Tegen schijnzelfstandigheid wordt door fiscus nauwelijks opgetreden

Zzp'ers Opdrachtgevers die schijnzelfstandigen inhuren, komen daar vrijwel altijd mee weg, blijkt uit een nieuw onderzoek van de Algemene Rekenkamer.

PostNL wordt er regelmatig van beschuldigd met schijnzelfstandigen te werken.
PostNL wordt er regelmatig van beschuldigd met schijnzelfstandigen te werken. Foto Robin Utrecht/ANP

Bedrijven die onterecht met zzp’ers werken, komen daar vrijwel altijd ongestraft mee weg. De Belastingdienst gaf opdrachtgevers in ruim twee jaar slechts vier keer een tik op de vingers vanwege schijnzelfstandigheid. Dat blijkt uit een nieuw onderzoek van de Algemene Rekenkamer, dat dinsdagavond naar de Tweede Kamer is gestuurd.

De Algemene Rekenkamer trekt daarin stevige conclusies. Het ontbreekt de Belastingdienst aan instrumenten en mensen om schijnzelfstandigheid aan te pakken. In de praktijk kunnen opdrachtgevers daardoor doen en laten wat ze willen.

Een schijnzelfstandige is iemand die wordt ingehuurd als een zelfstandig ondernemer, terwijl die volgens de wet als werknemer moet worden behandeld. Ze hebben in tegenstelling tot ‘echte’ zelfstandigen weinig vrijheid om hun werk naar eigen inzicht te doen. Bijvoorbeeld omdat ze vaste uren moeten werken, of niet over tarieven kunnen onderhandelen.

Voor werkgevers is het vaak goedkoper om zelfstandigen in te huren. Zij hoeven voor hen namelijk geen sociale premies te betalen.

De overheid worstelt al langer met het tegengaan van schijnzelfstandigheid, maar structurele oplossingen bleven de afgelopen jaren uit. „Door twee opeenvolgende regeringen werd er naar de volgende regering verwezen om het probleem structureel te verhelpen”, constateert de Algemene Rekenkamer.

Ook het nieuwe kabinet neemt vooralsnog geen verregaande maatregelen. Wel beloofde Rutte IV „betere handhaving” in het regeerakkoord. Juist daar schortte het de afgelopen jaren aan, constateert de Algemene Rekenkamer.

Lees ook: De vakman is: A) werknemer B) zelfstandige C) weet niet

Deels was dat bewust beleid. In 2016 werd de wet DBA ingevoerd, waarmee de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van schijnzelfstandigheid bij opdrachtgevers kwam te liggen. Tot die tijd was dat de verantwoordelijkheid van zelfstandigen zélf. Door de nieuwe wet liepen opdrachtgevers/werkgevers ineens het risico op boetes en naheffingen – het leidde dan ook tot veel protest. Daarom werd direct bij invoering van de wet besloten om er niet op te handhaven.

Handhaving ging nooit van start

Het was de bedoeling om de handhaving na één jaar alsnog van start te laten gaan, maar dat is nooit gebeurd. Wel werd de ‘handhavingsstop’ iets minder strikt. Zo kunnen opdrachtgevers die willens en wetens een schijnzelfstandige inhuren, daarvoor nu toch een naheffing of boete krijgen. Ook kunnen bedrijven een „aanwijzing” krijgen.

Tussen eind 2019 en 2021 gebeurde dat laatste bij drie opdrachtgevers, aldus de Algemene Rekenkamer. Zij kregen enkele maanden de tijd om de situatie te veranderen. Slechts één bedrijf kreeg na onderzoek door de Belastingdienst een „correctie” opgelegd.

Ook de minder dwingende instrumenten die de fiscus kan inzetten tegen schijnzelfstandigheid zijn niet echt effectief, vindt de Algemene Rekenkamer. Via bijvoorbeeld een modelovereenkomst, de Belastingtelefoon of een online vragenformulier kunnen opdrachtgevers erachter komen of ze voor een klus een zelfstandige mogen huren, of daarvoor iemand moeten aannemen. Maar juist van die voorlichtingsopties werd steeds minder gebruikgemaakt.

Het kabinet wil oneigenlijke arbeidsrelaties tegengaan. Maar hoe vang je de diversiteit van de bedrijfspraktijk?

Dat komt mede doordat werkgevers via die instrumenten niet altijd volledige zekerheid over de arbeidsrelatie krijgen, aldus de rekenkamer. Neem de online vragenlijst. Bijna een derde van de opdrachtgevers die de lijst invulden, kreeg vervolgens de uitkomst dat er „geen oordeel mogelijk” was over de arbeidsrelatie.

In een reactie laat de staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst weten de conclusies van de Algemene Rekenkamer te „herkennen” en „deze serieus ter hand te nemen”.