Twee jaar geleden liep ik op een regenachtige zondagavond in maart in het donker de voordeur uit en kwam ik terecht in een scène uit een film van David Lynch. Overal zaten kikkers en padden. De meeste zaten stil en keken voor zich uit, soms maakte er eentje een sprong. Traag waren ze, en aan het eind van de straat begreep ik dat ik degenen die op de straat zaten moest helpen oversteken – er rijden auto’s en er lagen al lijkjes op de weg.
Ik was net verhuisd naar dit dorp, even ten noorden van Amsterdam, en kende de paddentrek alleen uit verhalen. Padden, kikkers en salamanders gaan elk jaar in winterslaap. Als ze ontwaken zijn ze nog koud en langzaam, maar gaan ze wel direct op weg naar het water om anderen te ontmoeten, seks te hebben en eitjes te leggen. Aan het eind van de zomer kruipen en springen ze weer terug, en de kleintjes gaan mee.
In de wijk waar ik woon overwinteren de amfibieën in de modder en poeltjes in de binnentuinen. Ze ontmoeten elkaar in de lente in drie grote vijvers. Dit doen ze al heel lang. Een buurvrouw vertelde dat ze dit in haar kindertijd in de jaren vijftig al deden. Toen waren er alleen veel minder auto’s, mensen en huizen.
In de weken die volgden liep ik elke avond extra rondjes met de honden om dieren over te zetten. Ik pakte mijn eerste pad op: zacht en schuchter. En mijn eerste kikker, die wild en sterk was. Toch vond ik ’s ochtends vaak verkeersslachtoffers. Ik besloot een paddenwerkgroep op te zetten.
Daarmee wilde ik de trek in kaart brengen en individuen helpen. Ik nam contact op met RAVON, kennisorganisatie voor reptielen, amfibieën en vissen, die de paddenwerkgroepen in Nederland coördineert. Op internet vond ik een folder van de Dierenbescherming met informatie voor vrijwilligers. Vorig jaar februari zocht ik contact met de lokale krant, Het Kompas, om vrijwilligers te werven. De content-manager kwam me interviewen. Omdat er nog geen dieren wakker waren maakte hij een foto van mij bij een van de straatkolken waar de padden zomers in vallen. Het artikel werd op de voorpagina geplaatst en er meldden zich twaalf vrijwilligers aan. Mijn buren deden ook mee, dus in totaal waren we met z’n vijftienen.
De dieren worden wakker als het warmer wordt – bij een graad of veertien – in combinatie met hoge luchtvochtigheid. Ik hield vanaf eind februari weeronline.nl in de gaten en maakte online een rooster voor de vrijwilligers. ’s Avonds liep ik een extra rondje met de honden om te kijken of er al iemand wakker was. Ik kocht ook verkeersborden en spoot kikkergezichten op de grond om automobilisten te waarschuwen. Halverwege maart was het zover: de eerste salamanders werden wakker, die bleken vooral om het speeltuintje te wonen, waarna de padden en kikkers volgden. De werkgroep ging van start.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/03/data83652645-97f455.jpg|//images.nrc.nl/Y9mA90OrH5ajJbWa_2LZ3_L_IOo=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/03/data83652645-97f455.jpg)
Foto Niels Blekemolen
Het ontroerde me om de eerste vrijwilliger door mijn straat te zien lopen met een fluorescerend hes aan en een zaklantaarn in haar hand, haar blik strak op de grond gericht. Die eerste vrijwilliger was Petra, die samen met Annelies in paddentijd zelf al af en toe patrouilleerde. Zij liepen regelmatig. De inzet van de andere vrijwilligers verschilde. Een buurvrouw van verderop mailde na al mijn berichten terug en stelde veel vragen maar heeft tot op heden nog geen ronde gelopen. Joop liep juist elke ochtend een rondje, na het hardlopen. Er liepen soms kinderen mee, die goed zijn in het spotten van de dieren. Een van de jongens hielp de kikkers uit de putten met een zelfgemaakte ladder van gaas. De kikkers wisten meteen wat hij bedoelde. Elke ochtend kreeg ik mails met aantallen gevonden dieren. In dat eerste jaar hebben we in totaal 338 padden, 162 kikkers en 96 salamanders overgezet.
Padden leren zien
Padden en kikkers zijn niet slijmerig of koud. Ze hebben zachte lijfjes, die de temperatuur van je handen aannemen als je ze oppakt. Padden zijn voorzichtig en rustig. Kikkers zijn feller. Ze willen soms ontsnappen, dan voelt het alsof je een vreemde wil ontmoet. Elk individu reageert anders op het optillen – sommigen geven zich direct over, anderen willen echt graag naar de vijver. Soms heeft een koppel elkaar al gevonden, dan moeten ze samen naar de kant worden getild. De truc is om de dieren voorzichtig op te pakken en toch te zorgen dat ze niet weg kunnen springen als je loopt. Padden pak ik meestal op met mijn duim en wijsvinger onder hun oksels, en dan zet ik ze op mijn andere hand. Salamanders, die koel en zacht zijn, pak ik ook zo. Om kikkers vouw ik van bovenaf mijn handen heen.
Padden en kikkers zitten als boeddha’s op de straat, soms mooi uitgelicht door een lantaarnpaal. Padden kruipen langzaam over de weg, kikkers springen. Salamanders zijn een donker streepje. Hun probleem is dat ze zo moeilijk te zien zijn. Ik liep in maart en april bijna elke avond twee keer de hele ronde. Soms omdat er niemand anders kon, op drukke avonden als extra ondersteuning. Hond Doris ging met me mee. Soms liepen we uren door de regen voor twee padden.
Op drukke avonden kregen de vrijwilligers een soort kikkerkoorts: de drang om zoveel mogelijk dieren te vinden
Mijn ervaring van de straten veranderde. Ik raakte afgestemd op de amfibieën, ook als ik niet actief speurde vielen ze me op. In het donker vallen de dieren weg tegen de achtergrond, maar als je vaker loopt, leer je hun vorm tussen andere schaduwen herkennen. Je ogen leren ze zien, zonder erbij na te denken, zoals je vingers uit zichzelf de toetsen vinden tijdens het pianospelen. Naast het herkennen van de dieren leerde ik sneller inschatten hoe ze opgepakt wilden worden en waar ze heen wilden, welke stegen favoriet zijn en welke ze vermijden. En ik begon van ze te houden. In de lente voelde ik trots als ik een kikker hoorde kwaken of kikkerdril zag, of als ik de plop hoorde van een pad die in de vijver springt.
De vrijwilligers beschreven hetzelfde: door de dieren te helpen, leerden ze hen zien, en zagen ze de omgeving anders. Daardoor raakten ze meer betrokken bij de niet-menselijke buren in het dorp. De vrijwilligers waren ook blij om elkaar tegen te komen. Vanwege de coronapandemie en de avondklok was er verder weinig te doen. Op drukke avonden kregen ze een soort kikkerkoorts: de drang om zoveel mogelijk dieren te vinden. Maar ook als het er weinig waren, waren ze trots, want elke pad telt.
Aandacht en liefde
Het leren zien van padden, kikkers en salamanders is niet alleen een praktische kwestie. Het oefenen van aandacht heeft morele waarde. Het kan mensen helpen zichzelf minder centraal te stellen en anderen serieus te nemen. Volgens Iris Murdoch richtte de westerse filosofie zich van oudsher vooral op de wil in het denken over moraliteit, niet op zien of aandacht. Daardoor raakten filosofen erg gericht op het zelf, en verloren ze concrete anderen uit het zicht. Een te sterke gerichtheid op het ego vertroebelt het beeld van de wereld buiten jezelf.
Om dat tegen te gaan moeten we volgens Murdoch ‘ontzelven’. Een belangrijk onderdeel daarvan is aandachtig zijn tegenover echte anderen. De aandacht die Murdoch bedoelt is niet spectaculair, je hebt er geen telescoop voor nodig, geen app op je telefoon. Het gaat juist om aandachtig zijn in dagelijkse praktijken en gebeurtenissen. Kijk maar eens goed naar een merel, een wilg of een steen. Aandachtig zijn is een houding, die je steeds opnieuw aanneemt, geen vaardigheid die je eens aanleert en niet meer verleert.
Door aandachtig te zijn kun je in contact komen met de realiteiten van anderen, over vooroordelen heen. Dat is het werk van liefde, schrijft Murdoch. Liefde is een oefening, ook tegenover andere mensen. Er wordt soms over liefde gesproken als iets dat je toekomt, of waar je recht op hebt. En soms heb je geluk. Maar om er recht aan te doen moet je aandachtig blijven.
Aandachtig zijn is ook iets waar we ons collectief in kunnen oefenen. Door te speuren naar kikkers, padden en salamanders, ze naar de overkant te begeleiden, en steeds opnieuw door dezelfde straten te lopen, leerden de vrijwilligers en ik een nieuwe houding aan. We vonden al dat de levens van de kikkers, padden en salamanders de moeite waard zijn, want anders zouden we er niet aan zijn begonnen, maar door ze te helpen werd dit gevoel sterker. Door de dieren aan te raken en te proberen te begrijpen waar ze heen willen, kwamen we in heel direct contact met hun leefwereld. Dat liet ons zien dat wij niet de enige dieren in het dorp zijn, maar tuinen, steegjes, vijvers, speeltuin en straten delen met allerlei anderen. Natuurlijk weten mensen dat in theorie wel, maar door op deze manier aandachtig te zijn werd onze leefwereld uitgebreid.
Betere buren worden
Het enthousiasme strekte zich uit tot buiten de werkgroep. Mensen schoten me tijdens het lopen aan om te vragen wat ze moesten doen als ze een pad of kikker op de weg zagen. Een postbezorger belde aan voor hulp toen er een pad voor het wiel van zijn busje zat. Een buurman vertelde dat hij met zijn dochter altijd de kikkers uit de put achter zijn huis haalt met een schepnet, een andere buurman vertelde over een pad die in de boot in zijn tuin woonde.
Er was natuurlijk ook onverschilligheid. „Het zijn er zoveel”, zei een buurvrouw verderop. „Er zijn ook veel mensen”, zei ik. Dat is geen reden om individuen in nood niet te willen helpen. Sommige automobilisten, vooral in suv’s, wilden doorrijden terwijl er kikkers op de weg zaten en stopten pas als ik recht voor hun auto ging staan. Maar toch veranderde de komst van de werkgroep iets in het verhaal van het dorp. Amfibieën zijn niet langer dieren die je zomaar doodrijdt, het zijn wezens om op te passen.
Wanneer het gaat over de grote problemen van deze tijd, zoals de klimaatcrisis, uitsterving van soorten en verlies van biodiversiteit, ligt er veel nadruk op grote politieke veranderingen. Die zijn nodig. Maar verandering vraagt om meer dan aanpassingen in het systeem dat er al ligt: het vraagt om een nieuwe houding naar anderen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/03/data83032637-ed1b37.jpg)
We zijn als soort erg op onze eigen wil gericht, ten koste van de andere dieren. Die houding herzien vraagt om aandacht. De wereld is al meersoortig, dat kunnen we beter leren zien.
De padden, kikkers en salamanders wonen hier waarschijnlijk al eeuwen. Het dorp en mijn tuin zijn meer van hen dan van mij. Rekening houden met de niet-menselijke anderen en begrijpen dat zij ook meetellen maakt de wereld een ingewikkelder plek om te leven. Maar het kan ook helpen. Andere dieren hebben hun eigen perspectief op het leven, en kunnen mensen bijvoorbeeld leren anders met het land om te gaan. Zorgvuldiger, meer gericht op delen dan op hebben. Ik vind het geruststellend dat de dieren in de buurt bezig zijn met hun eigen projecten, dat ik niet de enige ben die probeert om er wat van te maken.
Soms vallen er padden en kikkers in de straatkolken in de stegen achter mijn huis. Ik loop dagelijks een rondje om ze eruit te halen. Kikkers redden zich wel een paar dagen, maar padden moeten er snel uit, heb ik gemerkt. Over het algemeen willen de dieren niet uit de put worden gehaald en duiken ze weg, mijn handen lijken op een reiger-snavel. Maar soms is er een pad die begrijpt dat deze mensenhand de enige redding is, zich met alle kracht aan mijn vinger vastpakt en ook op het land niet meteen loslaat. Voor die pad is er net als voor mij niets dat meer telt dan dit leven.