I Drinkende rots
Niemand mag nog in de buurt komen van de drinkende rots. De prefectuur heeft een gebiedsverbod afgekondigd, voorzien van datumstempel: 30 juli 2021. Wie het besluit wil nalezen kan terecht bij het Hôtel de Ville van het Franse stadje Ducey, waar de tekst is opgeprikt achter de glazen schuifdeurtjes van een vitrine.
„Het is een schande”, zegt een ambtenaar van de burgerlijke stand. „Iedereen die hier woont is tegen.”
De rots in kwestie heet voluit La roche qui boit. Het is geen natuurlijke steenklomp, maar een muur van beton en metselwerk, gebouwd door Duitse krijgsgevangenen na afloop van de Eerste Wereldoorlog. Vijftien meter hoog. Al meer dan honderd jaar houdt hij het water van het riviertje Sélune tegen, zodat er zich tussen de heuvels een stuwmeer heeft gevormd: le petit lac.
Kan een waterkrachtcentrale een mooiere naam dragen dan ‘de rots die drinkt’? Natuurlijk is zo’n stuwdam hol vanbinnen: er zitten keelgaten in die het water gulzig opslokken voor het aandrijven van de turbines. Witte steenkool, groene stroom. Als bonus ligt er in de bossen boven Ducey een langgerekt meer om in te zwemmen of te vissen. Le petit lac vormt ook nog eens een buffer tegen overstromingen, een badkuip die tijdens stort-regens de pieken in de waterafvoer kan opvangen.
Win-win-win, zou je denken.
Maar niet voor de zalm. Salmo salar zwemt moeiteloos stroomopwaarts, bedwingt watervallen die enkele malen hoger zijn dan zijn eigen lengte. In elke natuurfilm zie je ze acrobatisch boven het bruiswater uitspringen, fonkelend, zilverachtig, soms met een halve schroef.
Alleen: de drinkende rots is voor de zalm letterlijk een steen des aanstoots. De wand is te steil en te hoog; een vistrap of -lift is nergens te bekennen. Precies daarom, uit naam van de zalm, heeft de regering van Frankrijk in 2018 bevolen de barrière af te breken.
Alle beroepsprocedures zijn intussen uitgeput, de protestbeweging ‘Vrienden van de dam’ heeft het pleit voor de mensen verloren – en nu is de sloop officieel en onherroepelijk. La Roche qui boit wordt neergehaald, de drilhamer gaat erin. Met het puin worden paden aangelegd over de bodem van le petit lac, zodra dit eeuwoude bergmeer zal zijn leeggelopen.
II Waterbouw
Ik ben opgeleid om water tegen te houden. Op de universiteit heb ik me gebogen over het ontwerp van dammen en aquaducten. Mijn hoofdvak viel onder ‘waterbouw’. Sinds 1989 mag ik de letters ir. voor mijn naam zetten.
Met mijn diploma wilde ik woestijnen tot bloei brengen. Door bevloeiingswerken aan te leggen in droge gebieden ging ik helpen om hongersnoden uit te bannen, handen uit de mouwen. Noem het de dagdroom van een scholier, maar blijf af van mijn idealisme op zich. Dat was puur.
Ik zag niets kwaads in het afbuigen van beekjes en kleine rivieren. De dammen en irrigatiekanaaltjes die mijn studievrienden en ik ontwierpen heten ‘kunstwerken’. Zoet water aftappen, zodat je er eerst nog wat aan hebt voor het in zee vloeit, wie kon daar nou tegen zijn?
III Rivierenbevrijdingsfront
Een bebaarde activist met een slopershamer in zijn hand kijkt me aan – vanaf de website van Dam Removal Europe. Over de breedte van zijn jack staat: Make our rivers wild! Deze naamloze jongeman is hét gezicht van het Europese rivierenbevrijdingsfront. Op zijn pet staan vissen die onbelemmerd aan het migreren zijn.
Het is alsof ik in een spiegel kijk. Was ik nu twintig, dan had ik deze lachende hipster kunnen zijn. Maar ik ben 56, en hij breekt af wat ik heb gebouwd, of althans: had willen bouwen toen ik zijn leeftijd had.
Hij stoort me, deze jongeman met zijn moker en zijn pretogen. Wie zit er nou te wachten op een legertje Don Quichotes dat tegen watermolens vecht? „Verwijderd in 2021: 31 dammen”, zegt de teller midden op hun startpagina. De beweging, die minder marginaal is dan ik dacht, drijft op steun van het Wereldnatuurfonds. Ik lees dat er een schare wetenschappers bij betrokken is.
Is afbreken het nieuwe opbouwen?
Of, persoonlijker: heb ik voor de verkeerde zaak gestreden? Als mijn idealisme van vroeger achterhaald is, wat schortte er dan aan? Anders gezegd: welk voortschrijdend inzicht is me ontgaan?
IV Walvisskelet
Al scrollend valt mijn oog op het grootste wapenfeit van de dam-afbrekers: de bevrijding van de negentig kilometer lange Sélune, in Frankrijk. Het gaat om twee dammen: twee waterkrachtcentrales – waarvan er in de winter van 20/21 al één is gesloopt.
Le grand lac is al leeggelopen. Ik zoom in op een loopbruggetje met twee stenen bogen dat na honderd jaar tevoorschijn is gekomen. Voilà. Is dit geen prachtgeschenk, een omgekeerd Atlantis?
De inmiddels afgebroken dam heet/heette Vezins. De waterkrachtcentrale Vezins stamde ook uit het interbellum (1932) en was als de grotere broer (36 meter) van La roche quit boit een tweede baken van de naoorlogse wederopbouw in Normandië.
De onttakeling van Vezins is in alle stadia gefotografeerd. Zonder het grote meer leek de dam op een walvisskelet op het droge. Op de volgende foto’s lagen de holle ribben er opengewerkt bij, als afbrokkelende rioolbuizen. Sprieten betonstaal staken alle kanten uit.
Totdat, op de laatste foto, het puin was geruimd en er weer een beekje kabbelde door het opgeschoonde, nog onbegroeide dal. Tabula rasa voor de rivier. Hier moest ik heen.
V Bastion van verzet
Het middeleeuwse Ducey ligt aan de Sélune op 12 kilometer van de monding – in de baai van de middeleeuwse sprookjesburcht Mont Saint-Michel – en is een bastion van verzet. Op zaterdagen in 2018 en 2019 blokkeerden boze mannen en vrouwen in gele hesjes de doorgaande weg, protesterend tegen de afbraak van de bovenstroomse stuwdammen. Bij rotondes staan nog plakkaten:
STOP DE SLOPERS.
Net als Amsterdam is Ducey ontstaan rond een dam, daterend van 1613. In het centrum staat een boogbrug met een stuw, een zijkanaal en een watermolen. Het is awkward voor de Fransen, maar het hotel dat bezit heeft genomen van de antieke molen heet ‘Best Western’. Je slaapt er bóven het snelstromende kanaal waarin vroeger een schoepenrad wentelde. De bouwsels onder je bed zullen niet worden afgebroken. Le vieux pont is erfgoed, een pleisterplaats voor pelgrims op weg naar de abdij van Mont Saint-Michel.
„La roche qui boit is ook erfgoed.” Een van de receptionistes heet Patricia. Zodra de drinkende rots ter sprake komt, zie ik haar blik verkillen. Terwijl ik me afvraag wanneer een dam erfgoed is, reikt Patricia me haar criterium aan: „Niemand in Ducey heeft nog een herinnering aan de tijd vóórdat de stuwdam er was.”
Haar jongere collega (Caroline, zegt haar naamspeld) vult aan dat het tijdperk van de zalm is aangebroken. Bij het woord ‘zalm’ krabbelen haar beide wijsvingers aanhalingstekens in de lucht.
„We hadden een meer met karpers.”
„Le grand lac.”
„Dat is nu verdwenen.”
Ik wil weten of ze daar vaak kwamen, in de zomer.
„Om te zwemmen en te zonnen”, zeggen de gastvrouwen van Best Western. Bij het vakantiepark ‘La Mazure’ kon je kano’s en kajaks huren. Er was een ‘indianencamping’ voor de kinderen en een strandje waar je kon beachvolleyballen.
Dan wijst ze op de spotjes boven de incheckbalie. „Tot vorig jaar kregen we stroom van La Roche quit boit. En nu van een kerncentrale.”
Het staatsenergiebedrijf Électricité de France had gewoon een switch omgedraaid, en zich achter de damslopers geschaard. Al sinds 2004 zat de eigenaar van Vezins en La Roche qui boit met de verouderde, onrendabele waterkrachtcentrales in haar maag.
„Het is een kwestie van geld.
„En het protest?”
„Dat is uitgedoofd”, zegt Caroline. „De sloop van de dam begint op 1 november 2021.” Les amis du barrage zijn uiteengevallen in twee helften, de verbitterden en de verslagenen.
Caroline heeft nog hoop. Tijdens de laatste raadsvergadering voor het zomerreces, op 19 juli, is de waterramp in het grensgebied van Duitsland en België besproken. Alleen al het riviertje Ahr in de Eifel, net zo lang als de Sélune, sleurde tientallen bewoners met hun huis en al de dood in. In Frankrijk vielen geen doden, maar ook de Sélune trad kolkend buiten haar oevers. Er waren tuinhuisjes weggespoeld, volières, groentekassen.
Onverhoeds als de vloed rees een nieuwe vraag op: leveren we ons met de sloop van de stuwdammen niet uit aan de grillen van de natuur, verhevigd door de klimaatverandering? De gemeenteraad heeft gevraagd om aanvullend onderzoek naar het gevaar van een ontketende, weer wild gemaakte Sélune.
VI ‘Praat met je rivier’
De mooiste belofte aan de omwonenden van le petit lac: jullie zullen de Sélune weer hóren. Een eeuw geleden is de rivier het zwijgen opgelegd maar in de winter van ’22 zal ze weer kabbelen en klateren, als de Moldau in de suite van Dvorak.
Het gaat om onze band met de rivieren, zeggen de dambusters (hun eigen term). Een van hun visionairs is de Zwitser Roberto Epple, een bekeerling uit de modewereld. „Luister naar je rivier”, zegt hij in een video op YouTube tegen jonge mensen in de steden van Europa. „Raak je rivier aan, praat met je rivier, probeer je rivier te begrijpen.”
Dam Removal Europe geeft toe dat ze ‘the locals’ niet enthousiast heeft kunnen krijgen voor de terugkeer van de zalm. Van een dialoog is geen sprake, of je zou de wildgroei aan bermborden moeten opvatten als een debat tussen voor- en tegenstanders. Les amis du barrage praten via bedrukte zeildoeken.
VOLKSRAADPLEGING: MOETEN WE DE DAMMEN AFBREKEN?
- 19 276 STEMMEN:
OUI! 1,11 %
NON! 98,89 %
De voorhoede van rivierbevrijders, omarmd door staatsenergiebedrijf EDF, spreekt via robuust verankerde borden van metaal en afficheert zich met een nieuw werkwoord: RENATURER.
Je renature,
tu renatures,
il/elle/on renature,
nous renaturons…
VII Baggeraars
Zwemmen in le petit lac is dit laatste seizoen al verboden; een baggerbedrijf is bezig het slib van de bodem op te zuigen. Omdat de oevers onverwacht kunnen instorten mag je ook niet meer bij de waterkant komen om te vissen.
De baggeraars zijn landgenoten, hoe kan het ook anders, en houden kantoor in een huis tegenover de stuwdam van Vezins, die op Google-maps nog gewoon bestaat. De aflopende tuin grenst aan een plantsoen met barbecue-korven en picknicktafels die uitkijken op de verdwenen stuwdam en het lege grand lac.
„A landmark” noemt Dam Removal Europe hun grootste overwinning tot nu toe. Dat is wennen, omdat ik me bij die term iets tastbaars voorstel, iets waar je op z’n minst naar kunt wijzen. Kennelijk kun je in de 21ste eeuw grandioze waterwerken verrichten door ze af te breken. „Kijk! Daarginds staat géén stuwdam.”
Een Pool uit Krakow spreekt me aan, de planner van het baggerwerk. De projectleider, een blozende Rotterdammer, draagt dezelfde werkmansbroek en regenlaarzen met stalen neuzen.
In juli kreeg het baggerwerk een tegenslag te verwerken: de Sélune, dat miezerige stroompje, veranderde in een wilde bergbeek.
„We hadden een bouwkeet met een dieselpomp, op anderhalve meter boven het water. Nou, op 14 juli dus niet meer, toen stond-ie een meter onder water.”
„Rewilding”, zeg ik, dat is nou net het idee.
De baggeraars werpen elkaar een blik toe.
Ik moet begrijpen dat de Sélune geen natuurlijke bedding meer heeft op de twee plaatsen waar ze was afgedamd. „Die bedding, die maken wij. Samen met de nieuwe oevers.”
„Weet je waar het voor is?”
„Voor de vissen”, zeg ik, „dat ze hier straks weer hun hom en kuit kunnen schieten.”
„Er zitten nu meervallen en karpers. Volgend jaar is het de beurt aan de zalm”, zegt de projectleider.
„Ecologie is de toekomst”, zegt de planner.
De baggeraars verblijven in een vakantiedorp van houten hutjes, dat ze voor de gelegenheid hebben omgedoopt tot Kamp Holland. Ik wil weten of ze iets merken van de grimmige sfeer.
Ze merken er niets van. „De vrienden van de stuwdam begrijpen ons. Werk is werk. Zij zouden het ook aannemen. En daarbij, net als wij zouden ze zich doodlachen als straks blijkt dat de zalmpjes lekker beneden blijven.”