramses het los en jazzy en veel mooier. Op de plaat werd hij in een keurslijf gedwongen. Ik hoor die nummers liever ongekamd dan netjes aangeharkt. Hij moest de vrijheid hebben.”

Levenswerk

Het noteren van alle liederen die Shaffy naliet, groeide voor Van der Linden allengs uit tot een levenswerk. „Duizenden uren werk zitten erin”, bevestigt zijn weduwe, zangeres Ine Kuhr: „Nico was niet iemand die Ramses verafgoodde – van dat soort mensen had Ramses er al meer dan genoeg. Maar hij vond wel dat Ramses uniek werk schreef. En dat het doodzonde zou zijn dat nooit meer te spelen, omdat Ramses dan pas echt dood zou zijn. Vergelijk het met Jacques Brel; sommige mensen zeggen dat Brel de enige was die Brel kon zingen, maar dat is pure waanzin. Juist daarom besloot Nico dat hele oeuvre vast te leggen – zodat mensen die Ramses Shaffy willen spelen, hem ook góed spelen.”

Cor Bakker: „Shaffy’s nummers zijn juweeltjes. Het is Nederlandse klassieke muziek, dat moet je in ere houden. En dankzij dit monnikenwerk hebben we nu de oerversies, net zoals ook de klassieke muziek haar oerversies heeft. Als je het uit je hoofd, uit je herinnering gaat spelen, kom je steeds verder weg van het origineel. En dat moet je niet willen.”

Sammy (1966) Uitgeverij Leporello