Bestuurders in Limburg waren blij met dit rapport, deskundigen kraken het af

Bestuurscultuur De commissie-Visser stelde dat Limburg geen ‘afwijkende bestuurscultuur’ heeft. Maar het rapport deugt niet, zeggen experts.

In het Gouvernement, het provinciehuis van Limburg, bespreken Provinciale Staten vrijdag het rapport van de commissie-Visser.
In het Gouvernement, het provinciehuis van Limburg, bespreken Provinciale Staten vrijdag het rapport van de commissie-Visser. Foto Tobias Kleuver/ANP/HH

Politiek bestuur is „machtsuitoefening” waarbij „vuile handen” worden gemaakt en per definitie burgers worden benadeeld en bevoordeeld. Wat daarbij geoorloofd gedrag is of juist niet, is aan de politiek om te bepalen.

Het zijn opvallende overpeinzingen in het rapport over de bestuurscultuur in de provincie Limburg, dat tot stand kwam onder voorzitterschap van Arno Visser, president van de Algemene Rekenkamer. Ze passen goed bij de titel van het rapport: Engelen bestaan niet.

Bij de presentatie, twee maanden geleden, liet commissaris van de koning Emile Roemer weten blij te zijn met het rapport. Dat constateerde dat er geen „systematisch patroon van omvangrijke integriteitsschendingen” was, en dat de Limburgse bestuurscultuur niet „significant afweek” van die in andere provincies.

Deze vrijdag bespreken de Limburgse Provinciale Statenleden het rapport-Visser – en twee andere onderzoeken die het afgelopen half jaar uitkwamen na een reeks integriteitskwesties. Die leidden een jaar geleden tot het aftreden van Gedeputeerde Staten.

Maar de commissie-Visser leverde een „slecht en schadelijk rapport”, zegt Paul Bovend’Eert, hoogleraar staatsrecht aan de Radboud Universiteit. „Het roept meer vragen op dan het beantwoordt”, zegt Willeke Slingerland, lector weerbare democratie aan de hogeschool Saxion. „Ik lees lange lappen ontoegankelijke tekst vol verhullende beeldspraak en oordelen. De analyse of onderbouwing ontbreekt.”

Hans van den Heuvel, emeritus-hoogleraar bestuurlijke integriteit: „Een rapport over een gevoelig thema als dit moet zakelijk en wetenschappelijk verantwoord zijn. Maar dit is een soort romantische beleidspoëzie, en daarmee volstrekt ongrijpbaar en onbruikbaar.”

Lees ook: Commissie: Limburg heeft geen significant afwijkende bestuurscultuur

Oncontroleerbaar

Dat de drie zo ongemeen scherp reageren, is omdat een stuk als dit in hun ogen schadelijk is voor het vertrouwen in het openbaar bestuur en het bevorderen van bestuurlijke integriteit. De werkwijze van de commissie, zo vinden zij, schendt belangrijke basisprincipes van hun vakgebied.

Om te beginnen trekt het rapport scherpe conclusies over integriteit zonder het begrip helder te definiëren. Sterker nog, zegt Slingerland, het suggereert dat integriteit nauwelijks goed te definiëren is, cultuurafhankelijk is en vooral een politiek oordeel. „Maar er zijn boekenkasten vol over geschreven, er staat van alles over in wetten en codes.” Juist om de willekeur van dat politieke oordeel te begrenzen, zegt Van den Heuvel, zitten er allerlei wettelijke beperkingen aan: het legaliteitsbeginsel, rechtszekerheid en -gelijkheid, het verbod op machtsmisbruik.

De commissie-Visser baseert haar conclusies op 286 meldingen van mogelijke integriteitsschendingen en gesprekken met 53 personen. De wijze waarop dat gebeurt, is volgens de drie slordig en daarmee oncontroleerbaar. Bovend’Eert: „Ze zetten die meldingen op een rij. Maar zijn ze terecht, of onterecht?” Dat is niet onderzocht, zegt Bovend’eert. Hij noemt het voorbeeld van voormalig gedeputeerde Ger Koopmans (CDA). Meerdere meldingen over „bestuurlijke druk” of het naar voren schuiven van mensen voor een functie of (gesubsidieerde) activiteiten gingen over hem. Bovend’Eert: „Dan schrijft de commissie dat ze ‘geen aanleiding heeft gevonden om hier nader onderzoek naar te doen’. Waarom niet? Als je zoiets niet onderzoekt, kom je vanzelf uit bij de conclusie dat er geen patroon van integriteitsschendingen is.”

De beschrijvingen van de meldingen zijn anekdotisch en de analyse is abstract en verhullend, zegt Slingerland: „Ik zou de meldingen in categorieën indelen, kwantificeren, zoeken naar patronen.” Maar hier is het omgekeerde gebeurd, zegt Van den Heuvel. „Het rapport hangt aan elkaar van ‘vele’ of ‘enkele’ of ‘diverse’ respondenten die het ene zeggen, waarna ‘sommige’ of ‘andere’ of ‘meerdere’ respondenten het andere zeggen. Je kan er zo uit halen wat je wil, en volgens mij heeft de commissie dat ook gedaan.”

De schrijvers maken veel gebruik van containerbegrippen en beeldspraak, die regelmatig tot onduidelijkheden leiden, zeggen de critici. De ergste beeldspraak vindt Slingerland de conclusie dat de bestuurscrisis vooral werd veroorzaakt door een „perfecte storm waarin alles samenkwam in de tijd”. Slingerland: „Alsof het louter een toevallige samenloop van omstandigheden was, waardoor ten onrechte een spotlight op Limburg kwam.”

Lees ook dit interview met Arno Visser: ‘Wij willen niet de hele journalistiek’ diskwalificeren

De conclusies, zeggen de drie, zijn niet of slecht onderbouwd. Neem de eerste conclusie, zegt Van den Heuvel „‘Een systematisch patroon van omvangrijke integriteitsschendingen heeft de commissie niet kunnen vaststellen.’ Hoe definiëren ze ‘systematisch’, hoe groot is ‘omvangrijk’? Met welke feiten onderbouwen ze die conclusie? Ik lees het nergens.”

Het gebrek aan onderbouwing geldt ook voor de conclusie dat „beschuldigingen in de media [...] na nader onderzoek regelmatig ongegrond waren” en daarmee bijdroeg aan een bestuurlijk imago „dat niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid”. Ze lijken zich te baseren op gesprekken met betrokkenen, zegt Van den Heuvel. Maar wie dat zijn, blijft onduidelijk.

   

Opinie: Het rapport over de Limburgse bestuurscultuur is een gemiste kans

Schadelijk is het ook voor de reputatie van de Algemene Rekenkamer, vindt Bovend'Eert. Een „schnabbelende president kan helemaal niet”, zegt Van den Heuvel. Dat Visser het onderzoek ‘als privé-persoon’ uitvoerde, doet niet ter zake, zegt hij. „Alles wat je doet straalt op die organisatie af.” De commissie maakt „basale fouten die we onze eerstejaarsstudenten al afleren”, zegt Slingerland. „Ik begrijp echt niet dat je dit als president van de Rekenkamer aflevert. Het is ondermaats.”

Arno Visser liet weten geen behoefte te hebben te reageren op de kritiek.