Bijna 12 procent. Dat is de inflatie in maart 2022 ten opzichte van een jaar daarvoor. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte vrijdagochtend dit cijfer, om precies te zijn 11,9 procent, bekend.
Hoe hoog een inflatie van 11,9 procent is, is het best invoelbaar te maken aan de hand van een vergelijking. Bij de gemiddelde inflatie van de afgelopen jaren (zo'n 2 procent) verdubbelen de prijzen elke 36 jaar. Als de huidige inflatie zou aanhouden, dan verdubbelen de prijzen binnen 7 jaar. Dat is in de naoorlogse geschiedenis nog nooit voorgekomen. Alleen in 1975, in de nasleep van de oliecrisis, werd een vergelijkbaar hoog maandcijfer gemeten van 11,1 procent.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data84109849-7ec369.jpg|https://images.nrc.nl/deQhXVBBRw1EHW141djLcSolP6U=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data84109849-7ec369.jpg|https://images.nrc.nl/VDiXQ_htadFXrbq_1rZbdvSuBjc=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data84109849-7ec369.jpg)
Staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit, CDA) sprak vrijdag dan ook van een „exorbitante stijging” van het inflatiecijfer. Hij voegde eraan toe dat het kabinet het koopkrachtverlies dat hieruit voortkomt niet volledig zal kunnen compenseren. Daarvoor is de stijging simpelweg te groot. Nog maar drie weken geleden kondigde het kabinet een maatregelenpakket ter waarde van 2,8 miljard euro aan om de effecten van de oplopende inflatie deels te compenseren. Zo ging de accijns op brandstoffen per 1 april omlaag en wordt ook de btw op energie tijdelijk verlaagd. De oppositie riep vrijdag direct om meer van zulke compensatiemaatregelen.
Energieprijzen zijn verdubbeld
De inflatie in Nederland is een stuk hoger dan in veel andere eurolanden. In Duitsland bedroeg ze 7,3 procent, het hoogste cijfer sinds de Duitse eenwording in 1990. In Frankrijk was de inflatie 5,1 procent en Spanje rapporteerde een inflatie van 9,8 procent. Voor de hele eurozone bedroeg de geldontwaarding 7,5 procent.
Hoewel de Nederlandse inflatie van 11,9 procent na die van Estland en Litouwen de hoogste is binnen de eurozone, is het niet zo dat iedereen nu voor zijn boodschappen de volledige pijn van die geldontwaarding voelt. Het totale inflatiecijfer van het CBS is namelijk opgebouwd uit meerdere subcijfers. Categorieën als voeding, diensten en industriële goederen kenden in maart prijsstijgingen van respectievelijk 5,5, 2,1 en 4,2 procent. Ook hoog, maar ze komen niet in de buurt van de 11,9 procent.
De aanjager van dit alarmerende inflatiecijfer zijn de energieprijzen. Die lieten een stijging zien van 102,9 procent, ofwel een ruime verdubbeling van de prijs ten opzichte van een jaar geleden. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de toegenomen vraag naar energie – nu de wereldeconomie na corona weer op stoom komt – en de paniek over de levering van Russische olie en gas sinds de invasie in Oekraïne. Zonder de energieprijzen zou de inflatie 3,6 procent bedragen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data83814874-366598.jpg)
Niet iedereen dezelfde inflatie
Het goede nieuws is dat niet iedereen direct de pijn van de stijgende energieprijzen merkt. Huishoudens die langjarige contracten hebben afgesloten met hun energieleverancier, kunnen de prijsstijgingen nog aan zich voorbij laten gaan tot het moment dat hun contract afloopt. Volgens de Energiemonitor van markttoezichthouder ACM had vorig jaar zomer meer dan de helft van de acht miljoen Nederlandse huishoudens een energiecontract dat nog langer dan een jaar doorliep. Het Economisch Bureau van ABN Amro concludeerde daarom onlangs dat de huidige inflatiecijfers een vertekend beeld laten zien: in veel huishoudens valt het werkelijke koopkrachtverlies mee.
Hugo Erken, hoofd Nederlandse economie van de Rabobank, bevestigt dat: „Het CBS kijkt er vooral naar wat het afsluiten van een nieuw energiecontract nu kost ten opzichte van een jaar geleden. Die prijs is enorm gestegen. Maar in de praktijk stegen de energielasten bij veel mensen minder rap, vanwege hun vaste contract.”
Aan dat ‘goede nieuws’ hebben mensen die een variabel contract hebben, of van wie het contract afloopt, helemaal niets. Zij worden nu al in één klap met de nieuwe, extreem hoge tarieven geconfronteerd. En het wrange is dat juist mensen met lagere inkomens vaak kiezen voor contracten met een korte looptijd, omdat die in de regel op de korte termijn het voordeligst zijn. Daarmee komt de hardste klap van de inflatie veelal terecht bij de huishoudens die nu al de minste financiële ruimte hebben om dergelijke schommelingen op te vangen. Energiebedrijven waarschuwden daarom deze week dat ze vrezen voor een oplopend aantal huishoudens met betalingsachterstanden. Het kabinet heeft inmiddels gerichte inkomenssteun voor de laagste inkomens aangekondigd.
Ook in het buitenland zijn de energieprijzen de belangrijkste aanjager van de inflatie. Dat de inflatie daar in sommige gevallen fors lager uitpakt dan in Nederland, heeft te maken met hoe de energiemarkt daar werkt en met de maatregelen die overheden hebben genomen. In Frankrijk bijvoorbeeld heeft de regering-Macron de gasprijzen simpelweg bevroren op het niveau van oktober vorig jaar. Consumenten krijgen de hogere energiekosten dus niet doorberekend, de overheid lost dit op via de belastingen.
Risico op loon-prijsspiraal
Hoelang de inflatie op dit extreme niveau blijft, is onzeker. Historisch gezien houden dergelijke periodes nooit erg lang aan, en ook nu verwachten veel economen dat met de 11,9 procent van maart de piek bereikt is. „Al zien we ook aanwijzingen dat de prijsopdrijving langer zou kunnen aanhouden”, zegt Rabobank-econoom Erken. Volgens de modellen van de bank komt de inflatie over heel 2022 mogelijk rond de 7,7 procent uit.
Hoe langer de periode van hoge inflatie aanhoudt, des te meer druk dat zet op de loononderhandelingen, zegt Erken. „Dan dreig je toch weer in een loon-prijsspiraal terecht te komen, zoals in de jaren tachtig.” Daarbij zorgden de hogere lonen ervoor dat de inflatie lang aanhield. Tot nu toe is de gemiddelde cao-loonstijging in 2022 met 2,7 procent nog aan de lage kant, in elk geval onvoldoende om het koopkrachtverlies te compenseren.