Frankrijk maakt zich groter via Europa. Waar het land in zijn eentje geen grootmacht meer kan zijn, poogt het door een sterke Europese Unie toch dominant te blijven in de wereld. In Frankrijk leeft al decennia het „idee van een Groot Frans Europa, dat Frankrijk ‘Great Again’ laat worden”, zo citeerde Caroline de Gruyter in haar column vorige week de oud-Eurocommissaris Pascal Lamy.
Maar wat doet Nederland? De door De Gruyter beschreven voortvarendheid van president Macron in zijn rol als EU-voorzitter roept de vraag op hoe Nederlandse politici zich tot grote internationale gebeurtenissen verhouden.
Het contrast kan haast niet groter, zo concluderen wij op basis van een analyse van de omgang van Franse en Nederlandse publieke elites met enkele prominente gevallen uit de 21ste eeuw: 9/11, de tsunami uit 2004, de Arabische Lente en de verkiezing van Donald Trump.
Ook wij zien dat Franse politici rond al deze gebeurtenissen een belangrijke positie opeisen. President Chirac was de eerste internationale politicus die president Bush bezocht na de Twin Tower-aanslagen en hij positioneerde zich meteen als spil bij de totstandkoming van nieuw internationaal anti-terrorismebeleid. Tijdens de Arabische Lente wierp president Sarkozy zich op als de man die de Libiërs ging bevrijden van Gaddafi.
Beide waren geen solitaire acties van de president, ze werden in Frankrijk breed omarmd. Zo schreef een groep intellectuelen met diverse politieke voorkeuren – van Bernhard-Henry Lévy tot Daniel Cohn-Bendit – in 2011 een opiniestuk in Le Monde met de ronkende titel: „Ja, we moeten interveniëren in Libië, en snel!”. Nederland leverde een bescheiden militaire bijdrage aan de afzetting van Gaddafi, maar die werd vooral begroet met ironie en scepsis. Oorlogshistoricus David Barnouw stelde in het Algemeen Dagblad over deze poging om voor een land met enige invloed door te gaan: „Nonsens natuurlijk, het is piepklein. Maar we willen absoluut niet zo onbeduidend zijn als Denemarken, we willen met de grote jongens meedoen.” Deze verhoudingen worden tijdens de Oekraïne-oorlog weer duidelijk: waar Macron zo terecht kan bij Zelensky, moest Rutte verschillende pogingen doen om eventjes met hem in contact te komen.
Wel volop discussie
De Franse neiging om zich rond buitenlandse grote gebeurtenissen belangrijk te maken, wijkt dus sterk af van de bescheiden Nederlandse ambities op dit gebied. Maar dit betekent niet dat er bij ons ingetogen op zulke gebeurtenissen wordt gereageerd. Gedurende de Arabische Lente was er volop discussie over de vraag wat de omwentelingen betekenden voor de binnenlandse verhouding tot de islam. In eerste instantie waren vooral progressieve denkers positief (want islam en democratie bleken compatibel), later zagen conservatieven hun gelijk bevestigd (de islamitische politieke bewegingen waren toch niet zo vrijheidslievend).
Ook de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten hakte er bij ons stevig in. Dagenlang vroegen talkshows en kranten zich angstig af of deze gebeurtenis een nieuwe populistische doorbraak in eigen land zou veroorzaken. Mark Rutte verwees hiernaar toen hij een paar maanden later, in zijn overwinningsspeech bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2017, stelde: „Het is een avond waarbij Nederland [...] ‘ho’ heeft gezegd tegen het verkeerde soort populisme”.
Buitenlandse gebeurtenissen lokken in Nederland dus wel degelijk intense reacties uit. Maar die betreffen in verhouding tot Frankrijk veel meer het binnenland. Op het moment dat de Arabische Lente een weinig rooskleurig beeld van de islam leek te geven, politiseerde zelfs Marine Le Pen dit niet voor Franse binnenlandse debatten over moslimintegratie. En hoewel Franse opiniemakers naar aanleiding van Trumps verkiezing waarschuwden voor het gevaar van overslaand populisme, waren zij uiteindelijk vooral geïnteresseerd in hoe Macron hun land vertegenwoordigde in ontmoetingen met Trump (hun wedstrijdjes handen schudden!).
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/07/data73496017-193038.jpg)
Een nationale bril
Waar buitenlandse gebeurtenissen in Frankrijk met name gelden als mogelijkheden om het wereldtoneel te ‘fransificeren’, zijn ze in Nederland hoofdzakelijk reden om te ‘domesticeren’ – om te reflecteren op allerlei binnenlandse kwesties. Omdat we onbetekenend zijn op het wereldtoneel, komt het buitenland veel harder bij ons ‘binnen’.
Dit zien we ook terug in het gedrag van populistische politici in beider landen. Marine Le Pen is weliswaar minder gericht op het aangaan van supranationale samenwerking dan Macron, maar ook zij staat een prominente koers van Frankrijk in de internationale arena voor, in de traditie van De Gaulle, als onafhankelijke grootmacht ten opzichte van de Verenigde Staten. Wilders en Baudet richten zich daarentegen vooral op bescherming van de eigen samenleving tegen EU-beleid.
Deze voorbeelden tonen tegelijkertijd aan wat de twee houdingen gemeen hebben: in beide gevallen wordt het buitenlandse primair vanuit een nationale bril bezien.