Een superleuke avond

Reanimatie Zijn zoons vonden het nodig dat NRC-redacteur Frank Vermeulen leerde reanimeren. Het werd een existentieel gezinsuitje.

Een cursist oefent met reanimeren tijdens een EHBO-cursus.
Een cursist oefent met reanimeren tijdens een EHBO-cursus. Foto Sem van der Wal / ANP

Sjaak gaat op één knie voor me zitten en fixeert me met grote ronde ogen. Alsof hij me ten huwelijk gaat vragen. „Hoe is het met je, Frank?” Mijn naam staat op een sticker op mijn borst, de zijne op een badge. Ik klets er wat omheen. Hup! Sjaak staat alweer overeind met zijn gymschoenen. En terwijl hij die ogen laat dwalen over de rest van de groep, legt hij uit hoeveel informatie hij met het korte gesprek heeft gekregen over mijn fysieke gesteldheid.

Hij is een gedreven mens. Nu zegt hij: „Jullie staan vooraan! Jullie dóen wat! Jullie kunnen levens redden!”

Sjaak is EHBO-instructeur bij het Rode Kruis, zoals achter op zijn blauwe T- shirt staat. En deze avond geeft hij de cursus Reanimatie en AED.

Onze twee zoons leek zo’n cursus wel een goed idee voor hun ouders. En zo zitten we hier deze avond met ons vieren: een existentieel gezinsuitje dat paradoxaal ineens ook een nieuwe levensfase lijkt te markeren. Een fase waarin je plots dood kunt zijn.

Een van de andere cursisten wil weten tot wanneer reanimatie gegeven kan worden. „Laat ik het zo zeggen,” antwoordt Sjaak, „Als iemand in de zomer met zijn schaatsen aan uit het water wordt gehaald, hoeft het niet meer.”

Hij gaat op de honingkleurige linoleumvloer aan de slag met een van de mannelijke oefenrompen die als slachtoffers van een afschuwelijk verkeersongeval op een tafel liggen. Hij doet voor hoe je met gestrekte armen en gekruiste handen ritmisch het borstbeen moet indrukken.

Krak-krak-krak doet de romp. „Je moet druk houden op het hart, zodat het bloed circuleert, de hersens kunnen maar vier tot zes minuten zonder zuurstof. Het werkt net als een tuinslang.”

Een zoon zegt dat hij gelezen heeft dat er bij reanimatie vaak ribben worden gebroken en dat soms een long wordt doorboord. Sjaak: „Luister, je bent dood. Als de reanimatie lukt, maal je niet om een rib.”

De avond gaat in hoog tempo door. In groepjes op de grond wordt gepompt, gelachen, mond-op-mond-beademing gegeven, terwijl Sjaak rondloopt, aanmoedigt en aanwijzingen geeft. „Goedzo, vermoeiend, hè! Dit is topsport”. Of: „Pas op! Je hebt wel een liter lucht in het slachtoffer geblazen, dat wordt braken!”

Maar wat doe je als een slachtoffer zo’n penning heeft met ‘Reanimeer me niet’? Dan kan je ermee stoppen, zegt Sjaak.

Je moet bedenken dat als de reanimatie met de hand lukt, slechts een paar procent van de slachtoffers er geen schade aan overhoudt. Dat geldt voor een kwart van de gevallen als je tijdig een AED gebruikt, een apparaat dat met een schok een hart weer aan de praat krijgt. „Maar,” zegt Sjaak, „Je moet zelf ook bedenken of je ermee kunt leven.” Met de gedachte dus dat je iemand had kunnen redden, maar het niet gedaan hebt.

De volgende ochtend lees ik in de gezinsapp: „Was een superleuke avond!”