Acteur Florian Meyer, gefotografeerd in het Frascati theater te Amsterdam.

Foto Daniel Niessen

Interview

Florian Myjer: ‘Erkenning vult niet al de gaten in mijn leven’

Florian Myjer Met Kim Karssen en Ludwig Bindervoet maakt Florian Myjer ‘Mann Mann Mann’, over de kinderen van schrijver Thomas Mann. Mann worstelde met zijn homoseksualiteit. Myjer ook. „Ik had veel geïnternaliseerde homofobie.”

‘Thomas Mann is een van de belangrijkste Duitse schrijvers van de 20e eeuw.’ ‘In 1929 ontving Mann de Nobelprijs voor de Literatuur.’ In de eerste scène van het toneelstuk Mann Mann Mann van toneelgroep Amsterdam (voorheen De Warme Winkel, zie kader) lezen drie van zijn kinderen van de achterflap van een van zijn boeken voor wie hun vader voor de buitenwereld was. Hun ervaringen zijn anders.

Na een fragment uit een van zijn dagboeken over een aantrekkelijke kelner concludeert zoon Klaus wat algemeen wordt verondersteld: „Nou, pappa is dus homo. Een echte homo met zes kinderen.” Thomas Mann, schrijver van De Buddenbrooks, De Toverberg en Dood in Venetië, wordt in de voorstelling Mann Mann Mann op de korrel genomen door zijn zonen Klaus en Golo en dochter Erika, alledrie openlijk homoseksueel. Tekst en spel zijn van Florian Myjer, Kim Karssen en Ludwig Bindervoet. Het boek De familie Mann van Tillmann Lahme vormde een grote inspiratiebron.

De 30-jarige Myjer wordt al sinds zijn afstuderen in 2017 aan de performance-opleiding van de Toneelacademie Maastricht beschouwd als een van de meest relevante jonge theatermakers. Vorig jaar creëerde hij met Lisa Verbelen en Marieke de Zwaan de mooiste voorstelling van het jaar, het bijtende en sprankelende Lady Chatterley’s Lover en met Kim Karssen het wervelende Oorlog en vrede. Ook maakte hij de pijnlijk-geestige solo Yves Saint Laurent en vormt hij een onmisbare schakel in de ensemblestukken van toneelgroep Amsterdam, zoals Een oprechte ode aan de ironie en Gesualdo.

Lees ook: Bloedfonteinen en neppiemels bij Gesualdo

Snoeihard

Voor Myjer is Mann Mann Mann een vervolg op zijn solo Oliver (2017), waarin het ook ging over ambities en de vader-zoonrelatie, naast zijn liefde voor Britse cultuur en tradities. „De Manns vormen een fascinerende familie, omdat ze heel hecht zijn”, vertelt hij, op het kantoor van Frascati Theater in Amsterdam, waar de drie makers repeteren. „Fysiek gezien kruipen ze altijd bij elkaar. De kinderen hebben eigenlijk nooit een eigen huis gehad. Onderling zijn ze snoeihard en competitief. Succes hebben en presteren staat voorop. Er is veel liefde, maar ze maken elkaar ook gek, een toxische cocktail. Twee van de zes kinderen hebben zelfmoord gepleegd.”

Mann Mann Mann gaat over het raadsel dat familie is, over opvoeding en mentale gezondheid. Over kunst versus leven. Hij herkent zich ergens in Thomas Mann, zegt Myjer. „Ik voel bewondering, Kim alleen antipathie. Onze eensgezinde conclusie is wel dat er een grote mate van narcisme in Thomas Mann zit.” Over dat narcisme gaat het ook, een groeiend fenomeen in de samenleving, zegt hij.

De voorstelling is ook een onderzoek naar zijn eigen narcisme. „Mijn voorstellingen zijn persoonlijk, dus ik wil ook altijd iets uitzoeken over mezelf. Maar de therapeut met wie ze een dag de psychologie van een familie uitplozen zei: ‘Als je je dat afvraagt, ben je het waarschijnlijk niet’.” Zijn twijfel kwam voort uit de vraag waarom hij voor het theatervak heeft gekozen. „Ik heb bevestiging nodig, maar erkenning vult niet al de gaten in mijn leven.”

Sublimeren

De verwantschap die hij voelt, zit in het gedisciplineerde, overmatige werken. „Mijn leven en werk vallen veelal samen. In mijn werk kan ik me uiten, in gesublimeerde vorm: ervaringen en dagdromen omzetten in kunst. Dat herken ik. Ik hoop wel dat ik meer leef buiten mijn werk dan Thomas Mann deed. Ik heb een grote liefde voor het leven. Zo ben ik ook opgevoed, op een warme, bijna bourgondische manier. Dat is een verschil met de familie Mann.”

Zijn vader is een gepensioneerd raadsheer en hoogleraar. „Ik ben blij met mijn vader als rolmodel: hij is gevoelig, intelligent, geen lompe machoman; dat is voor mij belangrijk geweest. Op dezelfde manier ben ik blij met mijn moeder, een antropologe met werk in de muziekwereld. Die is zachtaardig en nuchter, meer de doener. Mijn vader is meer de voeler.”

Foto Daniel Niessen
Foto Daniel Niessen
Foto Daniel Niessen

Achilleshiel

Hun mening kan bepalend zijn, zegt hij. „Er zijn dingen die vrienden duizend keer kunnen zeggen, maar pas als zij het zeggen zit het goed. Mijn vader zei eens: ‘Je bent gevoelig. Dat is je kracht, maar ook je achilleshiel.’ Dat soort dingen zeiden vrienden ook, maar dan werd ik boos.”

Wat ze niet van hem weten, zien ze wel op het podium, waar Myjer geen schaamte kent. „Maar ze zijn nergens meer in shock over. Al op de toneelschool verwerkte ik persoonlijke kwesties in mijn voorstellingen. Bij Lady Chatterley’s Lover waarschuwde ik mijn ouders dat ik het zou hebben over hen terwijl ze seks hadden. Daar gingen ze van zuchten, maar nadat ze het stuk hadden gezien, zei mijn moeder: ‘Was dit het? Je hebt het over een moeder met fucking dikke tieten. Dat gaat echt niet over mij.’ Ze snappen de theatraliteit van wat ik maak.”

Het homo zijn wordt altijd gethematiseerd. Ik wil het normaliseren

Op zijn negentiende kwam Myjer uit de kast. Dat was een proces, ook voor zijn ouders. „Je hebt ouders die de homoseksualiteit van een kind afkeuren en ouders die het omarmen en fantastisch vinden. Heel zwart-wit. Zo zie je het vaak in films. Maar er is ook een grijs gebied. Mijn ouders hadden een genuanceerde, rationele reactie, van begrip vermengd met bezorgdheid. Ze zeiden: ‘O, natuurlijk, we willen dat jij gelukkig bent.’ Maar tegelijk: ‘Je gaat een moeilijk leven tegemoet. Je bent een minderheid.’ Vanuit een gevoel van bescherming.”

Homofobie

Voor hemzelf was erkennen dat hij homo was een gevecht. „Ik had veel geïnternaliseerde homofobie. Ik wilde geen homo zijn. Daarom heb ik hen erbij betrokken. Gezegd: ‘Dat gaan we met zijn drieën doen, want ik heb jullie daarbij nodig.’ En we hebben het samen gedaan. Daarom zijn we nu hechter dan ooit.”

Hoe ging dat? „Als ik voor het eerst een homofilm wilde kijken, dan keek ik die met hen. Elk boek dat ik erover las, gingen zij ook lezen, zoals Call Me by Your Name.”

Zijn worsteling met het erkennen van zijn geaardheid zit in al zijn werk, zegt hij. „Terwijl het al vroeg duidelijk was dat ik homo was. Ik was een verwijfd jongetje, kennelijk. Dus het werd al jong tegen mij gezegd. Al voordat ik überhaupt over seksualiteit nadacht. Voordat het zich organisch aan mij kon openbaren, werd het al voortdurend negatief in mijn gezicht geslingerd.”

Daarom besloot hij het niet te zijn. „Ik wilde het koste wat het kost voorkomen. Want homo was het ergste scheldwoord. In mijn puberteit zei ik dwangmatig: ‘Ik ben het niet, ik ben het niet, ik ben het niet.’ Ook door mezelf te veranderen, mijn manier van praten te veranderen, mijn hobby’s te veranderen. Ik wilde mode-ontwerper worden en tekende veel jurken, maar op mijn elfde heb ik dat afgezworen. Pas tien jaar later heb ik weer een jurk getekend.”

„Toen ik uit de kast kwam, zeiden veel mensen: ‘Dat wisten we al lang.’ Dus ik vroeg aan hen: ‘Dachten jullie het niet?’ Ze zeiden: ‘Het is door ons hoofd gegaan, maar voor ons ben je gewoon Florian.’ En: ‘Waarom zou je, als je zo bent als jij, homo moeten zijn? We hebben altijd gedacht: Jij bent wie je bent.’ Die afwachtende houding is inmiddels volkomen omgeslagen. Ik krijg bij wijze van spreken iedere week van mijn vader wel een tip over gay novels doorgestuurd uit The Guardian.”

Politieke lading

Zijn ervaringen motiveren hem om homoseksualiteit in zijn werk een politieke lading te geven. „Als kunstenaar heb je de macht om verhalen te kiezen die vorm geven aan hoe mensen denken en met elkaar omgaan. Daar voel ik verantwoordelijkheid voor en daarom zet ik mijn geaardheid in. Ik vertel verhalen die ik te weinig hoor. Zulke verhalen hielpen mij ook toen ik met mezelf worstelde.”

Er is nog een wereld te winnen, stelt hij. „Een homo in een film is of slechterik, of slachtoffer of de grap. Het homo zijn wordt altijd gethematiseerd. Ik wil het juist normaliseren. Laat een rechercheur moorden oplossen en toevallig ook homo zijn.”

Collega’s noemen hem een einzelgänger, maar dat wuift hij weg. „Ik kan best introvert en verlegen zijn. Niet van padadiepoepie, praatje-hier praatje-daar. Dat is ook onzekerheid. Overdag kan ik prima met een boek op de bank, maar ’s avonds wil ik wel connecten.”

Hij is single. Dat versterkt misschien het beeld van graag op zichzelf zijn. Een lange relatie heeft hij nooit gehad, zegt hij. „Wel dingen. Maar niet lang. Zou het wel graag willen.” Hoe het komt weet hij niet. „Ik heb intieme vriendschappen. Ik haal veel voldoening uit mijn werk. En ik ben een angstig persoon. Een relatie is spannend. Ik ben een romanticus. Dus niet zo nuchter of praktisch dat ik zeg: ik ga het met deze proberen. Ik wil iemand vinden waar ik de liefde helemaal voel.”

Ook dat is misschien de invloed van zijn ouders. „Zij zijn echt maatjes. Naar zo’n band verlang ik ook.” Hij glimlacht. „Dat is het met familie. Of de invloed nu goed of slecht is, alles wordt complexer.”

Mann Mann Mann van toneelgroep Amsterdam (voorheen De Warme Winkel). Première 31/3, Frascati, Amsterdam. Tournee t/m 6/5. Inl: toneelgroep.amsterdam